002476 rapport Avans Den Bosch hbo-ba Maatschappelijk Werk en ...
Transcript of 002476 rapport Avans Den Bosch hbo-ba Maatschappelijk Werk en ...
AVANS Hogeschool
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
’s-Hertogenbosch
Beperkte opleidingsbeoordeling
© Netherlands Quality Agency (NQA)
November 2013
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 2/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 3/57
Inleiding
Dit visitatierapport bevat de beoordeling van de bestaande, voltijdse hbo-bacheloropleiding
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) van AVANS Hogeschool te ’s-
Hertogenbosch. De opleiding MWD maakt samen met de opleidingen Culturele en
Maatschappelijke Vorming (CMV) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) deel uit
van de Academie voor Sociale Studies ’s-Hertogenbosch (ASH).
Bij de opleiding MWD in Den Bosch studeren ruim 600 studenten. Het MWD-team bestaat uit
29 docenten met een gezamenlijk aanstellingsomvang van 22,9 fte.
De beoordeling is uitgevoerd door een visitatiepanel dat door NQA in opdracht van AVANS
Hogeschool en in overleg met de opleiding is samengesteld. Het panel is voorafgaand aan
de visitatie goedgekeurd door de NVAO.
Onder verantwoordelijkheid van AVANS Hogeschool wordt te Breda ook een voltijd- en in
Breda en Den Bosch een deeltijdopleiding MWD uitgevoerd. Deze opleidingen maken deel
uit van de Academie voor Sociale Studies Breda (ASB). De voltijd- en deeltijdopleidingen van
ASB worden apart, maar wel door hetzelfde NQA-panel, gevisiteerd.
Het rapport beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies van het panel. Het is
opgesteld conform het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de
NVAO (22 november 2011) en het NQA Protocol 2013 voor de beperkte
opleidingsbeoordeling.
De visitatie heeft plaatsgevonden op 22 en 23 oktober 2013.
Het visitatiepanel bestond uit:
Mevrouw K. Kleine (voorzitter, domeindeskundige)
De heer drs. J. Loovers (domeindeskundige)
Mevrouw M. Verharen MLC (domeindeskundige)
Mevrouw M. Heesters (studentlid)
Mevrouw H.G. Burgler-Feenstra, auditor van NQA, trad op als secretaris van het panel.
Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en
inhoud voldeed aan de eisen van het desbetreffende beoordelingskader van de NVAO en
aan de eisen van het NQA Protocol 2013.
Het panel heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht.
De visitatie is uitgevoerd conform de in het NQA Protocol 2013 beschreven procedure.
De opleiding heeft zowel voor studenten als docenten het open spreekuur aangekondigd,
maar hiervan is geen gebruik gemaakt.
De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben
het visitatiepanel in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 4/57
Het visitatiepanel verklaart dat de beoordeling van de opleiding in onafhankelijkheid heeft
plaatsgevonden.
Utrecht, 28 november 2013
Panelvoorzitter Panelsecretaris
Mevrouw K. Kleine Mevrouw H.G. Burgler-Feenstra
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 5/57
Samenvatting
AVANS Hogeschool in Den Bosch verzorgt de voltijdopleiding Maatschappelijk Werk en
Dienstverlening (MWD). Deze opleiding maakt deel uit van de Academie voor Sociale
Studies ‘s-Hertogenbosch. Bij deze Academie horen ook de opleidingen Culturele en
Maatschappelijke Vorming (CMV) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Alle
studenten van de Academie voor Sociale Studies volgen in het eerste studiejaar dezelfde
onderwijsmodules. Je werkt eerst in gemengde groepen en het laatste blok in een
opleidingsspecifieke groep. Hierdoor kun je nog gemakkelijk naar een andere opleiding
overstappen als je eerste keuze verkeerd zou zijn. Studenten met een verwant mbo-4
diploma kunnen zich laten adviseren over een versneld studietraject.
Bij de opleiding MWD staan in 2013 ongeveer 600 studenten ingeschreven. De opleiding
wordt door 29 docenten verzorgd.
Op 22 en 23 oktober 2013 is de opleiding door een visitatiepanel beoordeeld. Op grond van
alle verkregen informatie beoordeelt het panel de opleiding, als goed.
Standaard 1, Beoogde eindkwalificaties
Wie afstudeert aan de MWD-opleiding ontvangt de graad Bachelor of Social Work. Als
maatschappelijk werker beheers je dan 28 landelijk vastgestelde eindkwalificaties of
competenties. Samengevat kun je als beginnend maatschappelijk werker met cliënten
werken, ben je geschoold in samenwerken, kun je een bijdrage geven aan het functioneren
van een instelling en aan de ontwikkeling van het beroep en heb je de houding om jezelf in
het beroep te blijven bijscholen. Specifiek voor de opleiding in Den Bosch geldt dat je ook
ervaring hebt opgedaan met de bredere sociaal agogische competenties, doordat je
gedeeltelijk hetzelfde onderwijs volgt als de SPH- en CMV-studenten. De opleiding vindt het
belangrijk dat studenten over de schotten van het eigen beroep heen kunnen kijken.
Een tweede speerpunt is het opleiden van maatschappelijk geëngageerde en kritische
professionals.
De opleiding volgt belangrijke ontwikkelingen in de samenleving en in het beroep van de
maatschappelijk werker, onder andere door jaarlijks samen met het werkveld een congres te
organiseren.
Het visitatiepanel beoordeelt standaard 1 als goed.
Standaard 2, Onderwijsleeromgeving
De opleiding geeft een duidelijke verantwoording voor de inhoud van het
onderwijsprogramma. De verschillende onderwijseenheden gezamenlijk zorgen ervoor dat
de student alle sociaal agogische en MWD-competenties leert beheersen. In jaar 3 draagt de
jaarstage daar in belangrijke mate aan bij. In jaar 4 volgen de studenten naar eigen keuze
een minorprogramma. Dit kan leiden tot verbreding of juist verdieping van de competenties.
De opleiding MWD werkt de eindkwalificaties uit tot op het niveau van leerdoelen en
toetscriteria. Dit is goed zichtbaar in de studiehandleidingen voor studenten, die van zeer
goede kwaliteit zijn.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 6/57
De opleiding weet de eigen profilering in het curriculum tot uitdrukking te brengen. De
student wordt vaak gevraagd om zijn eigen visie te geven en stelling te nemen in
professionele discussies. Onderzoeksvaardigheden spelen naar de mening van de opleiding
een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een kritische beroepshouding. Ze vormen daarom
een herkenbare leerlijn in het curriculum.
De docenten van de opleiding zijn enthousiast en deskundig. Samen met het management
zorgen zij ervoor dat de organisatie goed loopt en dat de kwaliteit van het onderwijs hoog
blijft. Dat vraagt ook een actieve houding van studenten bijvoorbeeld in de vorm van
meedoen aan de onderwijsenquêtes, of begeleiden van medestudenten. Docenten blijven op
de hoogte van de praktijk, onder andere door elk jaar een docentstage van 40 uur in het
werkveld te lopen.
Op het gebied van internationalisering is de opleiding nog in ontwikkeling. Studenten kunnen
stage lopen in het buitenland of daar een afstudeerproject uitvoeren. Terecht worden er dan
strenge eisen gesteld aan de kwaliteit van de buitenlandse organisaties of opleidingen.
Alles bij elkaar biedt de opleiding voldoende faciliteiten en een stimulerende en
samenhangende leeromgeving, waarin de competenties kunnen worden gerealiseerd.
Het visitatiepanel beoordeelt standaard 2 als goed.
Standaard 3, Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
De toetsen, waarmee de studieonderdelen worden afgesloten zijn gevarieerd en passen bij
het gegeven onderwijs. Er zijn schriftelijke tentamens, opdrachten om een beroepsproduct te
maken, presentaties en verslagen. De toetsen worden individueel of met een groep gemaakt.
Docenten zijn en worden geschoold in het ontwikkelen en beoordelen van toetsen en zijn
hierover met elkaar in gesprek. De opleiding laat in de studiehandleidingen zien dat de
beoordelingscriteria aansluiten bij de sociaal agogische en de MWD-competenties. Alle
toetsen gezamenlijk dekken zo de beoogde eindkwalificaties. De kwaliteit van de toetsen
wordt geborgd door actief en ondersteunend optreden van de examen- en toetscommissie.
De opleiding werkt met toetsmatrijzen, antwoordmodellen en feedbackformulieren, waardoor
studenten erop kunnen vertrouwen dat docenten het onderling over de inhoud en
beoordeling van de toets eens zijn.
In jaar 4 studeert de student af met een afstudeerproject en de individuele profilering. Het
project wordt in duo’s uitgevoerd die samen een opdracht vanuit het werkveld uitwerken. Dit
mogen ook twee studenten van verschillende opleidingen binnen de Academie voor Sociale
Studies zijn. Bij de individuele verantwoording wordt elke student uitgedaagd kritisch stelling
te nemen en maatschappelijke betrokkenheid aan het beroep van maatschappelijk werker te
verbinden.
Het visitatiepanel vindt het afstudeerwerk ten minste van voldoende hbo-bachelorniveau. De
projectrapporten vallen op door hun goede structuur en overwegend goede methodische
aanpak. Bij de individuele verantwoording en profilering bereiken de meeste studenten een
meer dan gemiddelde diepgang. De opleiding houdt zelf de kwaliteit van het afstudeerwerk
kritisch in de gaten en vraagt elk jaar aan studenten om hierover een evaluatie in te vullen.
Het visitatiepanel beoordeelt standaard 3 als goed.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 7/57
Inhoudsopgave
1 Basisgegevens van de opleiding 9
2 Beoordeling 11
Standaard 1 Beoogde eindkwalificaties 11
Standaard 2 Onderwijsleeromgeving 14
Standaard 3 Toetsing en gerealiseerde resultaten 24
3 Eindoordeel over de opleiding 31
4 Aanbevelingen 33
5 Bijlagen 35
Bijlage 1: Eindkwalificaties van de opleiding 37
Bijlage 2: Overzicht opleidingsprogramma 39
Bijlage 3: Bij verantwoordingsformulier 43
Bijlage 4: Bezoekprogramma 49
Bijlage 5: Bestudeerde en ter inzage gegeven documenten 51
Bijlage 6: Overzicht bestudeerde afstudeerwerken 55
Bijlage 7: Verklaring van volledigheid en correctheid 57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 8/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 9/57
1 Basisgegevens van de opleiding
Administratieve gegevens van de opleiding
1. Naam opleiding in CROHO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
2. Registratienummer opleiding in CROHO 34616
3. Oriëntatie en niveau Hbo-bachelor
4. Aantal studiepunten 240
5. Afstudeerrichting(en) N.v.t.
6. Variant(en) Voltijd
7. Locatie(s) Den Bosch
8. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO Vorige visitatie: 2007
Besluit NVAO: 14-5-2008
9. Code of conduct Is getekend
*) Associate degree, indien van toepassing
Administratieve gegevens van de instelling
10. Naam instelling AVANS Hogeschool
11. Status instelling Bekostigd
12. Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg Positief
Kwantitatieve gegevens over de opleiding
1. In- door- en uitstroomgegevens van de laatste vijf cohorten
2008 2009 2010 2011 2012
Uitval uit het eerste jaar (percentage) 32% 28% 23% 23% 23%
Uitval uit de bachelor (percentage van de herinschrijvers na jr 1)*
11% 20% 19%
Rendement n+1 van herinschrijvers na jaar 1 (percentage van de herinschrijvers na jr 1)
84%
2. Docentkwaliteit
66 procent van de 29 MWD-docenten heeft een mastergraad, er zijn geen gepromoveerde
docenten.
3. Gerealiseerde docent-studentratio
De docent-student ratio in 2010, 2011 en 2012 was respectievelijk 1:23,7, 1:21,4 en 1:23,2.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 10/57
4. Gemiddeld aantal contacturen1 per fase van de studie (een fase kan bijvoorbeeld
aangegeven worden in reguliere studiejaren, de stage en de afstudeerperiode).
Jaar 1: 15,7 Jaar 2: 13,7 Jaar 3 (Stagejaar): 3,7 Jaar 4 Minorfase: 8,9 Jaar 4 Afstudeerfase: 3,6
1 Een contactuur is een klokuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Bij de berekening van contacturen per week is het totaal aantal klokuren per jaar gebruikt als grondslag, uitgaande van het aantal weken per jaar dat de opleiding besteedt aan lesweken (32 weken)
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 11/57
2 Beoordeling
Het visitatiepanel beschrijft hieronder per standaard van het NVAO beoordelingskader de
bevindingen, overwegingen en conclusies. Het eindoordeel over de opleiding volgt in
hoofdstuk 3.
Standaard 1 Beoogde eindkwalificaties
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie
geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.
Bevindingen
De eindkwalificaties van de opleiding MWD zijn gelijk aan de MWD-competenties die in 2009
zijn vastgesteld in het landelijk opleidingsoverleg MWD (Herkenbaar en Toekomstgericht,
Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en
Dienstverlening, oktober 2009). De opleidingscoördinator van MWD-Den Bosch nam ten tijde
van de ontwikkeling van de competenties deel aan het landelijk opleidingsoverleg en dat is
nu nog het geval.
De MWD-competenties corresponderen met de sociaal agogische kwalificaties zoals
geformuleerd in Vele takken, één stam, november 2008, die ook gelden voor de opleidingen
CMV en SPH. Zo ontstaat voor de MWD-competenties een dubbele verantwoording. Ze zijn
enerzijds verankerd in bredere landelijke afspraken binnen het sociaal agogische domein,
anderzijds in specifieke, eveneens landelijk gemaakte afspraken over de startbekwaamheid
van de MWD-professional.
De MWD-competenties zijn geordend in drie sociaal agogische taakgebieden of segmenten
en zes MWD-specifieke kerntaken:
- Directe en indirecte hulp- en dienstverlening
• Werken met en namens cliënten
• Werken voor cliënten en potentiële cliënten
- Werken in en vanuit een arbeidsomgeving
• Werken in de eigen instelling of organisatie
• Werken in externe samenwerkingsverbanden
- Werken aan professionaliteit en professionalisering
• Zichzelf ontwikkelen in het beroep
• Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep
Elk van de zes kerntaken is in het opleidingsprofiel uitgewerkt in MWD-competenties, 28 in
totaal (zie bijlage 1).
Het opleidingsprofiel is tot stand gekomen in samenspraak met de Nederlandse Vereniging
van Maatschappelijk Werkers.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 12/57
Zo is er voor gezorgd dat het aansluit bij het gewenste beroepsprofiel (Het Beroepsprofiel
van de maatschappelijk werker, 2006). Bij de ontwikkeling van het opleidingsprofiel is
rekening gehouden met een internationaal perspectief op het beroep van maatschappelijk
werker. Dit is gebeurd door uit te gaan van internationaal erkende standpunten zoals
verwoord in het internationale Mission statement social work en de Global Standards for the
Education and Training of the Social Work Profession.
Het niveau van de landelijk vastgestelde eindkwalificaties wordt verantwoord door de relatie
met de Dublin descriptoren aan te tonen en daar een eigen uitwerking aan te geven. Een
aantal voorbeelden van de manier waarop het bachelorniveau wordt gekarakteriseerd:
- Een beginnend maatschappelijk werker heeft het vermogen om methodisch reflectief te
handelen, gebaseerd op kennis van, inzicht in en ervaring met beproefde methoden. De
maatschappelijk werker is in staat om op basis van praktijkervaring en praktijkonderzoek
een methodische benadering te kiezen en te verantwoorden;
- Een beginnend maatschappelijk werker heeft het vermogen om overwegingen,
bevindingen, resultaten mondeling en schriftelijk voor het voetlicht te brengen aan leken
(cliënten), de organisatie en professionals.
De opleiding heeft uit didactische overwegingen het te bereiken bachelorniveau verdeeld in
vier categorieën, in navolging van de landelijke niveaubeschrijving voor sociaal agogische
beroepen. Studenten ontwikkelen hun competenties van eenvoudig tot complex in vier
stappen (A, B1, B2, tot en met C). De mate van beroepsontwikkeling en zelfstandigheid loopt
op naar het eind van de opleiding. Het bachelorniveau van de opleiding correspondeert met
de landelijke afspraken hierover.
Het huidige curriculum van de MWD-opleiding is vanaf september 2008 gefaseerd per
studiejaar ingevoerd. Dit proces liep nagenoeg parallel aan de ontwikkeling en implementatie
van de landelijke kaders voor de sociaal agogische beroepen, zoals vastgelegd in Vele
takken, één stam. In het landelijk opleidingsprofiel wordt een Body of Knowledge and Skills
gedefinieerd (BoKS / kennis en vaardigheden), die de opleiding hanteert om de juiste inhoud
aan het opleidingsprogramma te geven. Kennisgebieden zijn bijvoorbeeld agogiek, ethiek of
recht. Voorbeelden van vaardigheden zijn gespreks- of expressieve vaardigheden.
Landelijke ontwikkelingen en de reactie van de opleiding daarop worden besproken in de
werkveldadviesraad. De werkveldadviesraad bestaat uit zes personen uit het werkveld en
drie personen vanuit de opleiding, waaronder de voorzitter van de onderwijscommissie.
Mede door deze bezetting is de opleiding in staat concreet gestalte te geven aan de
validering van het curriculum door het werkveld. In de werkveldadviescommissie is
tweerichtingsverkeer mogelijk tussen opleiding en werkveld. Het visitatiepanel heeft dit in de
verslagen van de werkveldadviesraad kunnen zien. Een andere manier om mee te denken
en te praten over landelijke ontwikkelingen realiseert de opleiding door een jaarlijks congres
te organiseren samen met één van de ASH-convenantpartners. Onderwerpen voor deze
congressen in de afgelopen jaren waren bijvoorbeeld ‘Werken met risicojongeren’,
‘Samenlevingsopbouw’ en ‘Welzijn nieuwe stijl’.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 13/57
Alle opleidingen van ASH profileren zich op twee aspecten:
- ASH leidt geëngageerde en kritische professionals op;
- ASH leidt op tot breed georiënteerde professionals, die in staat zijn om ‘over de schotten’
van het eigen beroep heen te kijken.
Voor de MWD’er betekent dit een voorkeur voor een systeemgericht perspectief en het
werken in (multi)disciplinaire teams. Dit sluit aan bij ontwikkelingen in de beroepspraktijk,
zoals het netwerk- en wijkgericht werken.
Het visitatiepanel heeft de gekozen profilering bij de verschillende gespreksgroepen ter
sprake gebracht en stelt vast dat management, docenten en studenten hier op een
eenduidige manier over spreken. De geëngageerde en (zelf)kritische attitude komt in vele
aspecten van de opleiding tot uitdrukking.
Op het gebied van internationalisering hebben ASH en ASB samen beleid geformuleerd
(Internationaliseringsbeleid ASB-ASH, 2011). ASH concretiseert dit beleid op verschillende
manieren, waaronder het onderhouden van contacten met collega- instellingen in het
buitenland, het mogelijk maken voor studenten om in het buitenland stage te lopen of een
periode te studeren en het invoeren van internationaal georiënteerde elementen in het
curriculum. Het panel is positief over de doordachte manier, waarop het management
internationalisering benadert. Dit blijkt onder andere uit de principiële houding tegenover de
kwaliteit van buitenlandse stageplaatsen. Naar de mening van het visitatiepanel verkeert de
internationalisering van het curriculum in een beginfase.
De Basiswaarden van het beroepshandelen 2007, Het Opleidingskader ASH 2013 en Het
Visiedocument MWD 2012-2013 vormen de brug van de eindkwalificaties naar het
onderwijsprogramma. Het visitatiepanel stelt vast dat de opleiding hiermee een goed
onderbouwd startpunt heeft voor de uitvoering van het onderwijs. De afgestudeerde ontvangt
de graad Bachelor of Social Work. De opleiding onderzoekt de mogelijkheden om studenten
binnen het bewust brede programma toch erkend te kunnen laten specialiseren, bijvoorbeeld
in het jeugdzorgwerk.
Overwegingen en conclusie
De opleiding beoogt eindkwalificaties te bereiken die wat betreft inhoud en niveau passend
zijn voor de Bachelor of Social Work. Deze eindkwalificaties zijn vervat in 28 landelijk
vastgestelde competenties. Het panel stelt vast dat de opleiding de landelijke ontwikkelingen
op een correcte manier volgt en daar, bijvoorbeeld met het jaarlijkse congres, zelf een
bijdrage aan levert. De keus om geëngageerde en kritische professionals op te leiden die
breed georiënteerd zijn en in staat zijn om ‘over de schotten’ van het eigen beroep heen te
kijken, wordt binnen de opleiding breed ondersteund en uitgedragen.
In de uitwerking van de eindkwalificaties is een tweesporenbeleid zichtbaar, ASH-breed en
MWD-specifiek. De keus voor een gedeeltelijk generieke uitwerking van het curriculum past
bij de doelstelling om studenten te leren verder te kijken dan het eigen beroep. Het panel
vindt de documenten, zoals Het Opleidingskader ASH 2013, waarmee de basis wordt gelegd
voor de uitwerking van het onderwijsprogramma, van goede kwaliteit.
Op het gebied van internationalisering is de opleiding nog in ontwikkeling.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 14/57
Het panel is positief over de keus om het curriculum geleidelijk van internationale aspecten
te voorzien en steunt de opleiding in het handhaven van strenge kwaliteitseisen voor stages
of studeren in het buitenland.
Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel goed.
Standaard 2 Onderwijsleeromgeving
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de
instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.
Bevindingen
De structuur van het programma
Het curriculum van de opleiding MWD omvat 240 EC, 210 EC voor de major en 30 EC voor
de minor. De structuur van het curriculum is ASH-breed voor alle drie opleidingen gelijk en
kent verschillende indelingsprincipes. Er is een periodestructuur in de eerste twee jaren, met
15 EC per periode. Elke periode bestaat uit zeven onderwijsweken, een tentamenweek, een
herkansingsweek en een evaluatieweek; tien weken in totaal. Jaar 3 wordt gekenmerkt door
de ‘jaarstage’ en jaar 4 kent een verdeling in twee semesters van elk 30 EC voor de minor en
het afstuderen.
Alle vier perioden in de propedeuse worden ASH-breed/generiek ingevuld. Studenten van de
drie opleidingen vormen gedurende de eerste drie perioden gemengde groepen en in
periode 4 maken ze de overstap naar opleidingsspecifieke groepen. Jaar 2 wordt
voornamelijk opleidingsspecifiek ingevuld (42 EC), maar kent ook generieke lijnen:
Studieloopbaanbegeleiding, Bijzondere Leer Activiteiten, Beroepspraktijkvorming en
Onderzoeksvaardigheden, gezamenlijk 18 EC. In jaar 3 zijn de onderdelen
Beroepspraktijkvorming, Professionele dilemma’s en Verantwoording methodisch handelen
beroepsspecifiek (49 EC) en Supervisie en Studieloopbaanbegeleiding generiek (11 EC).
Jaar 4 tenslotte is met de minor en het afstuderen geheel generiek ingericht, hoewel de
beoordelingscriteria voor het afstuderen mede vanuit de MWD-competenties worden
verantwoord.
Jaar 1 wordt ook wel de oriënterende en selecterende fase genoemd, jaar 2 en 3 samen de
beroepsvoorbereidende en beroepsvormende fase en jaar 4 is de verdiepende of
verbredende afstudeerfase. In de relatief grote omvang van het generiek ingevulde
curriculum herkent het panel de keus van de opleiding om studenten te leren over de
grenzen van het eigen beroep heen te kijken.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 15/57
Inhoud van het programma
Relatie tussen de beoogde eindkwalificaties en de inhoud van het programma
Het MWD-curriculum is vanaf september 2008 over de verschillende studiejaren uitgerold.
De opleiding kent een cyclus van ‘klein onderhoud’, die elk jaar op basis van evaluaties
wordt uitgevoerd en ‘groot onderhoud’ voor meer ingrijpende aanpassingen één maal per
vier jaar. Het huidige curriculum is uitontwikkeld en op grond van evaluaties continu
bijgesteld.
In de Curriculumverantwoording MWD geeft de opleiding per studiejaar een onderbouwing
voor het onderwijsprogramma. De inhoud van het onderwijs is gedeeltelijk ASH-breed
(generiek) en gebaseerd op de algemene sociaal agogische competenties en voor een deel
MWD-specifiek. In beide gevallen verantwoordt de opleiding bij de onderdelen van elk
studiejaar hoe de relatie met de MWD-beroepspraktijk moet worden gezien. Een aantal
voorbeelden: de propedeuse start met ‘de contouren, de waarde en de zin van het sociaal
agogisch werk vanuit macroperspectief’. Dit is gerelateerd aan de MWD-kerntaken ‘Werken
in externe samenwerkingsverbanden’ en ‘Werken aan professionaliteit en
professionalisering’. In jaar 2 leert de student onder andere ‘systeemgericht werken met een
scherp oog voor de intermenselijke zelfregulatie’. Hier komen veel MWD-competenties uit de
kerntaak ‘Werken met en namens cliënten’ aan bod.
De onderbouwing mondt uit in een leerplanschema per jaar. De leerplanschema’s laten zien
welke studieonderdelen in het jaar voorkomen. Per studieonderdeel wordt terugverwezen
naar de bijbehorende sociaal agogische- en MWD-competenties, wordt een korte
inhoudsbeschrijving gegeven en is een omschrijving opgenomen van de toetsvorm en -
inhoud.
De zogenaamde blauwdrukken van elk studiejaar geven een compact overzicht van de
verschillende studieonderdelen en de onderwijsinhoud. In de blauwdrukken is ook te zien
gedurende welke perioden de studieonderdelen worden uitgevoerd. De studieonderdelen
vertegenwoordigen doorlopende lijnen, zoals Studieloopbaanbegeleiding,
Onderzoeksvaardigheden of Beroepspraktijkvorming of vormen inhoudelijke eenheden met
de duur van een periode. Voorbeelden van inhoudelijke eenheden zijn Mens, gedrag en
communicatie, Relatie als fundament in het maatschappelijk Werk en De normatieve
professional. Bij de onderwijseenheden wordt verwezen naar de domeinen van de BoKS,
waaruit kennis en vaardigheden afkomstig zijn, zoals recht, psychologie, systeemtheorie of
projectmatig werken.
Het panel vindt dat de opleiding met de curriculumverantwoording goed zicht geeft op de
inhoud van het curriculum in relatie tot de te bereiken eindkwalificaties en dat deze inhoud
relevant en up to date is. In de inhoudsbeschrijving van het curriculum ziet het panel terug
dat de opleiding breed georiënteerde professionals wil opleiden die een geëngageerde en
kritische attitude hebben. Een goed voorbeeld hiervan is het studieonderdeel ‘Kernvragen
van het beroep’, waarin de student wordt uitgedaagd om een eigen standpunt in te nemen
tegenover dilemma’s in het beroep en hierbij gebruik te maken van vakliteratuur.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 16/57
De volgende stap in de concretisering van de eindkwalificaties wordt gezet in de
studiehandleidingen. Deze studiehandleidingen zijn steeds volgens een vaste structuur
opgezet en bieden de student houvast bij de uitvoering van zijn taken en de voorbereiding op
de toets. De studiehandleidingen starten met een uitgebreide uitleg over de competenties
waaraan gewerkt wordt. De betrokken competenties worden uitgeschreven, waarna de
bijbehorende leerdoelen worden genoemd. Verderop in de studiehandleiding volgt een
vertaling van de leerdoelen naar beoordelingscriteria. Andere vaste onderdelen in de
studiehandleidingen zijn de beroepscontext (relevantie van dit studieonderdeel voor het
beroep), de plaats in het curriculum, studiebelasting en niveau, de studiewijzer per week,
informatie over de toetsing en de verplichte en aanbevolen literatuur. De studiehandleidingen
zijn voor de student op Blackboard, de elektronische leeromgeving van AVANS Hogeschool,
beschikbaar. Het visitatiepanel heeft Blackboard in werking gezien en vastgesteld dat dit
naar behoren functioneert.
Tijdens de visitatie lagen alle studiehandleidingen voor het panel ter inzage. Het panel is
onder de indruk van de kwaliteit van de studiehandleidingen, zowel wat betreft vormgeving
als wat betreft inhoud. De handleidingen maken de relatie tussen leerdoelen,
beoordelingscriteria en eindkwalificaties prima inzichtelijk en geven tegelijkertijd een goede
ondersteuning voor het leerproces van de student. Het panel vindt dat de opleiding hiermee
een voorbeeldfunctie zou kunnen hebben voor collega-opleidingen.
In de NSE 2013 zijn de studenten in hoge mate tevreden over de inhoud van de opleiding.
De score hiervoor is 4,04 op een vijfpuntschaal.
Kennis en kunde
Het programma van de opleiding MWD is gericht op competentieverwerving. Kennis,
vaardigheden en houdingsaspecten leveren de bouwstenen voor de competenties die
geïntegreerd tot uitdrukking komen in beroepsproducten, de stage en de
afstudeeropdrachten. De vereiste kennis en vaardigheden zijn landelijk vastgelegd in de
BoKS voor MWD-opleidingen. Hieraan refereert de opleiding in de leerplanschema’s per
jaar.
Kennisverwerving is ondergebracht in de zogenaamde conceptuele leerlijn en studenten
oefenen met het toepassen van specifieke beroepsvaardigheden in de vaardighedenlijn.
Over dit laatste vertellen studenten tijdens de visitatie dat ze hun vaardigheden wel vaker en
grondiger hadden willen oefenen alvorens op stage te gaan. Een aantal studenten komt nu
‘zichzelf tegen’ als ze in jaar 3 stage lopen. Met 13 EC in jaar 1 en 2 samen lijkt de
vaardighedenlijn inderdaad weinig omvangrijk.
In de regielijn, studieloopbaanbegeleiding, staat de attitude van de student centraal.
De Beroepspraktijkvorming, in de stagelijn, begint in jaar 1 en wordt afgerond in jaar 3. De
derdejaars stage vormt samen met de Supervisie en de onderwijsprogramma’s ‘Kernvragen
van het beroep’ en ‘Verantwoording van het methodisch handelen’, een goed
samenhangend geheel. In jaar 3 wordt bij uitstek de integratie van kennis, vaardigheden en
attitude gezocht, en wordt de student door docenten en werkveld op zijn competenties
getoetst.
In jaar 1 en 2 toetst de opleiding de ICT- en taalvaardigheden van de student. Het behalen
van deze toetsen is een voorwaarde om de propedeuse te kunnen halen.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 17/57
ASH ondersteunt studenten die hier moeite mee hebben met een oefenprogramma en
studenten kunnen gebruikmaken van de Academiegids ASH 2013, met richtlijnen voor
professioneel taalgebruik en verslaglegging.
De opleiding heeft een expliciete visie op het belang van onderzoeksvaardigheden voor
studenten en beginnende professionals. Onderzoeksvaardigheden worden gezien als de
basis voor een kritische, onderzoekende en reflectieve houding. Professionals moeten
onderzoek van anderen kunnen interpreteren en gebruiken en zelf kunnen participeren in
onderzoek, bijvoorbeeld ten behoeve van beleidsevaluatie of om de effectiviteit van
interventies te kunnen aantonen. Vanwege het belang zijn onderzoeksvaardigheden als lijn
in het curriculum opgenomen én vervlochten in de gehele opleiding. Een viertal docenten is
als onderzoeker betrokken bij een van de lectoraten van het expertisecentrum Veiligheid of
het lectoraat Jeugd, Gezin en Samenleving. Deze docenten brengen voorbeelden uit
onderzoek terug in het onderwijs. Het beleid over onderzoeksvaardigheden is vastgelegd in
de Notitie Onderzoeksvaardigheden in het nieuwe curriculum ASH 2010.
Studenten kunnen, onder andere tijdens de minor, naar keuze hun kennis en vaardigheden
verdiepen of verbreden. De ASH-minor ‘MWD nieuwe stijl’ sluit aan bij de profilering van de
opleiding. Andere ASH-minoren zijn ‘Krachten en kansen in de wijk’, ‘GGZ-agoog’, ‘Werken
in een gedwongen kader’, ‘Werken met jeugd’ en ‘Verslavingskunde’. Maar studenten mogen
ook verbreden buiten ASH.
Het visitatiepanel heeft de Literatuurlijst MWD, 2012-2013 bestudeerd en stelt vast dat de
voorgeschreven en aanbevolen literatuur inhoudelijk relevant en actueel is. De lijst is
geordend volgens de studieonderdelen uit het programma. De student kan in één oogopslag
zien welke literatuur bij een studieonderdeel wordt gebruikt. Op de lijst komt bij de minoren
ook een enkele keer Engelstalige literatuur voor. Dit zou, volgens het eigen
internationaliseringsbeleid, in de toekomst moeten toenemen.
Het oordeel van de studenten in de NSE 2013 over praktijkgericht onderzoek binnen de
opleiding krijgt de score 3,62. Studenten zijn in ruim voldoende mate tevreden hierover.
Vormgeving van het programma
Didactisch concept en werkvormen
In 2007, bij de voorbereiding op een nieuw curriculum, heeft ASH Basiswaarden van het
beroepshandelen geformuleerd. Voorbeelden van deze waarden zijn:
- De curatieve waarde van probleemoplossing in het sociaal functioneren;
- Verbinden van normatieve en instrumentele professionaliteit;
- Ontwikkelen van een eigen persoonlijke visie op het beroep.
Om deze waarden in het onderwijs tot uitdrukking te kunnen brengen en te combineren met
het uitgangspunt van competentiegericht leren (Uitgangspunten en kenmerken van het
didactisch model, 2008), heeft ASH gekozen voor het leerlijnenmodel van Ploegman en de
Bie (2008). Zo zijn in het MWD-curriculum vijf leerlijnen te herkennen: de stagelijn, integrale
lijn, conceptuele lijn, vaardigheden- en regielijn.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 18/57
Deze lijnen zijn duidelijk zichtbaar in de Curriculumverantwoording MWD. De stage-,
integrale- (waaronder onderzoeksvaardigheden) en conceptuele leerlijn zijn sterk (met veel
EC) in het curriculum vertegenwoordigd.
Binnen de leerlijnen is het curriculum concentrisch opgebouwd. In elk studiejaar wordt aan
de volledige set van beroepscompetenties gewerkt, waarbij de moeilijkheidsgraad per jaar
toeneemt. De opleiding heeft de verschillende niveaus (A, B1, B2, C) gedefinieerd in termen
van:
- Mate van complexiteit, van eenvoudig naar complex;
- Mate van beroepsuitoefening, van oriënteren naar verdiepen;
- Mate van zelfstandigheid, van structureren/begeleiden naar adviseren en consulteren.
De concretisering van de niveaus is vastgelegd in de Niveautaxonomie ASH 2008. In het
begin worden de opdrachten voorgestructureerd en door de docenten actief begeleid, aan
het eind van de opleiding vraagt de student op eigen initiatief consult of advies. In elke
studiehandleiding staat een uitleg over het niveau. Studenten weten vooraf wat de
moeilijkheidsgraad van de opdrachten is, hoe zelfstandig ze moeten zijn en wat er bij de
toets van hen wordt verwacht.
In alle leerlijnen zijn de opdrachten realistisch voor de praktijk en zoveel mogelijk authentiek.
De opleiding versterkt de praktijkgerichtheid door convenanten af te sluiten met
werkveldpartners. In deze convenanten worden wederzijdse bijdragen aan en vanuit het
onderwijs afgesproken, zoals stageplaatsen, afstudeerprojecten en gastdocentschappen.
Bij de verschillende leerlijnen horen passende werkvormen. Voorbeelden zijn: hoorcolleges,
basis- en studiegroeplessen, leerteam- en individuele opdrachten. Studenten werken in
groepen van verschillende grootte. Een basisgroep in de propedeuse bestaat uit 28
studenten en in jaar 2 uit 32 studenten. Hoorcolleges worden gegeven aan twee of meer
basisgroepen tegelijk. Een studiegroep, waarin bijvoorbeeld vaardigheden worden geoefend,
bestaat uit 14 of 16 studenten. Studenten werken aan opdrachten in de zogenaamde
leerteams. Dit zijn groepen van zeven of acht studenten.
In de NSE 2013 zijn de studenten in ruim voldoende mate tevreden over hun voorbereiding
op de beroepsloopbaan. De score is 3,81.
Begeleiding van studenten
Volgens ASH start de begeleiding van studenten voor aanvang van de opleiding. Er is een
team Public Relations & Voorlichting, dat verschillende activiteiten organiseert, zoals
meeloopdagen, proefstuderen en voorlichting op middelbare scholen. Studenten worden bij
deze activiteiten betrokken. Vanaf 2013-2014 worden intake-assessments gehouden met
elke student die zich aanmeldt. Doel van vroegtijdige begeleiding is uitval te voorkomen.
Voor zittende studenten heeft de opleiding MWD verschillende begeleidingsvormen en –
systemen in werking: onderwijsinhoudelijke begeleiding, studieloopbaanbegeleiding,
stagebegeleiding, supervisie en afstudeerbegeleiding. Ook voor de begeleiding geldt de
niveauopbouw van structureren en actief begeleiden, via coachen naar adviseren en consult
geven.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 19/57
De leerlijn studieloopbaanbegeleiding richt zich op het vergroten van het reflectieve en
zelfregulerende vermogen van de student, die op weg is zich tot normatieve professional te
ontwikkelen.
ASH voert voor en door studenten een buddysysteem en een systeem van peertutoring uit.
Het buddysysteem is bedoeld voor studenten die extra ondersteuning kunnen gebruiken om
hun weg binnen de opleiding te vinden. Dit zijn bijvoorbeeld studenten uit Duitsland,
studenten met een handicap of studenten die het versnelde programma volgen. In het kader
van peertutoring begeleiden vierdejaarsstudenten van de minor ‘Werken met jeugd’
leerteams van eerstejaars studenten of geven tweedejaars ondersteuning aan eerste- of
tweedejaars studenten bij de voorbereiding op moeilijke tentamens die zij moeten
herkansen. Bij deze laatste vorm van tutoring moet de begeleidende student zelf ten minste
een 7 voor het tentamen hebben gehaald. Het visitatiepanel vindt het buddysysteem en
peertutoring een mooie manier om de studenten verantwoordelijkheid te geven en betrokken
te maken bij het onderwijs en de organisatie.
Het visitatiepanel vindt dat de opleiding de studenten goede en gevarieerde begeleiding en
ondersteuning biedt. Studenten geven in de NSE 2013 voor de studiebegeleiding de score
3,77.
Verschillende leerroutes
De opleiding heeft een omvang van 240 EC en duurt vier jaar. Studenten met een havo-,
vwo- of mbo-4 diploma worden toegelaten. De Onderwijs- en Examenregeling SPH, MWD,
CMV van de ASH 2012-2013 (OER) geeft weer aan welke vooropleidingseisen de student
moet voldoen en welke uitzonderingen en/of vrijstellingen er mogelijk zijn.
Studenten met een verwant mbo-4 diploma, met name genoemd in de OER, kunnen naar
eigen keuze gebruik maken van een versnelde studieroute van drie jaar. Na een
intakeprocedure krijgen deze studenten een nadrukkelijk advies, of de opleiding hen geschikt
acht voor het versnelde, en daardoor zware, traject. In de OER ASB en ASH 2012-2013
staan de vrijstellingen beschreven, die studenten in het versnelde programma standaard
krijgen. De omvang van de vrijstellingen is 60 EC van vooral het eerstejaarsprogramma.
Door ook een klein deel van het tweedejaars programma vrij te stellen ontstaat de
mogelijkheid om speciaal voor deze groep studenten conceptuele studieonderdelen te
creëren, waarin propedeuseonderdelen uit de conceptuele leerlijn kunnen worden behaald.
Het panel heeft deze procedure nagevraagd bij de examencommissie en stelt vast dat de
vrijstellingen inderdaad standaard worden verleend als de student tot de versnelde route
wordt toegelaten. Het panel vindt dit een te vrijblijvende werkwijze voor een omvangrijk
pakket aan vrijstellingen en vindt dat de diploma’s en prestaties van deze groep studenten
individueel beoordeeld zouden moeten worden.
Een student krijgt een bindend negatief studieadvies als aan het eind van de propedeuse
minder dan 52 EC zijn behaald of als de student na twee jaar de propedeuse nog niet geheel
heeft gehaald. De regelgeving hiervoor is vastgelegd in de OER.
De regels voor doorstroom naar het derde en vierde studiejaar zijn eveneens vastgelegd in
de OER.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 20/57
Om met jaar 3 te kunnen starten moet de student de propedeuse hebben behaald én ten
minste 45 EC uit het tweedejaars programma. Voor de afstudeerfase geldt de voorwaarde
dat de stage en de supervisie met een voldoende moeten zijn afgerond.
Het visitatiepanel heeft geen negatieve signalen gekregen over de studeerbaarheid van het
programma, behalve de opmerking van studenten over de stage. Studenten kunnen hun
studie in vier jaar afronden, studenten met een passende mbo-4 opleiding in drie jaar. Van
de studenten die zich voor de hoofdfase inschrijven is het meest recente rendementscijfer 84
procent. Het uitvalpercentage uit de propedeuse was voor cohort 2012 23 procent en uit de
hoofdfase is de laatste jaren rond de 20 procent uitgevallen. Het management ziet
terugdringen van de uitval als een maatschappelijke verplichting en ook vanuit AVANS
Hogeschool wordt hierop gestuurd.
Kwaliteit van het personeel
De opleiding MWD wordt door 29 docenten uitgevoerd met een gezamenlijke
aanstellingsomvang van 22,9 fte. De docent-student ratio is 1:23. Naast de vast aangestelde
docenten worden er gastdocenten ingezet met specifieke expertise. ASH gaat voor het
personeelsbestand bewust uit van 70 procent vast en een flexibele schil van 30 procent.
De instroom bij de opleiding MWD is de afgelopen vier jaar gegroeid van 166 naar 212
studenten. Deze groei, die zich ASH-breed voordoet, heeft tot gevolg dat er veel nieuwe
docenten zijn aangenomen. Tekenend hiervoor in het MWD-team is dat van de 29 docenten
er 12 korter dan drie jaar in dienst zijn. Nieuw te werven personeel dient zoveel als mogelijk
te voldoen aan het profiel van taakvolwassenheid, naast een masterkwalificatie en actuele,
relevante werkervaring. De opleiding wil dat docenten breed inzetbaar zijn,
verantwoordelijkheid en initiatief nemen en inspirerend zijn voor de studenten. Breed
inzetbaar betekent dat docenten zowel ASH-generieke als MWD-specifieke programma’s
moeten kunnen verzorgen, studieloopbaanbegeleiding en supervisie kunnen geven en
onderwijs kunnen ontwikkelen. Nieuwe docenten worden aan een mentor-docent gekoppeld
en zij krijgen tijd om zich te kunnen inwerken. Het visitatiepanel heeft met een aantal nieuwe
docenten gesproken. Zij vertellen dat ze gemakkelijk worden opgenomen in het team en
worden meegenomen in de cultuur van taakvolwassenheid. Om een vaste aanstelling te
kunnen krijgen moeten de nieuwe docenten een pedagogisch didactische aantekening
hebben of behalen. Alle uitgangspunten voor het personeelsbeleid en de –planning zijn
vastgelegd in Personeelsplan, Betrokkenheid – (y)our future, juni 2011.
De opleiding heeft in Samenstelling team MWD, augustus 2013 aan het visitatiepanel een
overzicht verstrekt van de kwaliteiten binnen het MWD-team. In dit overzicht is bij elke
docent aangegeven wat zijn hoogst genoten opleiding is, of hij een onderwijsbevoegdheid
heeft, welke belangrijke taken hij naast het docentschap uitvoert, wat zijn vakspecifieke
kennis is en over welke MWD-werkervaring hij beschikt. Met deze informatie toont de
opleiding aan dat de docenten gezamenlijk voldoende vakspecifieke kennis en
praktijkervaring hebben om alle onderdelen van de opleiding te kunnen uitvoeren. Drie
recent aangestelde docenten moeten nog didactisch geschoold worden.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 21/57
Docenten worden gestimuleerd om zich te blijven scholen en ontwikkelen. Om op de hoogte
te blijven van ontwikkelingen in het werkveld volgen alle docenten standaard elk jaar een
docentstage met een omvang van 40 uur. In het document Samenstelling team MWD is te
zien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Voor nieuwe docenten kan de stage bestaan uit
meelopen met een ervaren docent. Voor masterscholing, een supervisortitel en promoveren
is een apart budget beschikbaar. Docenten maken een persoonlijk ontwikkelingsplan en
bespreken individuele scholingswensen met de directie in de functioneringsgesprekken.
Daarnaast is er een Teamontwikkelingsplan Opleidingsteam MWD 2011. Dit plan heeft een
scope van drie jaar (2011-2014). Het team heeft vanuit vier perspectieven (beroep MWD,
teamontwikkeling, onderwijs en vernieuwing) een uitgebreide SWOT-analyse gemaakt. Op
basis van deze analyse zijn korte- en langetermijn resultaten geformuleerd. Bijvoorbeeld
- De geografische en inhoudelijke variatie in stageplaatsen is in 2014 groter dan nu;
- Elk lectoraat heeft een afvaardiging uit het MWD opleidingsteam in de kenniskring;
- Alle docenten hebben een opleidingstraject afgelegd op toetsdeskundigheid;
- Enkele docenten volgen jaarlijks een korte stage in het buitenland in een vreemde taal.
Het visitatiepanel is onder de indruk van de manier waarop de kwaliteit van de docenten
hoog wordt gehouden. De verplichte, jaarlijkse docentstages vindt het panel bijzonder en het
teamontwikkelingsplan getuigt van visie en inzicht. Ook ziet het panel dat de documenten op
AVANS-, ASH- en opleidingsniveau met elkaar in lijn zijn en beluistert het panel tijdens de
visitatie in de gesprekken met docenten en commissieleden een grote mate van
eenduidigheid en professionaliteit. De docenten leveren volgens het panel zelf het bewijs
voor de gewenste taakvolwassenheid, die het management voorstaat. Het visitatiepanel
heeft de werkdruk met de docenten besproken en als antwoord gekregen dat die er zeker is,
maar dat deze goed met het management is te bespreken en is op te vangen door goede
collegiale samenwerking. Het management heeft in 2008 en 2011 onderzoek laten doen
naar de taakbelasting van docenten en op grond daarvan verlichtende maatregelen
genomen. Het management zelf ziet ontwikkelingsmogelijkheden op het innovatieve en
creatieve vlak. Na een periode van studentengroei en organisatieontwikkeling is het volgens
het management nu tijd om vanuit een stabiele positie de blik weer meer naar buiten te
richten.
Studenten vertellen tijdens de visitatie dat hun docenten betrokken en enthousiast zijn en
goede praktijkvoorbeelden kunnen geven. In de NSE 2013 tonen studenten zich goed
tevreden over de docenten; de score is 3,98. Het panel stelt op grond van de documenten en
de gesprekken vast dat er in aantal voldoende en goed gekwalificeerd personeel is om de
opleiding uit te voeren.
Kwaliteit van de opleidingsspecifieke voorzieningen
De opleiding MWD wordt in Den Bosch uitgevoerd aan het Hervenplein, waar ook de
Juridische Hogeschool van AVANS/Fontys is gehuisvest.
De opleiding beschikt hier over grotere ruimtes voor de colleges en kleinere ruimtes voor
groepswerk en trainingen en over een aantal specifieke lokalen voor muzisch
agogische/creatieve activiteiten. De voorzieningen in het gebouw, zoals de kantine, zijn niet
ruim, maar voldoen.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 22/57
Er zijn AVANS-brede computer- en reprovoorzieningen. Eveneens AVANS-breed is het
leercentrum Xplora, waar studenten in groepen kunnen samenwerken en waar alle relevante
informatie voor hen beschikbaar is. Voor MWD is hier alle verplichte literatuur aanwezig; om
te lenen en ter inzage. De medewerkers van Xplora vervullen een actieve rol in het aanleren
van onderzoeksvaardigheden, voor zover het het ontsluiten van informatie in het algemeen
en van databanken in het bijzonder betreft.
Studenten kunnen door het hele gebouw heen gebruik maken van een draadloos netwerk.
Ze worden over hun studieresultaten geïnformeerd via OSIRIS. Roosterwijzigingen en
dergelijke worden via AVANS Portal bekendgemaakt en de onderwijsinformatie is
beschikbaar in Blackboard. Al deze informatie is ook van buiten de onderwijsgebouwen te
benaderen. Heel AVANS maakt voor het documentbeheer een migratie door naar ‘Xythos’.
Het visitatiepanel heeft dit in werking gezien voor de opslag van notulen van verschillende
gremia, zoals de toets- en examencommissie.
De studiefaciliteiten worden door de studenten in de NSE 2013 in ruim voldoende mate
gewaardeerd. De score hiervoor is 3,54. Binnen de categorie studiefaciliteiten scoort de
beschikbaarheid van werkplekken met 2,87 het laagst.
Hoe wordt de kwaliteit van de onderwijsleeromgeving gewaarborgd?
De kern van de formele structuur wordt gevormd door de resultaatverantwoordelijke
kernteams, die per studiejaar zijn georganiseerd, en door het opleidingsteam MWD. De
kernteams voor de propedeuse en voor jaar 4 zijn samengesteld uit docenten van de
opleidingen MWD, SPH en CMV, omdat in die jaren het onderwijsprogramma generiek is
ingericht. De kernteams voor jaar 2 en 3 zijn MWD-specifiek samengesteld. Elk kernteam is
verantwoordelijk voor de ontwikkeling, voorbereiding, uitvoering, evaluatie en verbetering van
het onderwijs. Elke docent is binnen één kernteam breed verantwoordelijk en kan binnen een
ander kernteam alleen uitvoerend zijn betrokken. Om de uitvoering van het onderwijs goed te
laten verlopen wordt er elke periode voor elk programma met de betrokken docenten een
voorbereidings-, uitvoerings- en evaluatieoverleg gehouden.
In het opleidingsteam, waar alle MWD-docenten deel van uitmaken, worden overstijgende
ontwikkelingen besproken en wordt hiervoor onder eigen verantwoordelijkheid beleid
ontwikkeld. Dit wordt vastgelegd in het al eerder besproken teamontwikkelingsplan.
Om alle overleg te kunnen organiseren is de woensdagmiddag hier standaard voor
vrijgeroosterd.
De onderwijskundige coördinatie is belegd bij de onderwijscommissie. Deze commissie
wordt gevormd uit docenten van de drie ASH-opleidingen. De onderwijscommissie bewaakt
de lijn en samenhang in het curriculum als geheel en zorgt voor de afstemming tussen de
opleidingen MWD, CMV en SPH. Eveneens ASH-breed functioneren de toetscommissie en
expertgroepen van docenten die deelgebieden of –thema’s inhoudelijk aansturen, zoals
internationalisering, taal, onderzoeksvaardigheden. En er zijn docenten met specifieke taken,
zoals een inzetcoördinator die lid is van de onderwijscommissie en binnen de academie de
financiële en urenconsequenties bewaakt, een minorcoördinator, stage- en
afstudeercoördinator. De opleidingscoördinator is een docent met een bijzondere taak.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 23/57
Hij is aanspreekpunt voor allerlei praktische zaken en ondersteunt het MWD-team en de
kernteams in hun resultaatverantwoordelijkheid.
Voor de beide Academies voor Sociale Studies in Den Bosch en Breda gezamenlijk is één
examencommissie en één opleidingscommissie ingericht, die in de praktijk in onderscheiden
kamers voor Breda en Den Bosch functioneren.
De drie opleidingen van de Academie worden aangestuurd door een directeur en een
adjunct-directeur, die gedeeltelijk overlappende en gedeeltelijk gescheiden portefeuilles
beheren. Zij voelen zich geheel gezamenlijk verantwoordelijk voor de docententeams en
voeren beiden functioneringsgesprekken met docenten.
De opleiding laat zich adviseren door een werkveldadviesraad op MWD-niveau.
Het visitatiepanel heeft met vertegenwoordigers van de docenten en de commissies en met
het management gesproken. In de verschillende gesprekken valt een grote mate van
saamhorigheid en verantwoordelijkheid op. Deze opleiding wordt naar de mening van het
visitatiepanel in gezamenlijkheid gemaakt en gedragen. Ieder neemt zijn
verantwoordelijkheid en het maakt niet uit of het panel in gesprek is met MWD-docenten of,
wat betreft de commissies, met docenten van de opleidingen SPH of CMV.
De onderwijscommissie vervult een spilfunctie als er veranderingen in het onderwijs nodig
zijn. De leden van andere commissies, de opleidings-, examen- en toetscommissie en de
Academie(medezeggenschaps)raad, nemen elk hun eigen rol in de veranderingsprocessen.
Het management slaagt er in AVANS- of ASH-breed beleid binnen de teams onder de
aandacht te brengen en om vervolgens een grote mate van ruimte te geven om dit beleid uit
te voeren.
Studenten hebben invloed op de opleiding via schriftelijke en mondelinge evaluaties. De
studenten met wie het visitatiepanel sprak, zijn hierover te spreken. Ook vertellen zij dat ze
gemakkelijk bij de docenten aankloppen als er klachten of problemen zijn. Een centrale rol in
de kwaliteitsborging spelen de verbeterplannen, die naar aanleiding van evaluaties of van
andere verbeterimpulsen worden geschreven. Deze plannen volgen steeds eenzelfde format
en verplichten om rekening te houden met input vanuit de verschillende commissies.
Het visitatiepanel is overtuigd dat door de combinatie van betrokken en deskundige
docenten, goede documenten, daadkrachtige commissies en door een goed samenspel
tussen management en teams er een stimulerende leeromgeving ontstaat. Op de vraag of je
deze opleiding zou aanraden aan vrienden of familie reageren studenten in de NSE 2013
met de hoge score 4,48. Dit ziet het visitatiepanel als een bevestiging van de kwaliteit van de
leeromgeving als geheel.
Overwegingen en conclusie
De opleiding MWD werkt de eindkwalificaties uit tot op het niveau van leerdoelen en
toetscriteria. Deze uitwerking is zichtbaar in de curriculumverantwoording en de
studiehandleidingen. De opleiding baseert zich voor haar onderwijs op zowel de drie ASH-
brede agogische taakgebieden als op de MWD-specifieke competenties. Het panel vindt het
stramien onder het curriculum stevig en de samenhang tussen eindkwalificaties, leerdoelen
en toetscriteria transparant.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 24/57
De studiehandleidingen zijn naar de mening van het panel van uitstekende kwaliteit. Het
panel vindt het curriculum inhoudelijk relevant en heeft er vertrouwen in dat er een goede
voeling met het werkveld bestaat. Ook weet de opleiding de eigen profilering in het
curriculum tot uitdrukking te brengen. Het panel is onder de indruk van de borging van de
kwaliteit door het goede samenspel tussen docenten, commissies en management.
De opleiding heeft een duidelijke eigen visie op onderzoeksvaardigheden voor MWD-
studenten. Deze visie is verwerkt in de leerlijn Onderzoeksvaardigheden. Internationalisering
in het curriculum verkeert nog in een beginfase. Het panel heeft het vertrouwen dat de
opleiding ook dit aspect met visie zal behandelen.
Het panel ziet een enthousiast en deskundig team aan het werk, dat invulling geeft aan
‘taakvolwassenheid’, het kernpunt van het personeelsbeleid. De jaarlijkse docentstages vindt
het panel een sterk punt in het kwaliteitsbeleid van de opleiding. Het percentage
mastergeschoolde docenten is nu 66 procent. Dit zal nog moeten toenemen in de toekomst,
evenals het aantal gepromoveerde docenten. Die zijn er nu niet in het MWD-team. Het
management stimuleert masterscholing en promotietrajecten.
Het panel maakt kanttekeningen bij de standaard toekenning van 60 EC vrijstelling voor
studenten met een verwant mbo-4 diploma. Naar de mening van het panel zou dit proces
meer geïndividualiseerd moeten worden door de examencommissie.
Alles bij elkaar stelt het panel vast dat er voldoende faciliteiten zijn en een stimulerende en
samenhangende leeromgeving is, waarin de competenties kunnen worden gerealiseerd. De
kwaliteit van de opleiding wordt naar de mening van het panel geborgd door de kwaliteit van
docenten en management, die binnen een goed werkende organisatiestructuur ieder hun
verantwoordelijkheid nemen.
Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel goed.
Standaard 3 Toetsing en gerealiseerde resultaten
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde
eindkwalificaties worden gerealiseerd.
Bevindingen
Systeem van toetsing
Het toetsbeleid van de opleiding MWD is ASH-breed vastgelegd in Toetsbeleid ASH 2013,
en de regelgeving met betrekking tot de uitvoering van examens en tentamens in de OER
ASB en ASH 2012-2013. Per periode wordt elke leerlijn met een toets afgesloten. Eén toets
kan bestaan uit verschillende deeltoetsen. Elke toets moet ten minste met voldaan,
voldoende of een 5,5 worden beoordeeld.
De toetsen worden steeds in week 8 van een periode afgenomen. De herkansing volgt in de
periode daarop in week 9 en in week 10 ontvangen de studenten feedback op de gemaakte
toetsen. Per jaar zijn er twee kansen om een toets te halen.
Toetsing kan formatief zijn, gericht op feedback, of summatief. Formatieve toetsen zijn
bedoeld als voorbereiding op een summatieve toets.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 25/57
Welke toetsvorm van toepassing is staat aangegeven in de studiehandleidingen, waarin ook
de beoordelingscriteria en beoordelingsformulieren zijn opgenomen.
De toetsvormen verschillen bij de leerlijnen. Een aantal voorbeelden: Bij de
stagelijn/Beroepspraktijkvorming passen leer- of ontwikkelingsverslagen. Bij de conceptuele
lijn passen schriftelijke tentamens. Studieonderdelen uit de integrale lijn kunnen met een
visiedocument of een presentatie worden afgerond. Bij vaardigheden kan een DVD worden
gevraagd waarop de student de vaardigheid daadwerkelijk toont. Zo ontstaat een grote
variëteit. De opleiding maakt onderscheid tussen thuistoetsen en schooltoetsen.
Thuistoetsen kunnen individueel of met het leerteam worden uitgevoerd, waarbij ook altijd
een individuele toetscomponent wordt gevraagd. Het beleid van de opleiding is om de
individuele beoordeling voor ten minste 50 procent te laten meetellen in de eindbeoordeling.
Waar relevant zijn in de studiehandleidingen richtlijnen opgenomen om met disfunctioneel
groepsgedrag om te gaan. Ook wordt in de studiehandleidingen duidelijk aangegeven welke
opdrachten via Ephorus, de plagiaatscan, moeten worden ingeleverd.
Bij de ontwikkeling van toetsen kunnen docenten gebruik maken van het ASH-model voor
toetsconstructie 2013.
De opleiding borgt de kwaliteit van de toetsen op verschillende manieren. Er is een actieve
toetscommissie, die in opdracht van de examencommissie en in goede samenspraak met de
onderwijscommissie de kwaliteit van toetsen in de gaten houdt. Hier staat bewust niet
‘controleert’. De vertegenwoordiger van de toetscommissie, met wie het panel sprak, gaf aan
dat de toetscommissie vooral ondersteunend en adviserend werkt en dat docenten daarvan
graag gebruik maken. De toetscommissie neemt zelf initiatief om een toets te beoordelen,
wanneer de toetsresultaten opvallend positief of juist negatief zijn.
De examencommissie neemt haar rol onder andere door het aanwijzen van examinatoren op
grond van vooraf opgestelde criteria. Zo kan een beginnend docent alleen samen met een
meer ervaren docent tentamens beoordelen.
Docenten overleggen met elkaar over toetsen die zij maken en over de beoordeling daarvan,
met als doel valide te toetsen en betrouwbaar te beoordelen. Dit gebeurt binnen het formele
overleg over de onderwijseenheden, maar ook informeel.
De opleiding laat zich ook extern adviseren over de kwaliteit van de toetsen. Dit gebeurt door
een advies- en trainingscentrum van de Universiteit Utrecht. Dit heeft er in de propedeuse
toe geleid dat de meeste multiple choice toetsen zijn vervangen door toetsen met open
vragen. Hetzelfde centrum verzorgde voor de onderwijs-, examen- en toetscommissie een
scholingstraject ‘Waarborgen kwaliteit toetsen en beoordelen’.
Het visitatiepanel heeft voorbeelden van toetsen gezien en stelt vast dat deze gevarieerd zijn
en inhoudelijk matchen met het curriculum. Het panel is zeer positief over de toetsmatrijzen,
antwoordmodellen en feedbackformulieren voor studenten, die bij de gemaakte toetsen
beschikbaar waren.
In de NSE 2013 zijn de studenten in ruim voldoende mate tevreden over toetsing en
beoordeling; de score is 3,61.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 26/57
Realisatie van de beoogde eindkwalificaties
Het bachelorniveau (niveau C) van de opleiding MWD wordt in jaar 4 bij twee onderdelen
getoetst: het Afstudeerproject (20 EC) en de Individuele profilering (10 EC).
Het afstudeerproject
Bij het afstudeerproject voeren twee studenten samen een opdracht uit, die in de meeste
gevallen uit het werkveld afkomstig is. Het project kan ook bij één van de lectoraten worden
uitgevoerd en de opleiding zou het aantal onderzoeksopdrachten vanuit de lectoraten graag
nog zien toenemen. In alle gevallen voeren de studenten praktijkgericht onderzoek uit dat
uitmondt in een (beroeps)product voor de opdrachtgever. De studentduo’s mogen
monodisciplinair (alleen MWD) of multidisciplinair (MWD samen met SPH of CMV) worden
samengesteld. Dit is in lijn met de doelstelling van ASH om studenten op te leiden die over
de schotten van hun eigen beroep kunnen heenkijken.
Het afstudeerproject kent vier deeltoetsen: het projectvoorstel (1 EC) en het projectplan (2
EC), gevolgd door het eindverslag, het beroepsproduct en een individuele verantwoording
(samen 15 EC) en tot slot de presentatie over het project (2 EC). Elk van de deeltoetsen
moet met voldaan of ten minste een 5,5 zijn beoordeeld. Bij de beoordeling van de
deeltoetsen zijn diverse functionarissen betrokken, van de opleiding zelf en uit het werkveld.
Het projectvoorstel moet worden goedgekeurd door de zogenaamde projectcommissie; een
vast commissielid samen met de betrokken begeleider. Het projectplan wordt beoordeeld
door de begeleider en de opdrachtgever uit het werkveld. Het goedgekeurde projectplan
mondt uit in een getekend samenwerkingscontract. Het eindverslag wordt beoordeeld door
de begeleider en een tweede beoordelaar, hun gezamenlijke oordeel telt voor 90 procent
mee en de opdrachtgever geeft een adviesbeoordeling die voor 10 procent meeweegt. Bij de
beoordeling van het beroepsproduct zijn dezelfde beoordelaars betrokken, maar dan is de
verhouding intern-extern 50-50. De begeleider beoordeelt de individuele verantwoording en
begeleider en opdrachtgever samen beoordelen de presentatie over het project.
De individuele profilering
Bij de Individuele profilering levert elke individuele student een Visiedocument (8 EC) over
het beroep maatschappelijk werker en de eigen profilering en positionering daarin. Tot slot
verantwoordt de student zijn visie en zijn professionele identiteit tijdens de Meesterproef (2
EC) in de vorm van een sollicitatiegesprek.
Het visiedocument wordt door een docent beoordeeld, de meesterproef door twee docenten,
een vertegenwoordiger uit het werkveld of een alumnus, die samen de ‘sollicitatiecommissie’
vormen. Visiedocument en meesterproef moeten beide ten minste met een 5,5 worden
beoordeeld.
De Studiehandleiding Afstudeertraject ASH, december 2012 geeft duidelijke informatie over
inhoud en proces van het afstuderen. Deze handleiding volgt het format van alle
studiehandleidingen en dat betekent onder andere dat de relatie tussen de beoogde
competenties en de leerdoelen en vervolgens de beoordelingscriteria wordt verantwoord.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 27/57
Bij het afstuderen zijn de generieke sociaal agogische competenties het vertrekpunt voor de
leerdoelen en worden de MWD-specifieke competenties als referentie in de handleiding
opgenomen. Studenten weten van te voren goed waarop ze beoordeeld worden, omdat de
beoordelingsformulieren met alle criteria in de studiehandleiding staan.
Het visitatiepanel vindt de instructies in de handleiding zeer transparant, maar heeft wel de
vraag gesteld of dit niet in strijd is met de mate van zelfstandigheid die bij het bachelorniveau
(niveau C) hoort. Studenten en docenten antwoorden daarop dat binnen de duidelijke kaders
voor het proces, alle verantwoordelijkheid voor inhoud en werkwijze bij de studenten ligt.
Het afstuderen met een duoproject en een individuele profilering is voor alle drie opleidingen
van ASH op dezelfde manier ingericht. Naar de mening van het visitatiepanel biedt deze
manier van examineren de mogelijkheid om de sociaal agogische competenties te toetsen.
Ook zijn er in het systeem voldoende onderdelen opgenomen om de studenten individueel te
beoordelen en zijn voldoende beoordelaars van binnen en buiten de opleiding bij de
beoordeling betrokken. Over de rol van het werkveld bij de beoordeling is de opleiding niet
helemaal duidelijk. De studiehandleiding suggereert een feitelijk beoordelende rol met een
duidelijk afgebakende weging. In het gesprek met de docenten tijdens de visitatie werd
gesproken over een adviserende rol. Ook de taakverdeling tussen eerste en tweede
beoordelaar is niet volstrekt duidelijk. Het panel heeft de indruk gekregen dat het eindcijfer in
overleg tussen begeleider en tweede beoordelaar en in overleg tussen begeleider en
opdrachtgever tot stand komt. Dit neemt niet weg dat het panel er vertrouwen in heeft dat de
beoordeling betrouwbaar is, niet in de laatste plaats omdat de beoordelingscriteria helder
zijn.
Het visitatiepanel heeft van 15 studenten het afstudeerwerk beoordeeld, verdeeld over de
studiejaren 2011-2012 en 2012-2013, zie bijlage 6. De beoordeling van deze werken door de
opleiding varieerde van 5,5 tot het cijfer 9.
Het panel vindt het afstudeerwerk van deze 15 studenten ten minste van hbo-
bachelorniveau. De projecten passen over het algemeen goed binnen het beroepsdomein
MWD. De gekozen onderwerpen zijn bijvoorbeeld ‘de behoeften van Marokkaanse ouderen
op het gebeid van wonen, zorg en welzijn’ of ‘de effecten van de wmo op cliënten van een
gemeente’. In een enkel geval vond het panel (en de student zelf ook) het onderwerp meer
op het terrein van de SPH-opleiding liggen. Dit kan een gevolg zijn van de werkwijze met
duo’s uit de verschillende ASH-opleidingen. Het panel heeft dit bij de opleiding ter sprake
gebracht en geconstateerd dat docenten zich goed bewust zijn van het belang van een
goede projectvoorbereiding en de goedkeuring door de projectcommissie. Dit is één van de
aspecten die bij het aanstaand ‘groot onderhoud’ van de afstudeerfase zullen worden
aangescherpt.
Alle onderzoeksrapporten zijn goed gestructureerd en de studenten maken onderscheid
tussen het onderzoeksgedeelte en het beroepsproduct. Het beroepsproduct is (per definitie)
wel heel verschillend van aard en omvang. Het kan een beleidsnotitie zijn, een
voorlichtingsbrochure, een nieuw behandelprotocol enzovoort. Het panel vraagt zich af hoe
de opleiding de relatie bewaakt tussen de gewenste omvang in studiebelastingsuren/EC’s en
het geleverde beroepsproduct.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 28/57
Over het algemeen geven de studenten een goede verantwoording voor de gekozen
onderzoeksmethode en wordt er in de rapporten aandacht besteed aan validiteit en
betrouwbaarheid van de resultaten. Wel kiezen de studenten tamelijk eenzijdig voor een
enquête of interviews. De opleiding is zich dit goed bewust en wil aandacht besteden aan
een breder palet van onderzoeksmethoden, zodat die in het afstudeerwerk kunnen worden
toegepast.
Het gebruik van literatuur vindt het panel wisselend. Een aantal studenten baseert de
theoretische onderbouwing op ruim voldoende literatuur, maar er zijn ook studenten, waarbij
de literatuurlijst mager is en/of te veel internetverwijzingen bevat. Studenten gebruiken
nauwelijks internationale literatuur.
Bij de individuele verantwoording van het project moet de student de eigen bijdrage en de
onderlinge samenwerking evalueren aan de hand van een zelfgekozen theoretisch model en
moet de student een onderbouwd, normatief standpunt innemen ten opzichte van het
onderzochte sociaal agogische probleem. Deze aanpak stuurt aan op diepgang in de
verantwoording.
Diepgang in de visiedocumenten die voor de individuele profilering geschreven moeten
worden stimuleert de opleiding met deelopdrachten, onder andere over de veranderende
samenleving, maatschappelijke betrokkenheid en mensbeelden. Bij de individuele profilering
ziet het panel terug dat de opleiding maatschappelijk betrokken professionals wil opleiden.
Het panel vindt de beoordelingscriteria voor zowel het project als de individuele profilering
relevant en goed gekoppeld aan de agogische competenties. Door het eindverslag los te
koppelen van het beroepsproduct hebben de onderzoeksvaardigheden én de
beroepsrelevantie in de beoordeling een duidelijke eigen plaats. Ook in de beoordeling van
de presentatie komen onderzoekstechnische en beroepsinhoudelijke aspecten aan de orde.
De beoordelingscriteria bij het visiedocument zijn alle inhoudelijk georiënteerd. Het totaal aan
beoordelingscriteria bij de verschillende onderdelen van de afstudeerfase dekt naar de
mening van het visitatiepanel de drie agogische taakgebieden van micro naar macro niveau.
Wel is duidelijk dat niet alle studenten even makkelijk op macroniveau presteren.
De meeste beoordelingsformulieren worden door de beoordelaars voorzien van feedback en
een onderbouwing van de beoordeling. Het panel vond de beoordelingen vaak wat aan de
hoge kant, maar kon het wel eens zijn met wat hoger en lager door de opleiding werd
beoordeeld. Het panel signaleert dus dezelfde zwakkere of sterkere studenten als de
docenten en nergens heeft het panel aan de ondergrens getwijfeld.
De werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak zijn positief over de
afstudeerproducten. Ze zijn ook lovend over de volharding waarmee de opleiding voor de
kwaliteit van het onderzoek waakt en over de ruimte die zij krijgen om te waken over de
kwaliteit van het beroepsproduct. De hbo-monitor 2012 laat zien dat ruim 85 procent van de
respondenten werk heeft. Ruim 80 procent van de respondenten werkt in een functierichting
die bij de opleidingsrichting past en 62 procent op een niveau dat past bij het
opleidingsniveau. Van alle respondenten is 79 procent (zeer) tevreden over de studie en zou
85 procent de opleiding aanraden aan familie of vrienden.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 29/57
De opleiding houdt zelf de kwaliteit van de afstudeerfase goed in de gaten. Net als de andere
studieonderdelen worden ook het afstudeerproject en de individuele profilering jaarlijks met
studenten en docenten geëvalueerd. Daarnaast laat de opleiding vanaf 2011 en nu voor de
derde keer op rij een aantal afstudeerwerken extern beoordelen door medewerkers van de
Universiteit Utrecht. De uitkomsten van intern en extern onderzoek worden samengebracht
in een verbeterplan. Zo ziet de opleiding op dit moment aanleiding om antwoordmodellen te
ontwikkelen voor het visiedocument en de individuele verantwoording van het project. Het
visitatiepanel heeft de eigen evaluatie, de externe rapportage en het verbeterplan ingezien
en waardeert deze grondige verbetercyclus positief.
Overwegingen en conclusie
De opleiding heeft een goed onderbouwd en goed uitgewerkt toetsbeleid. De toetsen zijn
gevarieerd en passen bij de verschillende leerlijnen. Docenten en commissieleden zijn en
worden geschoold in het ontwikkelen en beoordelen van toetsen en zijn hierover met elkaar
in gesprek. De opleiding toont op een transparante manier aan dat de leerdoelen en
beoordelingscriteria bij de verschillende studieonderdelen in relatie staan tot de sociaal
agogische en de MWD-competenties. Alle toetsen gezamenlijk dekken naar de mening van
het visitatiepanel de beoogde eindkwalificaties. De kwaliteit van de toetsen wordt geborgd
door actief en ondersteunend optreden van de examen- en toetscommissie en dit in
productieve samenspraak met de onderwijscommissie. Met de toetsmatrijzen,
antwoordmodellen en feedbackformulieren functioneert de opleiding naar de mening van het
panel bovengemiddeld goed.
Het afstudeerproject en de individuele profilering samen geven de mogelijkheid om de
beoogde eindkwalificaties aan te tonen en in het afstudeerproces en de -producten is de
profilering van de opleiding zichtbaar. Studenten kunnen bewijzen dat ze multidisciplinair
kunnen werken in de duo’s bij het afstudeerproject. Bij de individuele verantwoording van het
project en de individuele profilering worden studenten uitgedaagd kritisch stelling te nemen
en hun maatschappelijke betrokkenheid aan hun beroep te verbinden.
Het panel waardeert het zeer positief dat de opleiding zich door externen laat beoordelen en
adviseren over het afstuderen.
De afstudeerwerken vindt het panel ten minste van voldoende hbo-bachelorniveau. De
projectrapporten vallen op door hun goede structuur en overwegend goede methodische
aanpak. Bij de individuele verantwoording en profilering bereiken de meeste studenten een
meer dan gemiddelde diepgang. Er zijn enkele kanttekeningen te maken over het gebruik
van (internationale) literatuur en over de goedkeuring van projectonderwerpen in relatie tot
het beroepsdomein van de maatschappelijk werker. Daar staat tegenover dat de opleiding
zich hiervan goed bewust is en de afstudeerfase, net als alle studieonderdelen, in een
grondige en structurele verbetercyclus continu bijstelt. Het panel is overtuigd dat de opleiding
het afstudeerniveau goed bewaakt en met het werkveld afstemt over de relevantie van de
projecten.
Het panel komt op basis van bovenstaande overwegingen tot het oordeel goed.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 30/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 31/57
3 Eindoordeel over de opleiding
Oordelen op de standaarden
Het visitatiepanel komt tot de volgende oordelen op de standaarden:
Standaard Oordeel
1 Beoogde eindkwalificaties Goed
2 Onderwijsleeromgeving Goed
3 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Goed
Overwegingen en conclusie
Het visitatiepanel heeft vastgesteld dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding wat
betreft inhoud, niveau en oriëntatie goed zijn geconcretiseerd en voldoen aan internationale
eisen. De opleiding volgt de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de eindkwalificaties
en weet daar een eigen profilering en goede concretisering in aan te brengen.
Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de
instromende studenten goed mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren in een
samenhangende en stimulerende leeromgeving. Op onderdelen, zoals de
studiehandleidingen en de kwaliteitsborging, zou de opleiding een voorbeeldfunctie kunnen
hebben.
De opleiding beschikt naar de mening van het panel over een adequaat systeem van
toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd, inclusief de
eigen profilering.
Het visitatiepanel beoordeelt de kwaliteit van de bestaande hbo-bacheloropleiding
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van AVANS Hogeschool (onder
verantwoordelijkheid van de Academie voor Sociale Studies ’s-Hertogenbosch) als goed.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 32/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 33/57
4 Aanbevelingen
Het panel geeft de opleiding over de hele linie een goede beoordeling. Deze beoordeling is
mede gebaseerd op de sterke eigen kwaliteitsborging, die docenten en management weten
te realiseren. Aanbevelingen zouden in de context van een goede beoordeling gauw een
herhaling zijn van wat al bij de drie standaarden is beschreven. Het panel is ervan overtuigd
dat de opleiding de kanttekeningen of opmerkingen die in het visitatierapport zijn
opgenomen, een plaats in het eigen kwaliteitsbeleid zal geven en laat specifieke
aanbevelingen daarom achterwege.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 34/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 35/57
5 Bijlagen
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 36/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 37/57
Bijlage 1: Eindkwalificaties van de opleiding
Taakgebied 1: Directe en indirecte hulp- en dienstverlening
A. Kerntaak 1: Werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening
1. De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt of het cliëntsysteem en streeft naar een
samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook in situaties gekarakteriseerd door drang of dwang.
2. De maatschappelijk werker vormt zich samen met de cliënt een beeld van de aard van de
vraag van de cliënt - of van de problemen in de situatie waarin de cliënt verkeert.
3. De maatschappelijk werker maakt een hulpverleningsplan of dienstverleningsplan in
samenspraak met de cliënt, verantwoordt dit plan op toegankelijke wijze voor betrokkenen en
spreekt daarmee de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt aan.
4. De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij
of zij handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op
verschillende punten in deze cyclus aan. Deze hulp- en dienstverlening neemt, afhankelijk van
de situatie de volgende vormen aan.
5. De maatschappelijk werker verleent op resultaatgerichte wijze hulp- en dienstverlening
volgens een breed spectrum van methodische benaderingen (eclectisch integratief,
methodisch niet eenkennig en evidence based als dat mogelijk en gezien de situatie geëigend
is) en verantwoordt de inzet ervan. Ontwikkeling van het zelfregulerend vermogen en
empowerment van de cliënt binnen de reële mogelijkheden vormen daarbij uitgangspunten.
Ten minste de methodische benaderingswijzen, beschreven in de body of knowledge and
skills maken onderdeel uit van zijn methodische handelingsvermogen.
6. De maatschappelijk werker kan verwijzen naar netwerkpartners, evalueert en sluit af.
B. Kerntaak 2: Werken voor cliënten en potentiële cliënten
1. De maatschappelijk werker signaleert probleemveroorzakende of probleemversterkende
factoren in de maatschappelijke context (van cliënt, cliëntsysteem), zoals wetten, regels,
voorzieningen, situaties die voor bepaalde groepen in de samenleving nadelig werken en
handelt gericht op cliënt, cliëntsysteem en/of samenleving.
2. De maatschappelijk werker voorziet probleemveroorzakende of probleemversterkende
factoren en handelt preventief.
3. De maatschappelijk werker bevordert interculturele communicatie.
4. De maatschappelijk werker begeleidt vrijwilligers die betrokken zijn bij hulpverlening aan
cliënten op adequate wijze en gaat om met het spanningsveld tussen de (persoonlijke) doelen
van de vrijwilligers, betrokken cliënt(en) en die van de organisatie.
Taakgebied 2: Werken in en vanuit een arbeidsomgeving
C. Kerntaak 3: Werken in de eigen instelling of organisatie
1. De maatschappelijk werker voert taken uit, in en vanuit een organisatie, en is daarbij een
proactief sociaal ondernemer die belang stelt in het welzijn van mensen in de samenleving.
2. De maatschappelijk werker maakt deel uit van een organisatie, is als professional loyaal aan
die organisatie, maakt zich missie, beleid, doelstellingen en cultuur van de organisatie eigen
en levert vanuit ‘maatschappelijk werk’-perspectief een bijdrage aan de uitvoering en
ontwikkeling van missie, beleid, doelstellingen en cultuur.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 38/57
3. De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in
teamverband. Hij neemt deel aan: voortgangs- en beleidsoverleg, projectgroepen,
intervisiegroepen, signaleringsgroepen en werkbegeleiding.
4. De maatschappelijk werker (bege)leidt zo nodig vrijwilligers in of vanuit de organisatie.
5. De maatschappelijk werker levert een actieve bijdrage aan vernieuwingsprojecten die binnen
de organisatie in gang zijn of worden gezet of initieert, indien nodig, vernieuwingsprojecten en
acquireert daarbij zo nodig subsidiegelden.
6. De maatschappelijk werker werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborging-
systeem van de organisatie. De maatschappelijk werker verantwoordt de effectiviteit en
efficiëntie van zijn functioneren naar collega’s en leidinggevenden vanuit de bestaande kaders
van de eigen organisatie.
7. De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de
organisatie. Beheer valt daarbij op te vatten als het richting geven aan alle processen die zich
in een organisatie afspelen met het oog op de gestelde doelen. De maatschappelijk werker
voedt de informatiesystemen met gegevens uit de eigen portefeuille en gebruikt (ICT-
)hulpmiddelen voor het registreren van deze werkzaamheden. Hij is zich bewust van
financiële afrekening en verantwoording.
D. Kerntaak 4: Werken in externe samenwerkingsverbanden
1. De maatschappelijk werker draagt de in het beroep vigerende waarden en normen uit.
2. De maatschappelijk werker organiseert en coördineert multidisciplinair overleg en
samenwerking ten behoeve van cliënten, cliëntsystemen en situaties waarvoor dat nodig is en
neemt daaraan deel.
3. De maatschappelijk werker voert de werkzaamheden uit die voortvloeien uit de samenwerking
en levert een proactieve bijdrage aan het optimaal functioneren van externe
samenwerkingsverbanden waarin hij of zij participeert.
4. De maatschappelijk werker kan het beroep maatschappelijk werk profileren en zijn
taakuitvoering vanuit het beroepsmatig werken verantwoorden.
5. De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen.
6. De maatschappelijk werker kan een andere professional aanspreken op het uitvoeren van zijn
taken in het externe samenwerkingsverband.
Taakgebied 3: Werken aan professionaliteit en professionalisering
E. Kerntaak 5: Zichzelf ontwikkelen in het beroep
1. De maatschappelijk werker reflecteert op het eigen handelen en stuurt de eigen
competentieontwikkeling.
2. De maatschappelijk werker handelt: normatief – ethisch volgens de grondslagen van het
beroep; ondernemend en innovatief; met bewustzijn van de eigen grenzen; betrokken;
empathisch; assertief; integer; doel- en resultaatgericht; kwaliteitsgericht.
F. Kerntaak 6: Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep
1. De maatschappelijk werker hanteert de beroepscode en leert werken volgens de
beroepscode; hij kan omgaan met ethische dilemma’s.
2. De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan de opleiding van maatschappelijk werkers
bijvoorbeeld door het begeleiden van stagiairs.
3. De maatschappelijk werker draagt bij aan innovatie en beroepsontwikkeling.
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 39/57
Bijlage 2: Overzicht opleidingsprogramma
Onderwijsjaar 1 (reguliere leerroute)
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
GP110 Sociaal agogisch werk
en de samenleving -Signaleren -Onderzoeks-vaardigheden
-Sociaal agogisch werk -Sociologie
12 ec
GP120 Mens gedrag en communicatie
-Praktijkgericht onderzoek -Gespreks-vaardigheden -Psychologie
-Groepsdynamica
12 ec
GP130 Professioneel
handelen
-Professioneel handelen
-Expressieve vaardigheden -Planning & Diagnostiek -Filosofie
12 ec
GP140 Werk in uitvoering
-Professioneel organiseren
-Maatschappelijke betrokkenheid
-Communicatieve vaardigheden
-Recht
12 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
2 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
2 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
1 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
1 ec
BPV Beroeps-praktijkvorming
1 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
1 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 40/57
Onderwijsjaar 2 (reguliere leerroute)
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
MWD210 Methodisch handelen
-Taakgerichte hulpverlening en oplossingsgericht
werken -Zelfregulatie
-Recht -Visie op het beroep
10 ec
MWD220 Relatie als
fundament in het maatschappelijk
werk
-Methodiek -Zelfregulatie
-Ervaringsgericht werken
-Psychologie
10 ec
MWD230 Het systeem als uitgangspunt
-Systeemgericht werken
-Zelfregulatie -Recht
- Gezinsverkenning
10 ec
MWD240 Maak het verschil!
-Eclectisch integratief werken
- Interculturele gespreksvoering -Psychopathologie -Idealen in uitvoering
12 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
1 ec
SLB Studieloop-
baanbegeleiding
1 ec
SLB Studieloop-
baanbegeleiding
1 ec
SLB Studieloop-
baanbegeleiding
1 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 41/57
Onderwijsjaar 1 en 2 (verkorte leerroute)
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
MWD210 Methodisch handelen
-Taakgerichte hulpverlening en oplossingsgericht
werken -Zelfregulatie
-Recht -Visie op het beroep
10 ec
MWD220 Relatie als
fundament in het maatschappelijk
werk
-Methodiek -Zelfregulatie
-Ervaringsgericht werken
-Psychologie
10 ec
MWD230 Het systeem als uitgangspunt
-Systeemgericht werken
-Zelfregulatie -Recht
- Gezinsverkenning
10 ec
MWD240 Maak het verschil!
-Eclectisch integratief werken
- Interculturele gespreksvoering -Psychopathologie -Idealen in uitvoering
12 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
OZV2 Onderzoeks-vaardigheden
2 ec
SLB Studieloopbaan-
begeleiding
1 ec
SLB Studieloop-
baanbegeleiding
1 ec
SLB Studieloop-
baanbegeleiding
1 ec
GPvk110 Basiskennis
menselijk gedrag
2 ec
GPvk120 Methodisch agogisch
handelen
3 ec
GPvk130 De normatieve professional
2 ec
BPV Beroeps-
praktijkvorming
2 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 42/57
Onderwijsjaar 3
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
MWD310 Professionele dilemma’s
4 ec
MWD330 Verantwoording van het methodisch handelen
4 ec
BPV Beroepspraktijkvorming
49 ec
SLB Studieloopbaanbegeleiding
0 ec
Supervisie
3 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Onderwijsjaar 4
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
Minor Verdiepende minor: -MWD Nieuwe Stijl
Verbredende minoren van ASH:
-De GGZ-agoog -Verslavingskunde -Werken met Jeugd
-Werken in een Gedwongen Kader -Krachten en Kansen in de Wijk
30 ec
Afstudeertraject: Afstudeerproject:
-Projectvoorstel (Beslisdocument 1 / 1 EC) -Projectplan (Beslisdocument 2 / 2 EC)
-Eindverslag, beroepsproduct en individuele verantwoording (15 EC) -Presentatie (2 EC)
Individuele profilering: -Visiedocument (8 EC) -Meesterproef (2 EC)
30 ec
SLB Studieloopbaanbegeleiding
0 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
Totaal 15 ec
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 43/57
Bijlage 3: Bij verantwoordingsformulier
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het beoordelingspanel en secretaris:
Mevrouw K. Kleine, voorzitter
Mevrouw Kleine is ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid en haar vakdeskundigheid op het
gebied van hoger sociaal agogisch onderwijs. Zij is directeur van HaKa-Nederland, dat met name
actief is binnen het onderwijs en de (jeugd)zorg. Daarnaast is zij bij de HBO-Raad projectleider van
het project “diversiteit in jeugdbeleid” en projectleider “praktijkervaring HSAO docenten”. Tot 2011 was
zij directeur bij Hogeschool INHolland Rotterdam en Den Haag van de hbo bacheloropleidingen CMV,
MWD en SPH, waar ook 3 mbo-opleidingen waren ondergebracht. Zij heeft verschillende publicaties
op haar naam staan. Voor deze visitatie heeft mevrouw Kleine onze handleiding voor panelleden
ontvangen en is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
2002 – 2003 Management cursus bij IBO
1998 Didactiek voor HBO-docenten
1994 – 1995 VO-supervisie en begeleidingskunde
1989 – 1991 VO-management
1982 – 1986 HBO-jeugdwelzijnswerk
Werkervaring:
2011 – heden Directeur HaKa-Nederland, Projectleider HBO-Raad in het kader van
professionaliseren van docenten, Projectleider Jeugdzorg Nederland voor traineeship
startende werkers in de jeugdzorg
2005 – 2011 Directeur bij Hogeschool Inholland Rotterdam en Den Haag van CMV, MWD en SPH.
2003 – 2005 Programma directeur bij Hogeschool Inholland bij de economische opleidingen ( MER,
P&A, SJD, CE, IBMS, IBL)
2002 – 2003 Opleidingsmanager SJD bij Hogeschool Inholland
1999 – 2002 Trainer op het gebied van communicatie, verhoortechnieken, leiderschap en
jeugdzorg
1986 – 1999 Werkzaam in de jeugdzorg als groepsleider, manager, opleidingsadviseur en trainer
Overig:
heden Bestuurslid Stichting Fie van der Hoop en SOD, Bestuurslid bij Socio pro, Bestuurslid
Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg
2006 – 2011 voorzitter van de sectorraad HSAO en lid van het SAC HSAO
Publicaties:
2012 Hoofdstuk in het boek: DE JEUGDPROFESSIONAL IN ONTWIKKELING. Handboek
voor professionals in het jeugddomein.
2011 Tijdschrift Sozio-SPH “van wantrouwen naar vertrouwen”
2011 Tijdschrift HO management “ruimte voor de professional”
2009 Tijdschrift HO management “praktijkgericht onderwijs en onderzoek in communities”
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 44/57
De heer drs J. Loovers
De heer Loovers is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van onderwijs in
maatschappelijk en welzijnswerk, sociaal pedagogische hulpverlening en culturele en
maatschappelijke vorming. Sinds 1 januari 2012 is hij voorzitter van de landelijke Stichting Sociale
Professionaliteit. Deze stichting ontwikkelt een landelijk digitaal platform mbt de sociale beroepen.
Hogescholen, werkveldinstellingen en overheden kunnen gebruik maken (halen en brengen) van dit
platform dat zich richt op het werkgebied de sociale beroepsbeoefenaar. Eveneens sinds 1 januari
2012 is hij programmaraad – secretaris van de in ontwikkeling zijnde HBO-Master
Onderwijskundigleiderschap voor ROC-managers en ROC-docenten. De programmaraad is
eindverantwoordelijk voor de hele master, zoals ontwerpen, ontwikkelen, waarborgen van continuïteit.
Naast programma-secretaris is hij verantwoordelijk voor het visitatie-klaar maken van deze master.
De heer Loovers heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van en ervaring met de
accreditatiesystematiek.
Opleiding:
2004 – 2006 Tweejarige coachcursus bureau GREEP, Woerden
1977 – 2003 Diverse interne en externe managementcursussen (o.a Interstudie, GITP) tijdens de
loopbaan
1978 – 1984 Nederlandse Taal en Letterkunde (doctoraal) en bijvak Pedagogiek, Rijksuniversiteit
Utrecht
1965 – 1978 Nederlandse Taal en Letterkunde MO-A en MO- B, Noordelijke Leergangen
1960 – 1965 Hervormde Kweekschool Assen
Werkervaring:
2012 – heden voorzitter van de landelijke Stichting Sociale Professionaliteit.
2012 – heden programmaraad – secretaris van de in ontwikkeling zijnde HBO-Master
Onderwijskundigleiderschap voor ROC-managers en ROC-docenten.
2009 – 2010 vast lid van visitatiepanels voor in totaal 8 visitaties van de Vlaamse
bacheloropleidingen Orthopedagogie en de bachelor na bacheloropleidingen voor
resp. Educatieve Benadering van Personen met Autismespectrum stoornissen en
Orthopedagogisch Management in opdracht van VLHORA (Vlaamse
Hogescholenraad) te Brussel.
2006 – 2009 lid van verschillende visitatiepanels voor in totaal 15 visitaties van sociale opleidingen
CMV, MWD en SPH van hogescholen in opdracht van NQA, Utrecht.
2005 – 2011 als coach/adviseur en als projectleider freelance verbonden aan de Hogeschool
Windesheim te Zwolle. Het projectleiderschap betreft aparte projecten nl.:
• projectleider project SoziO-kennistoetsen, uitgeverij SWP, Amsterdam
(2007 – 2010)
• ontwikkelen van een Windesheim HBO service – en innovatiecentrum
te Harderwijk (2007 – 2010).
• ontwikkelen van geïntegreerd concept voor Creatieve Industrie binnen
de Hogeschool Windesheim (2006 – 2009);
• ontwikkelen van een Windesheim HBO service – en innovatiecentrum
te Hardenberg (2006 – 2007);
2002 – 2005 instellingsdirecteur
(functies vanaf 1977 waren bij Hogeschool Windesheim of rechtsvoorgangers)
2000 – 2002 afdelingsdirecteur CMV, MWD, SPH
1998 – 2000 clusterdirecteur SPH en CMV/MWD
1994 – 1998 opleidingsdirecteur SPH
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 45/57
1986 – 1994 studierichtingsleider HBO-J / SPH
1984 – 1986 adjunct-directeur HBO-Jeugdwelzijnswerk
1979 – 1984 coördinator examenjaar HBO-Jeugdwelzijnswerk
1977 – 1984 docent Nederlands HBO-Jeugdwelzijnswerk
1977 – 1978 leraar Nederlands MBO
1975 – 1977 leraar Nederlands MAVO
1966 – 1975 onderwijzer basisonderwijs
Diversen:
2009 – heden lid van de Raad van Toezicht Baalderborg Groep (instelling verstandelijk
gehandicapten- en ouderenzorg)
2008 – heden projectleider project /Socio Kennistoetsen, uitgeverij SWP, Amsterdam
2008 – 2011 voorzitter redactieraad vakblad SoziO-SPH
2006 – 2008 hoofdredacteur vakblad SoziO-SPH
2003 – 2009 lid Raad van Toezicht woonzorgcentrum “Avondlicht” te Dedemsvaart
2001 – 2009 lid Raad van Toezicht “Travers” te Zwolle (instelling voor maatschappelijk welzijn)
2001 – 2005 lid Sectoraal Advies College (SAC/HBO-raad)
1999 – 2005 lid Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (HBO-raad)
1996 – 2000 lid afdelingsbestuur onderwijsvakbond CNV
1993 – 1997 secretaris van de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs te Avereest
1990 – 2006 redactielid vakblad SoziO-SPH (Landelijk vakblad voor sociale en pedagogische
beroepen)
Mevrouw M.A. Verharen MLC
Mevrouw Verharen is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van Social Work. Mevrouw
Verharen is programmamanager, organisatie adviseur, intern auditor bij Zuyd Hogeschool. Sinds 1996
is zij werkzaam voor en binnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de
toenmalige Hogeschool Sittard. Na neutrale conversie is dat uitstroomprofiel opgegaan in wat nu de
brede bacheloropleiding voor Social Work is. Als intern auditor heeft zij de afgelopen jaren de
visitatierapporten geschreven voor de opleidingen bachelor Social Work in 2006; EVC-procedures 16
opleidingen in 2007-2008, master Advanced Nurse Practitioner in 2008 en bachelor Social Work in
2010-2012. Zij is adviseur bij de visitatierapportages voor de bacheloropleidingen Hogere Juridische
Opleiding in 2011 en People & Business Management in 2011-2012. Samen met de heer Wim
Goossens is zij medeschrijver / ontwikkelaar van de gehele nieuwe brede bacheloropleiding Social
Work inclusief nieuw profiel (en op dat moment enig in z’n soort in Nederland) van de sociaal agoog
zowel voltijd als deeltijd variant. Ook is zij voorzitter geweest van de examencommissie, deelraad,
theorie en methodiekdocent met als vakspecialisatie organisatie & management, systeembenadering
en legitimatievraagstukken. Voor deze visitatie heeft mevrouw Verharen onze handleiding voor
panelleden ontvangen en is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in
het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
2009 – 2012 Masteropleiding Leadership in Change
1999 – 2004 Katholieke Universiteit Nijmegen Pedagogische Wetenschappen & Onderwijskunde
1993 VO- Supervisie HvA
1992 VO-systeembenadering HvA
1984 – 1988 HBO-MWD Hogeschool Sittard (nu Zuyd)
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 46/57
Werkervaring:
1996 – heden ZUYD Hogeschool
2010 – heden Programmamanager | organisatie adviseur | intern auditor
2008 – 2010 Platform secretaris
2007 Interim Directeur Social Work
1988 – 2006 Maatschappelijk werker / coördinator MW Stichting Welzijnswerk Landgraaf (nu
WELSUN)
Mevrouw M.M. Heesters
Mevrouw Heesters is ingezet als studentlid. Zij volgt de opleiding Maatschappelijk Werk en
Dienstverlening aan Hanzehogeschool te Groningen. Binnen deze opleiding volgt mevrouw Heesters
het honoursprogramma, het Landelijk Uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker. Zij werkt als
woonbegeleidster van gehandicapten bij Stichting de Trans Rolde. Mevrouw Heesters is
representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden
deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de
kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Heesters aanvullend
individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de
werkwijze van NQA.
Opleiding:
2010 – heden Maatschappelijk Werk en Dienstverlening - Hanzehogeschool Groningen
2008 – 2010 Psychologie - Rijksuniversiteit Groningen
2002 – 2008 VWO - Zernike College Haren
Werkervaring:
2012 – heden Honours stage - Accare UCKJP Groningen
2011 – 2012 Telefoonwacht - Sensoor Groningen/Drenthe
2010 – heden Woonbegeleidster gehandicapten - Stichting de Trans Rolde
2009 – 2010 Simulatie patiënt - Faculteit geneeskunde UMCG/RUG Groningen
2008 – heden Zelfstandig gediplomeerd paardrijdinstructrice
2004 – 2009 Horeca medewerkster - Camping De Vledders Schipborg
Mevrouw H.G. Burgler-Feenstra, NQA-auditor
Mevrouw Burgler-Feenstra is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft een ruime ervaring met visitaties in het
hoger onderwijs en met EFQM-audits bij de Hanzehogeschool. Op grond van deze werkervaring heeft
zij auditdeskundigheid. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is
verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. In 2010 heeft zij deelgenomen aan de NVAO-training
voor gecertificeerd secretaris. In 2012 maakte zij enkele malen deel uit van een door de VLUHR
(Vlaanderen) samengesteld visitatiepanel.
Opleiding:
1985 Eerstegraads lesbevoegdheid, RijksUniversiteit Limburg
1981 Diploma logopedist, Academie voor Logopedie Groningen
1974 Diploma maatschappelijke werkende, Sociale Academie Den Haag
1969 Diploma HBS-B, Haags Montessori Lyceum
1966 Diploma MULO-B, Dr. O.G. Heldringhschool
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 47/57
Werkervaring:
2010 - heden NQA auditor
2001 – heden Beleidsadviseur kwaliteitszorg bij het Stafbureau Onderwijs en Onderzoek van de
Hanzehogeschool Groningen
1999 – 2001 Studentendecaan en beleidsadviseur faculteit Gamma dienst Onderwijs en
Studentenzaken
1984 – 1999 Docent logopedie Hanzehogeschool Groningen
1981 – 1984 Logopediste voortgezet speciaal onderwijs / zelfstandig gevestigd logopediste
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 48/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 49/57
Bijlage 4: Bezoekprogramma
Dag 1: 22 oktober 2013
Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
12.30 Kennismaking en rondleiding
Panel NQA + Opleidingsmanagement
13.15 Lunch
Panel NQA
13.30 – 18.30
15.30
Voorbereiding en materiaalbestudering
- Studiemateriaal
- Studentmateriaal
- Alle door NQA en de opleiding
geselecteerde afstudeerproducten
Spreekuur (in TB301)
Panel NQA
Dag 2: 23 oktober 2013
Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers
08.30 – 09.15 Blok Inhoud I: afstuderen
Docenten
MSc. mevr. Frissen
MSc. mevr. Krijnen
Drs. dhr. Stoop
Bc. dhr. Alouad Hadj
Externe beoordelaars (werkveld)
Drs. dhr. van Alphen
Drs. dhr. Pellen
Bc. dhr. van den Berg
Bc, dhr. Stiphout 09.30 – 10.15 Blok Inhoud II: afstudeerfase Studenten van de geselecteerde
afstudeerwerken
B. mevr. Petry Tindemans
B. mevr. Maud van Hoogstraten
Alumni 2011-2013
B. mevr. Marijke Bakerman
B. mevr. Hanneke van Uden
B. mevr. Tamara Schlatmann
B. mevr. Loes van Boxtel
B. dhr. Tom van Sprang
10.30 – 11.15 Blok Inhoud III: propedeuse en
hoofdfase
Studenten jaar 2, 3, 4
Mevr. Britt Hilliger
mevr. Cindy rekelmans
Dhr, Tim Janssen
Dhr. Pim Philippo
Mevr. Elle van der Heyden
Mevr. Ena Bilic
Mevr. Nicole Wijman
Mevr. Inge van Schijndel
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 50/57
Mevr. Stephanie van Seeters
11.30 – 12.15 Gesprek met docenten Docenten
MSc. mevr. Krijnen
MSc. dhr van den Bosch
Drs. mevr. van Beers
Bc. dhr. van Eijck
Drs. mevr. Merks
Bc. dhr. Gootjes
Drs. dhr. Stoop
12.15 – 13.15 Lunchpauze
+ overleg / extra bestuderen materiaal
Panel
13.15 – 14.00 1e gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
Drs. dhr. Huibers
M. dhr. Nicolasen
Bc.. dhr. Meier 14.15 – 15.00 Blok Borging Examencie, toetscie, oplcie, onderw. cie,
et cetera
Bc dhr. Flamman
Bc. mevr. Hulskotte
Bc. dhr. Van Teeffelen
Bc. mevr. Matthijse
Drs. mevr. Blom
Drs. mevr. Gijsbers
Drs. mevr. van Rooij
15.00 – 15.45 Eventuele extra gesprekken
15.45 – 16.45 Beoordelingsoverleg Panel
Panel
16.45 – 17.30 2e gesprek opleidingsmanagement,
inclusief afronding
Opleidingsmanagement
Drs. dhr. Huibers
M dhr. Nicolasen
Bc. dhr. Meier
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 51/57
Bijlage 5: Bestudeerde en ter inzage gegeven documenten
Inleiding:
Landelijke documenten:
• NVAO (2011). Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs
• Sectorraad HSAO (2008). Vele takken, één stam. Kader voor de hogere sociaal-agogische
opleidingen. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Academie- en Opleidingsdocumenten:
• Businessplan ASH, 2012
• Kwaliteitsbeleidsplan ASH, 2012
• Kwaliteitshandboek ASH, 2012
• Organisatieplan ASH, 2011 en 2013
• Startdocument OC ASH, 2007
Standaard 1:
Landelijke documenten:
• LOO-MWD (2010). Herkenbaar en Toekomstgericht 2.0. Opleidingsprofiel Maatschappelijk
Werk en Dienstverlening. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
• Nederlandse vereniging van maatschappelijk werkers (2006). Beroepsprofiel van de
maatschappelijk werker. Nieuwegein: Drukkerij Anraad BV.
• Sectorraad HSAO (2008). Vele takken, één stam. Kader voor de hogere sociaal-agogische
opleidingen. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
• Vlaar, P., Hattum, M. van, Dam, C. van & Broeken, R. (2006). Klaar voor de toekomst. De
nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening,
gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang. Utrecht: NIZW.
Avans document:
• Meerjarenbeleidsplan 2011-2014, 2011
Academie- en Opleidingsdocumenten:
• ASH Convenanten
• BPV-lijn, Beroepspraktijkvorming in de brede bachelor van ASH, 2008
• Erasmus programme training agreement and quality commitment, 2011
• Internationalisering – Uitvoering van beleid ASH, 2013
• Internationaliseringsbeleid ASB-ASH, 2011
• Kader voor Studieloopbaanbegeleiding binnen ASH, 2011
• Niveautaxonomie ASH, 2008
• Notitie Inrichting en doelformulering WAR ASH, 2012
• Notitie Onderzoeksvaardigheden in het nieuwe curriculum van ASH, 2010
• Notitie Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs van ASH, 2008
• Notulen WAR ASH, 2011-2013
• Opleidingskader ASH, 2013
• Verbeterplannen
• Verslagen Internationale Werkbezoeken, 2010-2013
• Verslagen Werkveldoverleg, 2011-2013
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 52/57
Standaard 2:
Landelijke documenten:
• Ploegman, M. & De Bie, D. (2008). Aan de slag! Inspirerende opdrachten maken voor
beroepsopleidingen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Avans documenten:
• Avans Hogeschool verbindt mensen, creëert kennis. Visie op leren en onderwijs, 2007
• Beleidskader Bacheloropleidingen Avans Hogeschool, 2005
Academie- en Opleidingsdocumenten:
• Aanvraag Lectoraat JGS, 2011
• Aanvulling Routing Onderwijsprogramma, 2013
• Academiegids ASH, 2013
• Basiswaarden van het agogisch beroepshandelen, 2007
• Beoordelingsrapport Keurmerk DHO, 2013
• Businessplan ASH, 2012
• Communicatie- en activiteitenplan ASH, 2012
• Curriculumverantwoording MWD, 2013
• Druk, drukker, werkdruk. Een onderzoek naar werkdruk bij ASH, 2011
• In-, door- en uitstroomnota ASH, 2012
• Kader voor Studieloopbaanbegeleiding binnen ASH, 2011 en 2013
• Kwaliteitsbeleidsplan ASH, 2012
• Kwaliteitshandboek ASH, 2012
• Lectoraat JGS en de verbinding met onderwijs, 2012
• Literatuurlijst MWD 2012-2013
• Niveautaxonomie ASH, 2008
• Notitie Onderzoeksvaardigheden in het nieuwe curriculum van ASH, 2010
• Notitie Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs van ASH, 2008
• Notitie Van 45 naar 52 studiepunten in jaar 1, 2011
• OER ASB en ASH 2012-2013
• Opleidingskader ASH, 2013
• Organisatieplan ASH, 2011 en 2013
• Personeelsplan Betrokkenheid – (y)our future ASH, 2011
• Project Vraagarticulatie Lectoraat JGS, 2012
• Routing Onderwijsprogramma, 2013
• Samenstelling MWD Team, 2013
• Studiegids 2013-2014
• Studiehandleiding Afstudeertraject ASH, 2012
• Studiehandleidingen
• Taakbelasting ASH, 2011
• Taalbeleid ASH, 2011
• TOP MWD, 2011
• Uitgangspunten en kenmerken van het didactisch model, 2008
• Verbeterplannen
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 53/57
Standaard 3:
Avans documenten:
• Kadernotitie Toetsbeleid Avans Hogeschool, 2011
• Kaderregeling Examencommissies Avans Hogeschool, 2011
Academie- en Opleidingsdocumenten:
• Adviezen TC, 2011-2013
• Alumnibeleid ASH, 2010
• ASH model voor toetsconstructie, 2013
• Besselink, J., Jie, S.L., Laaroussi, L., Lith, K. van, Schie, L.M. van & Willems, M. (2010).
Social Works. Een onderzoek naar bevindingen van alumni binnen het sociaalagogisch
werkveld
• Curriculumverantwoording MWD, 2013
• OER ASB en ASH 2012-2013
• Startnotitie Opleidingscommissie ASH & ASB, 2012
• Studiehandleiding Afstudeertraject ASH, 2012
• Studiehandleidingen
• Toetsbeleid ASH, 2013
• Verbeterplan Afstudeertraject ASH, 2012
• Verbeterplan Afstudeertraject ASH, 2013
• Zelfevaluatie CAP Propedeuse ASH, 2010
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 54/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 55/57
Bijlage 6: Overzicht bestudeerde afstudeerwerken
Hieronder een overzicht van de studenten van wie het panel de afstudeerwerken heeft bestudeerd. Conform de regels van de NVAO zijn alleen de studentnummers opgenomen. 9950395 2009516 2016624 2016914 2018658 2019110 2022567 2022850 2025330 2028401 2028566 2030766 2030828 2032172 2038903
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 56/57
© NQA – AVANS Hogeschool: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Den Bosch - BOB 57/57
Bijlage 7: Verklaring van volledigheid en correctheid