socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

137
UNIVERSITEIT ANTWERPEN Samenvatting Klassieke Sociologische Theorie Walter Weyns: Klassieke Sociologen en hun Erfenis Zie PPT WEBER VOOR EXAMENVRAAG!

Transcript of socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Page 1: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Universiteit Antwerpen

Samenvatting Klassieke Sociologische Theorie

Walter Weyns: Klassieke Sociologen en hun Erfenis

Zie PPT WEBER VOOR EXAMENVRAAG!

Page 2: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Inleiding

- Boek over de grondleggers van de sociologie: Comte, Marx, Durkheim en Weber (&Mead)- Bestemd voor de studerende lezer, met ruimte voor sociologische verbeelding - Sociologische verbeelding is altjd een subjectieve, existentieel gewortelde verbeelding

geen 2 sociologen denken hetzelfde over de sociale werkelijkheido Sociologische traditie meer verwant aan de filosofie dan aan de positieve

wetenschappen

Hoofdstuk 1: Saint-Simon en Comte - Sociologie als een positieve wetenschap

Het frustrerende voorbeeld van de natuurwetenschap

- De sociologie heeft haar Newton nog niet gehad: Kan niet op een mathematische manier de werkelijkheid beschrijven en precieze voorspellingen doen

(Comte gelooft hier wel in, spreekt over physique sociale)

- Darwin: evolutietheorie, niet wiskundig, niet voorspellen, maar levert wel een indrukwekkende verklaring voor het ontstaan van soorten

Een nieuwe Darwin is de droom van sociobiologen om van de sociologie een ‘echte’ wetenschap te maken

Newton of Darwin? Droom is hetzelfde: een sterkere verklarende kracht van sociologische theorieën zodat er een eenduidig antwoord is (‘zo is het en niet anders’)

- Giambattista Vico (1668 – 1744): tijdgenoot van Newton en een vurig pleitbezorger van de humane wetenschappen:

De samenleving is een door ons geschapen werkelijkheid en daarom begrijpen we die beter dan eender welk natuurkundig fenomeen

o Humane wetenschap als Nuovo Scienza (nieuwe wetenschap): Die de oude wetenschap in de schaduw zou stellen

Maar: ‘Nuove Scienza’ alleen al, verraadt dat die nieuwe wetenschap zich spiegelde aan de oude

Zelfs Weber met zijn ‘Verstehende’ methode ontkomt niet aan de vergelijking Enige socioloog die niet onder indruk van de natuurkunde was Auguste Comte

Page 3: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Comtes megalomanie

Megalomanie = grootheidswaan, enorme zelfoverschatting, …

Comtes doel: reorganisatie van alle wetenschappen onder toezich van de sociologie Sociologie zou een overkoepelende, synthetische wetenschap zijn die alle positieve kennis in zich opnam en een juiste plaats toeweest

Waarom de sociologie?: Sociologie is de enige wetenschap die de ‘volledige mensheid’ als voorwerp heeft. => Omvat alles wat er te weten viel over ontwikkeling van de mensheid (ook alle kennis die mensheid had verworven met inbegrip van de kennis over de manier waarop die kennis stapsgewijs was verworven)

Voordien: taak van religie & metafysica zochten naar samenhang, orde en overzicht Maar waren luchtkastelen, niet bestand tegen de realiteitHij Had respect voor het middeleeuwse weredlbeeld waarin alles een plaats kreeg, maar beeld was niet aangepast aan de moderne, industriële tijd. Nieuwe synthese nodig gebaseerd op feiten (niet op speculatie) Taak van de sociologie

Cultus van de mensheid begon hij tegen het einde van zijn leven, met hemzelf als hogepriester. Vieren dat het positieve tijdperk was aangebroken: begrip mensheid vanaf nu op wetenschappelijke leest geschoeid, handelen was toegepaste wetenschap.

De buitenissige levenswandel der positivisten

De positivisten waren vaak extreme persoonlijkheden, prometheïsche figuren Waren koppig, megalomaan en uitzinnig hadden alles over voor hun dromen, maar volgde meestal door ontgoocheling (bv: Comte & S.S. mislukte zelfmoordpoging)

Melagomanie hoort bij het positivisme: Willen meer dan wereld begrijpen gaat om haar verovering en herinrichting. Positivisme is een wetenschappelijk totalitarisme dat mensen en dingen te pakken wil krijgen op een juiste plaats zet en optimaal laat functioneren.

De ideeën lijken heel grotesk en bizar, maar eigenlijk zijn ze bijna niet te onderscheiden van de ideeën vandaag de dag. De idee dat:

- feitenkennis onze koers moet bepalen- kennis efficiënt handelen moet bevorderen- handelen productief moet zijn- wetenschap de wereld moet sturen.

Saint-Simon (S-S), de Karel de Grote van de wetenschap

(Henri de Saint-Simon (1760 – 1825) = leermeester van Comte)

- Spant wat betreft grootheidswaanzin de kroon

Page 4: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Deed zaken wat hem een groot kapitaal opbracht, kon volledig storten op studies- Maakte Amerikaanse en Franse revolutie mee

-> in FR.: ijverde voor broederlijkheid en tegen voorrechten adel (was zelf adel)-> werd opgesloten

- In gevangenis: Droom waarin KDG (waarvan zijn familie beweerde af te stammen):“Uw prestaties als filosoof zullen de mijna las krijgsman en politicus evenaren”

- Na vrijlating start Encyclopedisch project: Grote jacht naar kennis:- ging wonen tegenover Ecoly Polytechnique (ingenieursschool) zodat hij kans liep geleerden

tegen het lijf te lopen- Later langs Ecole de Médicine: contact zoeken met fysiologen- Nodigde vanuit heel EU wetenschappers uit naar Parijs om vragen te stellen en hun kennis te absorbereb Al wat er te weten viel zou in één hoofd, het zijne, samenkomen en daar tot een groots

inzicht opflitsen

Zijn ethiek: Hij vond het evangelisch beginsel te negatief: “doe anderen niet aan wat gij niet wilt dat u gedaan wordt gaat niet om wat er niet, maar om wat er wel moet worden gedaan verving het door een positief principe aangepast aan de IR tijd: “De mens moet werken”

-> Dat deed hij: bracht een stroom van plannen, manifesten, traktaten & brieven voort en benaderde iedereen die macht, aanzien of kennis had en probeerde hen te bekeren tot de ‘psoitieve filosofie’ (bv: Napoleon, …)

Waanzin als eretitel – de ontdekking van ‘le principe organisateur’

Kennis van denatuurwetenschappen zover gekomen dat: ‘geneesmiddel vormt voor alle kwalen van de mensheid’

o Fysico-politiek, zou grondslag vormen voor de organisatie van het leven

In het geschrift Travail sur la gravitation universelle: Wet van de zwaartekracht die het heelal eenheid geeft, zou de ook de grondslag van de maatschappelijke orde moeten vormen.Resultaat: Herinrichting van de Europese samenleving

- Iedere natie evenredig aan haar zwaartekracht, beperkt blijven in haar omvang en invloedsfeer- Natis zouden zich binnen natuurlijke, wetenschappelijk vast te stellen grenzen terugtrekkeno Vrede en voorspoed

De sprong van zwaartekracht naar staatsinrichting was te groot, voor de weinige lezerso S-S werd betiteld als waanzinnig, krankzinnigo i.p.v. zich tegen dit verwijt te verzetten, werd waanzin een eretitel:

-> “Waanzin is onontbeerlijk om grote dingen te doen.”

- Hij vatte nieuwe kennis op als een vorm van waanzin (althans op moment van conceptie)- Hijzelf probeerde alle kennis samen te brengen in één positieve fusie (waanzinnig)

-> slechts weinigen hiertoe in staat: meeste wetenschappers en filosofen bleven hangen in hun beperkt perspectief: putten zich uit in kritiek op anderen

1

Page 5: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- 18deE was kritisch en revolutionair genoeg (2 revoluties): 18deE moest ontdekkend en organiserend zijn-> grootste ontdekking: Het organiserend principe zelf: slechts weinigen toe in staat (maar S.S was hiertoe in staat) Hij zou “positieve filosofie” in het leven roepen en ze de maatschappelijke orde in overeenstemming brengen met de kosmische orde.

- S.S. beschouwde de idee van Le Principe Organisateur werkelijk als zijn grote ontdekking Houdt in dat: Mensheid had al veel kennis verworven, maar die kennis moest worden verspreid, verbeterd, toegepast en (vooral) GESYSTEMATISEERD tot één groot, alles omvattend geheel van kennis, zodat geen aspect van het leven nog aan haar zegeningen kon ontsnappen.

In z’n vervolgkwerk L’ organisateur: tekent hij de contouren van zijn ontdekking scherper uit: Het ging om de vestiging van een Kennismaatschappij (noemde hetzelf niet wel niet zo)

Bepleite de koppeling van kennis aan macht en organisatie-> Zonder elkaar zijn ze niets, maar alle drie samen vormen ze de heilige graal van de menselijk orde en vooruitgang

Een nieuwe samenleving in het positieve tijdperk van de mensheid: tijdperk van fysico-politiek en van het sciëntistisch centralisme

Sciëntisme = visie die van de beoefeningen der wetenschap de oplossing van alle problemen verwacht

Politiek als wetenschap van productie

- ‘regering’ zou worden vervangen door ‘bestuur’-> niet toevertrouwd aan een klasse van legisten en edellieden maar: uitgeoefend

door de ‘natuurlijke leiders van de maatschappij, de leiders van de productie’ Politiek is voortaan ‘de wetenschap van de productie’

- Parlement hervormen: niet stem v/h volk zou er klinken, maar de stem van wetenschap, kunst en industrie gaf aan hoe luid iedere discipline mocht klinken

3 kamers:Kamer van Uitvinding: ontwerpen plannen ter verbetering en verfraaiing van de FR-samenleving (bv:

wegen, kanalen, parken, … bedenken ook feesten)-> zetelen ontwerpers: 200 burgies, 50 dichters of lettekundigen, 25 schilders 15 beeldhouwers of architecten en 10 musici

Kamer van Onderzoek: toetsen plannen van Kamer van Uitvinding op haalbaarheid en organiseren het onderwijs-> zetelen 200 natuurkundigen en 100 wiskundigen

Kamer van Uitvoering: uitvoering van de goedgekeurde ontwerpen en heft belastingen-> zetelen vertegenwoordigers van iedere industrietak

2

Page 6: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Voor de overige wetgeving: combinatie van directe democratie en wetenschappelijk despotisme= iedere Fransman kan wetsvoorstellen doen, parlement maakt daaruit een verstandige keuze (in parlement zetelde immers het productie puikje van de samenleving: ontwerpers, wetenschappers & industriëlen) Actueel: Heel wat actuele hervorminsvoorstellen ter modernisering van de politiek vertonen eenzelfde mengeling van technocratie en populisme -> geest is verre van dood Comte: Comte bepleitte een autoritair technocratisch elitisme -> moest neits hebben v/h gewone volk

Le parabole: gedachtenexperiment in L’Organisateur

Le Parabole: gedachtenexperiment dat hij verzon in L’organisateur (Is moeten verschijnen bij Hof van Assissen voor majesteitsschennis)

Wat zou er gebeuren als er duizenden van de savants, artistes en artisans uit FR zouden verdwijnen? -> rampspoed Wat zou er gebeuren als er duizenden anderen zouden overlijden: ministers, hertogen, grootofficieren, leden van rekenkamers, bischoppen, … -> bedroefd, omdat Fransen goedhartig zijn, maar niet veel kwaad voor FR-Samenleving

! doel ≠ politieke macht geven aan de nijvere mensen= werk goed combineren land opvatten als één grote organisatie, bedrijf Tijdperk van de organisatie was aangebroken:

Geleerde kunstenaars, en bedrijfslieden moesten het land leiden- Geen details over de uitvoering van dit plan

-> wel opperde de mogelijkheid van een bondgenootschap tussen industrie & koningschap als overgangsmaatregel

Arbeid & liefde

Doel v/d reorganisatie: de vestiging van een industriële samenleving in de echte zin v/h woord o Goed voedsel & onderwijs maakt de lagere volksklassen geschikt voor arbeidszaam leveno Hamerde op het belang van rationele, efficiënte werkverdeling -> werk zou wetenschappelijk

worden georganiseerd (cfr. Taylorisme, maar kwam E later)o Beloning evenredig aan het werk dat hij deed

Geen liefdadigheid & armenzorg nodig: verschaf hen de grootst mogelijke hoeveelheid arbeid

Liefde in de vorm van filantropie & bereidwillige coöperatie zou het hoofdbestanddeel van de arbeid, en dus van de nijvere samenleving zijn.

Overal op het werk zou liefde en medegevoel heersen Comte: zou spreken over altruïsme, wat Saint Simon bedoelt komt eerder overeen met huidige term ‘teamspirit’

Samenleving zou zo van haar lastig probleem verlost worden: armoed

3

Page 7: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Tout par l’industrie, tout pour elle

≠ utopische socialist terwijl hij er wel bijgerekend werd.Waarom niet?

- Predikte geen gemeenschappelijk bezit van goederen- Sprak al helemaal niet over revolutie- Niet tegen privaat bezit- Zweeg over:

o Grove ongelijkhedeno Zwakkeren die niet in staat waren tot werkeno Het lot van de huidige bezittende klasse

Kern van het Eigendomsvraagstuk zoals S.S het opvatte: Hoe kan het eigendomsrecht worden hervormd zodat de productiviteit & rijkdom van de hele samenleving erdoor verhoogt?

- De nieuwe IR-orde zou vanzelf wel komen: als er maar hard genoeg gewerkt werd volgens de ideeën van de wetenschap volgens het beginsel: “Tout par l’industrie, tout pour elle”

(EXAMENVRAAG: leg dit citaat uit, wat bedoelde S-S hier mee?)

Saint-Simonisten

Aanhangers in Frankrijk, Duitsland, VK Gingen stap verder: waren wél voor afschaffing privé bezit

- beleden half mystiek geloof in samenwerking en mensenliefde mensen zijn afhankelijk van elkaaro Harde kern gekleed in speciale vesten, onmogelijk op je 1tje aandoen

-> herinnering dat mensen op mekaar zijn aangewezeno Groepering had alle kenmerke van een sekte, met eigen ‘zedenwetten’

Saint-Simon tussen zelfmedelijden & zelfoverschatting

Door het schrijven waren S.S zijn financiële middelen helemaal uitgeput Schreef bedelbrieven (bleven meestal onbeantwoord) -> minitatuur van zijn geestesgesteldheid

o Wanhoop, zelfmedelijden, … Maar boventoon blijft zelfoverschatting en grootheidswaan

Dat ze onbeantwoord bleven vond hij ongebegrijpelijk, want hij was diegene die de sleutel aandroes voor een duurzame verbetering van het samenleven door positieve kennis, hij was de bedenker van le doctrine industrielle et scientifique, …

- Ontgoocheld in wetenschappers, kunstenaars en industriële besloot hij zijn leven te beëindigen Maar buurman en Comte (z’n secretaris) vonden hem, en hij genas snel Hervatte met nieuwe moed de taak om de maatschappij te hervormen

4

Page 8: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Vervolgwerk: ‘Le catéchisme des industriels’ Legde hiërarchie vd industriële samenleving vast Samenleving zou meritocratische piramide worden: iedereen een positie

naargelang zijn verdienste Klasse van industriële nemen de leiding alleen nog bepalen wat rol vd wetenschappers was in deze samenleving

August Comte: in het spoor van Saint-Simon

- S.S geestelijke dauphin en secretaris- Vroegrijpe eigenwijze intellectuele omnivoor

-> op 14de aan ouders: geloven in God irrationeel, ik doe het niet meer- 16de: toegelaten tot Parije Ecole Polytechnique

-> 2 jaar nadien buitengesmeten wegens opstandig gedrag- Was geestverwant van S.S.: hun kwaliteiten waren complementair, ze beïnvloedden elkaar diepgaand groot aandeel in de vervolgwerken van S.S.- 3de deel van Le catéchisme industriel: Système de politique positive

o 1ste grote werk onder z’n eigen naamo 1 van de invloedrijkste boeken vd 19deE Geboorteschrift van het positivsmeo Bracht orde in de rommelige ideeënzolder van S.S

Het positieve

- Comtes denken was opvallend consistent: hield heel zijn leven vast aan z’n ideeëno -anaf 1945 (dood platonische geliefde Clotilde De Vaux): maakte van het positivisme een

cultus met een positivistische kerk, priesters, heiligendagen en rituelen -> door sommige omschreven als “Catholicism minus Christianity”

o Maar aan de kernideeën, de doctrine van het positivisme veranderd hij heel z’n leven weinig

- Boekje uit 1844 bedoeld voor het proletariaat: o Lichtte toe dat ware kennis (wetenschappelijke kennis) gradueel rust en orde zou brengen in

de samenleving i.t.t. Marx & Engels: riepen op om zich te verzetten tegen het kapitalisme (+- zelfde tijd)o Mensheid stond op punt het positieve tijdperk binnen te gaan: wetenschap zou het leven

sturen, iedereen zou er beter van worden-> beter dat iedereen plaats innam in de nieuwe, op wetenschap gestoelde samenleving i.p.v. oproer en revolutie

- Wat is er zo positief aan de nieuwe manier van denken?o Alles: letterlijk alle betekenissen van het woord zijn van toepassing op het nieuwe

denksysteem (zie volgende titels voor betekenissen)Het reële versus de verbeelding (citaat p.27)

1ste betekenis van ‘positief’: het reële (i.t.t. het chimerische) Nadruk op een voortuderende toewijding aan het onderzoek van zaken die werkelijk toegangkelijk zijn voor ons begripsvermogen

5

Page 9: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Droombeelden & fabula uitsluiten als men tot echte kennis wil komen (dat is voor theologen, metafysici & kinderen)

Wetenschap verdraagt zulke fantastische bedenksels niet: verbeelding moet worden onderworpen aan de waarneming

- Francis Bacon (neemt prominente plaats in in Comtes positivistische heiligenkalender)-> Schrijft in Organum Novum (1ste methodenboek vd moderen wetenschap: “Keer je af van verzinsels, houd je aan de feiten en niets dan de feiten” -> is ook positivistische credo

Maar de categorie het reële is niet zo waterdicht als Comte dacht: Nietzsche: Er zijn geen feiten, enkel interpretaties

o Meer nog: de notie van ‘realiteit is zelf een product van de verbeelding-> zeker de notie ‘sociale realiteit’

Bakoenin: sociale realiteit -> bestaat voor 80% in de verbeelding -> over % kan je discussieren De ‘maatschappelijke realiteit’ en sociale instituties bestaan voor een groot deel uit producten van de verbeelding (acteren, rollen, opvoeringen, ‘doen alsof’, …)Bv: eigendomsbewijzen bestaan alleen als mensen erin geloven, anders is het maar een gewoon papiertje, wat is een parlement, een wet, … zonder mensen die erin geloven dat het iets is? wat is geld zonder dat we er in geloven? …

WAT IS DE MAATSCHAPPIJ zelf, zonder mensen die geloven dat zij bestaat?? Zonder brave, naïeve mensen die bereid zijn of gedwongen worden om van alles te geloven en daar ook naar handelen, kan een sociale institutie niet bestaan Een institutie verzwakt als er minder mensen in geloven

Onderscheid tussen realiteit en verbeelding = ongelukkige keuze - Niet toevallig: Thomas Hobbes die zoch naar een geschikte voorstelling van ‘de maatschappij’ koost voor het beeld van een mythisch monster, Leviathan-> niemand heeft dat monster, die maatschappij ooit gezien, maar het bestaat wel

-> we geloven dat we erin zitten, deel van uitmaken Zonder ons die erin geloven, geen realiteit. Zeker geen ‘sociale realiteit’

Nut versus ledigheid – soorten kennis

2de betekenis is ‘nuttig’: kennis moet nuttig zijnMaar wat is dat? Voor wie? Slechts vage omschrijving: doet alsof wat nuttig is vanzelf spreekt.“Het nuttige (l’utile) contrasteert met het ledige (l’oiseux)”L’oiseux= nietsdoen, lege tijd

o Afgeleid van het Latijn otium: Komt uit het oude Rome: vrij zijn, geen werk omhanden, … o Comte verbindt positieve kennis aan activiteit

En Meer nog: Kennis moet dienen ter permanente verbetering van onze bestaansvoorwaarden” (bv: kennis aanwenden om bruggen te bouwen, …)

6

Page 10: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Dat kennis ook een ander ‘doel’ kan dienen dat niet is verbonden aan bedrijvigheid en activiteit, wordt in het ‘positieve tijdperk’ ontkend.Er zijn nochtans andere kennisvormen:

- Kennis die mikt op contemplatie & bezinningBv: Socrates: hoogste vorm van kennis is ‘weten dat je niet weet’ Bv: Plato’s ideeënleer: ware dingen die je niet kunt zien, maar kan herinneren …

- Comte vindt het allemaal onzin of bedrog -> allemaal metafysica of theologieo Ooit waren mensen tot niets beter instaat, maar dat stadium ligt nu achter ons, nu zitten

we in het IR-tijdperko Kennis die niet aanspoort tot productieve activiteit is geen kennis meer geklets dat

mensen zand in de ogen strooit- Comte herdefinieert de wetende mens: wat is de mens?

o Niet langer een zinzoeker maar een homo positivus: Onderwerpt zich aan niets, bahalve aan waarneembare feiten Lost praktische problemen op en organiseert het leven zo goed mogelijk en schort

zinvragen op- Net zoals Descartes, Bacon, Hume, Kant, … is Comte een bestrijder van overgeleverde

achterlijkheido Maar de positivistische reductie ging wel heel ver

-> herleidde de verhoudçing tss. kenner en gekende tot een instrumentele: Kennis is kunnen gebruiken, meer niet

o Comte sloot als het ware door zijn pleidooi voor ‘nuttige kennis’ de weg tot ‘medemenselijke kennis’ af (verstehen, inleving, wederzijds begrip, medeleven, …) Maar is ironisch omdat hij in sociaal opzich heel veel aandacht had voor medemenselijkheid en altruïsme

Zekerheid versus twijfel

3de betekenis is ‘zekerheid’- Van positieve kennis kan je op aan dat je iedere twijfel kunt laten varen

o Aarzelen getuigt van achterlijkheido Dankzij positieve kennis gedaan met oeverloze discussies van het geestelijke regimeo Positieve kennis precies en ondubbelzinnig, en brengt ‘harmonie voort in het individu

en in de geestelijke gemeenschap van de hele soort- Maar: Positieve kennis is NIET dogmatisch en onveranderlijk

o Verandert voortuderen, steeds stapje voor stapje vooruitgang, kennis van vandaag is mogelijk morgen achterhaald

Maar verandert niet aan dat in een positief bestuurde mpij op ieder moment de best mogelijke kennis beschikbaar is, daar kan geen twijfel over bestaan

Bestuurders, ondernemers, … weten met zekerheid dat als ze zich baseren op dez actuele stand van wetenschap, ze de goede en enige mogelijke beslissing nemen hoeven niet voorzichtig op te treden

o Hier ligt oorsprong van wet men noemt Comtes sciëntistisch autoritarisme: Wetenschappelijk inzicht verstomt iedere tegenstem

7

Page 11: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Denken tegen wetenschappelijke consensus is bewijs van achterlijkheid en verstoort de orde

Wetenschap dient niet ‘gericht te zijn op ontbinding, maar op organisatie’: wetenschap versterkt de orde. Onnuttige kennis is onwenselijk en schadelijk

Comtes sciëntocratie en repressieve tolerantie

1. In het algemeen, in de samenleving: de positieve vd wetenschapper tav het volk-> hij was alleen op dit vlak autoritair

Sciëntocraat: De leiding van de maatschappij komt toe aan een elite van deskundigeno Het gewone volk begrijpen misschien niet altijd wat de wetenschappelijk geschoolde

bestuurders hen voorhouden, maar is niet erg, ze moeten hen maar gewoon vertrouwen , want wich verzetten tegen de feiten zelf heeft geen zin

o positieve politiek: regeren op basis van feiten -> ze ontdekt de natuurwetten vd samenleving en past ze toe De feiten zelf regeren, er is geen alternatief is garantie voor de stabiliteit vd macht en consolideert de macht in de hand van zij die de macht bezitten (wie dat ook moge zijn) (zeer conservatieve gedachtte)

Conservatisme & zijn aanhangers:Gelijkenissen: obsessie voor ‘orde’Tegenstellingen: Conservatieven wilden de sociale orde herstellen terwijl Comte alles

dddverwachtte van een op wetenschap gegrondveste orde. Die orde zou solider zijn.

2. Binnen de wetenschap zelf- Zijn de verhoudingen minder autoritair- wetenschappelijke kennis: is relatief, tijdelijk en per definitie niet-absoluut. Geen enkele theorie kan gelden als dogma. Geen theorie is boven twijfel verheven, zelfs de logica niet (als het studiemateriaal erom vraagt, moet zelfs de logica worden herzien)

MAAR gevaarlijke en extreme theorieën worden wel afgewezen, men moet niet te ver gaan.- Ideeën die de orde niet bedreigen zijn toegelaten, zonder uitzondering Comte predikt een tolerantie

- Maar is een repressieve tolerantie (Herbert Marcuse): alle vragen en ideeën mogen worden geopperd, maar alleen vragen die door een onderzoek naar waarneembare feiten kunnen worden beantwoord, zijn legitiem Onoplosbare vragen (theologie & metafysica, …) worden verworpen. Ze worden niet verboden want dit zou strijdig zijn met de enige geldige methode om al het ontoegankelijke buitenspel te zetten: ‘het dient systemtisch on onbruik te geraken’ Positivisme wijst dus niets af, heeft geen ‘tegenstanders’ (op ordeverstoorders na), maar het laat zijn tegenstanders (onderzoekers die zich bezig houden met onnuttige vragen) ‘systematisch in onbruik raken -> laat hen stilletjes wegkwijnen

- Vraag is natuurlijk: wat zijn onbeantwoordbare vragen?

8

Page 12: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Voor Comte was het simpel: alles wat te maken had met theologie en metafysica-> maar is werkelijk niet zo simpel (zie volgende pagina)

De impasse van het logisch positivisme

Het latere positivisme:- Het Neopositivisme van Ernst Mach- de logisch- positivistische kringen rond Schlick en Carnap: Weense School Bogen zich over die vraag (ook Wittgenstein en Popper speelden een rol in de discussie)

- Voor de robuuste positivisten is een feit en feit, niet moeilijks aan- Maar:

o Hoe kan je een feit onderscheiden van een misleidende waarneming?o Hoe betrouwbaar zijn zintuigen?o Hoe vind je een taal waarin je accuraat en ondubbelzinnig een feit kunt uitdrukken? Logisch positivisten beten hier hun tanden op stuk: Ze zochten naar een nauwkeurige wetenschappelijke taal waarin alle feiten uit de wereld kunnen worden uitgedrukt zonder dubbelzinnigheden, onzin en emotionele of ongewenste indringers!

- Pogingen om de syntaxis van zo’n perfecte wetenschappelijke taal te ontwerpen (bv: Carnap, Wittgenstein, …) strandden op het probleem hoe je protocolzinnen of automaire zinnen kan formuleren: Zinnen die zo perfect een in de ervaring gegeven ‘feit’ uitdrukken, dat niemand er nog aan kon twijfelen dat ze enkel en alleen, en niets anders dan een ‘feit’ verwoorden. waren de heilige graag vd logisch positivisten

o Maar niemand in geslaagd om een ‘atomair feit’ te identificeren en in een ondubbelzinnige ‘atomaire zin’ uit te drukken

o Uit zoektocht bleek dat (simpele) feiten niet bestaan wat Comte logisch achtte, bleek onoplosbaar

Er is geen sluitend criterium om ‘zinvolle’ (louter op feiten betrekking hebbende) van ‘niet-zinvolle’ (van feiten los zwevende) taal te onderscheiden!

- Ook Karl Popper: die vanzichzelf vond een beter criterium te hebben bedacht om wetenschap van niet-wetenschap te onderscheiden, bleek niet waterdicht

o Logisch positivisten zochten naar een verificatiebeginsel: zouden ze nooit vinden want bestaat niet

Heeft gelijk: is onmogelijk om een bewering voor eens en voergooed te verifiëren, toekomst kan anders uitwijzen

o Je moet falsificiëren: Maar kun je ook nooit met 100% zekerheid doen, doordat toekomst anders kan

uitwijzen Zoektocht naar atomaire zinnen mondde uit in scepticisme en relativisme vd wetenschapsfilosofie (Kuhn, Feyerabends, …) bv: Feyerabends stelling: alle methoden zijn in wetenschap toegestaan want je weet op voorhand nooit welke methode iets oplevert en welke niet. Ook zijn feiten altijd interpretaties (zie Nietzsche)

9

Page 13: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Het onderscheid tussen wetenschappelijke en onwetenschappelijke uitspraken bleek niet zo helder als Comte meende. -> Maar in feite was hij weinig bekommerd om de logische of filosofische grondslag van zijn positivisme. (hij zou zich afkeren tegen de discussie van de neopositivisten en logisch positivsten, want doet denken aan oeverloze discussies van metafysica.)Hij zou gewoon verwijzen naar de 2de betekenis van ‘het positieve’: alleen nuttige kennis is zinvol.

Positivisme als geestelijke macht

Zo lijkt het alsof de wetenschappelijhkheid van een theorie wordt onttrokken aan de wetenschappers zelf is standpunt van S;S

Saint-Simon: Industriëlen hebben het laatste woord, want wetenschap dat de productie niet ten goede komt is flauwekul.

Industriëlen en organisateurs staan bovenaan de hiërarchie, wetenschappers vervullen dienende rol

Comte: om te weten wat nuttig is moet je verder kunnen zien dan de praktische noden van vandaag

Loop en geschiedenis en doelen vd maatschappij in de gaten houdeno Moet een overtuigd positivist zijn om te weten wat nuttig is.

In Exposé général van zijn Système de politique possitive somde hij de dwalingen op waarvoor een positieve politiek zich moet hoeden:

1. Denken dat de samenleving in 1 klap kan veranderenRevolutie ≠ juiste weg, oprijzen van nieuwe mpij stelsel gaat traag zoals natuur

2. Alles te verwachten van de’ praktische daad’Mannen vd praktijk missen de theoretische capaciteit om de vele kleine feitjes in één grote synthese op te nemen -> alleen volbloed positivisten zijn theoretisch geschoold om vooruitgang te herkennen en ‘de loop ervan te vergemakkelijken’

Conclusie: Enkel positivistische wetenschappers (zoals Comte) munten uit in het bepalen wat nuttig is, en wat niet (niet de organisateurs et industriëls).Gebruikt geen echte argumenten om te bepalen wat wetenschappelijk is en wat niet.

Zegt slechts dat hij gelijk heeft, omdat hij gelijk heeft. Hij leidde ‘de loop der dingen’ af uit de feiten, en dus had gij gelijk -> met zo iemand kon je niet praten

In datzelfde Exposé général ontvouwde Come z’n idee voor een: tweevoudige leiding van de samenleving.- Waarom was ME-orde zo stabiel? Maakte onderscheid tussen geestelijke & wereldlijke orde:

o Wereldlijke macht: hield orde van alledag in stando Geestelijke macht: hield hogere waarden en verre doelen in het oog, en gaf zo dagelijkse

orde een stabiel fundament- Comte was bewonderaar van de middeleeuwen: “een duizendjarig rijk van orde”, maar hij miste voorruitgang Maatschappij moet het ME-gevoel voor orde combineren met het moderne gevoel voor vooruitgang

Terugkeer naar middeleeuwen in positivistische gedaante.

10

Page 14: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Tweedeling tss geestelijke en wereldlijke macht zou opniew moeten geïnstalleerd worden, maar op een manier die paste bij het positieve Tijdperk:

o Wereldlijke macht: TOEN koning & adel; NU de industriëleno Geestelijke macht: TOEN kerk; NU positivistische wetenschappers – de ‘wetenschappers van

de ervaring’

Breuk tussen Saint-Simon en Comte als mini-investituurstrijd

De Investituurstrijd was een machtsstrijd tussen de Rooms-Duitse keizer en de paus van Rome tijdens de 11e en 12e eeuw. De twistvraag ging steeds over de benoeming van hogere geestelijken (rijksbisschoppen) en de abten en abdissen van rijksabdijen (geestelijke instellingen onder voogdij van de keizer) naar Wikipedia

De idee van de tweevoudige leiding vd samenleving ontwikkelde Comte voor het eerst in zijn système de politique positive, een door S.S geleide reeks, en de idee zinde hem totaal niet.2 redenen:

1. Verschillende visie over de organisatie van de samenlevingSaint-Simon wou dat de industriëlen van boven zouden staan, hij heeft heel zijn leven intensief omgegaan met hen, hij had het voor hen opgenomen tegen de parasitaire standen van clerus en adel Kon het niet hebben dat Comte de geestelijke klasse, boven de industriëlen wou plaatsen; Hij zag het als een nieuwe parasitaire kaste die opdoemde en verzetten zich tegen de publicatie

o Tussen S.S en Comte leek zich de oude ME strijd over de voorrang vd machter herhalen-> leek alsof ze onderelkaar een miniatuur-investituurstrijd uitvochten maar in een positivistisch gedaante; de strijd om de vraag; wie stuurt de samenleving?

Waren het over eens dat het volk niet geschikt is om te sturen-> Souvereiniteit van het volk: enkel nut om de macht vd koning te breken, nu achterhaald

Was kritisch begrip, niet positief; je kan er mee afbreken maar niet mee opbouwen

Sturen kon je beter overlaten aan deskundigen, maar welk? De mannen vd wetenschappers-experten (Comte), of de industriële

ondernemers (S.S)? Beide werden het niet eens, en kwam tot een pijnlijke breuk

Wet der drie stadia

Ook lag er een dosisch psychische splijtstof ten grondslag aan de breuk2. Erkenning

Comte vond dat hij weinig erkenning kreeg voor zijn werk.Onenigheid over de vraag wie van beiden auteurschap kon opeisen van de ‘Wet der Drie stadia’

11

Page 15: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

-> Comte hield het als zijn grote ontdekking-> maar in feite precisering van S.S nogal wollige ‘principe van organisatie’

Wereldgeschiedenis doorloopt 3 fasen:1. Theologische fase

Gekenmerkt door: verbeelding en naïve vertelsels over natuur, geesten en godenVb: Op Politiek vlak: Feodale stelsel-> Gezag koning beruste op traditie en werd omgekleden met sage en legenden.

2. Metafysische faseGekenmerkt door: een streng en kritisch hanteren van algemene beginselen op zo’n abstracte wijze dat de band met de empirische realiteit ontbreekt Vb: Verlichting vd Amerikaanse en Franse revolutie:=> verlichte geesten & revolutionairen bedachten mooie absreacte begrippen zoals Volonté générale (Rousseau) en gebruikten graag universele bovenhistorische begrippen zoals dé vrijheid, dé gelijkheid, dé universele rechten vd mens Allemaal heel verheven en abstract, maar niet met de voeten op de grond

3. Positieve faseStond mede dankzij tussenkomst van Comte op het punt te beginnenGekenmerkt door: Het onverdroten bijsturen van kennis door nieuw & beter onderzoek van de feiten Zou gekenmerkt worden door een vestuur dat steunt op feitenkennis, en dat uit de feiten afleidt waar de samenleving naartoe moet -> vanaf nu regeren de feiten

In alle domeinen vh leven kon je de drieptrapsontwikkeling vaststellen (zie voorbeelden)

De idee dat de geschiedenis ingedeeld is in 3 fasen, en dat iedere fase haar eigen inzichten met zich meebracht zodat de waarheid gaandeweg stapje voor stapje tot rijping kwam en pas in de derde fase tot volheid kwam Geen nieuw idee

o Oorsprong in 12de E, in profetische termen doro Joachim Van Fiorao Nadien verschillende malen in verschillende vormen herhaald

bv: Fichte, Hegel Vico, Condorcet, Turgot, … Comte kende met zijn brede encyclopedische geest deze lange rij van voorlopers. Dat hij zich

toch beroemd op deze ‘ontdekking’ (ook tegenover S.S) heeft te maken met de intensiteit waarmee het idee hem overviel. Hij vereenzelfdigde zich met de idee; Hij was die gedachte, dus was ze van hem, en hij verwachtte er veel van. De finale vestiging van een mensheid die harmonieus in vrede leefde (deze wens werd uitgedrukt in de laatste betekenis vh woord positief)

Positief negatief: voorbij kritiek, gewetensvrijheid en democratie

Laatste betekenis het positieve = ‘tegenovergestelde van het negatieve’

12

Page 16: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Huidige connotatie van het woord is mede beïnvloed door manier waarop S.S, Comte en andere positivisten het begrip gebruikten

Opgewekt, gunstig, optimistisch (recente connotatie) o ‘Positief’ betekent staande geneover ‘het negatieve’ niet op ontbinding rericht zijn, maar op

organisatie het positieve is het georganiseerde

- 1ste taak die ‘philsophie positive’ voor zichzelf ziet, is het bijeenbrengen van alle brokjes positieve kennis tot één groot, geïntegreerd geheel.

o Systematiek en volledigheid zijn immers de 2 voorwaarden waaraan wetenschap moet voldoen.

Het negatieve daarentegen is: het fragmentaristische, kritische, ontbindende, toevallige o De samenleving heeft behoefte aan orde en samenhang

In het positieve tijdperk moet die samenhang komen van de grote consensusbouwer: de wetenschap (wie kan het immers oneens zijn met ‘de feiten’?)

- Hoe kleiner de mazen in het wetenschappelijke net: hoe meer levensdomeinen onder de regie vd wetenschap komen, en hoe minder er valt te ontsnappen aan de door de wetenschap ontdekte ‘lois naturelles’

Onderscheid tss natuurwetten en juridische wetten doet er dan niet meer toe-> want: recht volgt immers rechtstreeks uit het wetenschappelijke inzicht

Rechtsormen worden even onbekritiseerbaar als ‘natuurwetten’

Comte ziet hier belangrijke rol voor de sociologie: alleen het morele en sociale vraagstuk is nog niet aan wetenschap onderworpen (zie citaat p.40) Taak sociologie: deze verschijnselen eveneens te verheffen tot het positieve niveau

De machtige positieve wetenschap zou dus ook positief zijn in die zin dat er geen plaats is voor het negatieve, en dus geen plaats voor kritiek

- Come trok altijd al van leer tegen de kritische stem: Vandaag zijn er 2 verschillende bewegingen id maatschappij

o Desorganisatie: leidt naar politieke en morele anarchieo Organisatie: leidt naar de definitieve sociale toestand vd menselijke soort (op voorwaarde

dat de desorganiseren kracht werd gestopt) -> is de beweging vh positivisme

- deze desorganiserende kracht was ‘de kritische doctrine’ ofwel; de zwaze koppeling van ‘onbeperkte gewetensvrijheid’ aan volkssoevereiniteit’

o Vrijheid van denken valt niet te rijmen met voorschrijdende inzichten vd positieve wetenschap -> waartoe dienen de superieure inzichten vd wetenschap als iedereen vrij is om er al dan niet rekening mee te houden?

o Hij geeft toe dat: ‘les principes critiques’ uitstekend zijn om de oude versleten orde neer te halen, te vernietigen (bv: vernietiging vh feodale en theologische systeem) Maar niet deugen als basis van een nieuwe orde: in de biologie, astronomie, natuurkunde, … bestaat er ook geen gewetensvrijheid

In de toekomst zal ook inzake sociale en politieke aangelegenheden geen gewetensvrijheid nodig zijn

13

Page 17: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Volkssoevereiniteit & gewetensvrijheid zijn ongeschikt als basis voor ‘reorganisatie van de mpij’-> zouden enkel leiden tot verlingen vd toestand van anarchie

- We zitten in een toestand tussen de absurditeit van het AR, en het gevaar vd anarchie ten gevolge van ongebreidelde kritiek kan alleen verholpen worden als we denken zoals de wetenschap dat voorschrijft, altijd en overal leven moet gelijk zijn aan toegepaste positieve wetenschap

Conclusie – de gerealiseerde technocratie

Het groteske denken van S.S en Comte was vaak een bron van spot. Haast niemand leest ze nog.= onterechtWant juist hun werk toont de groteske megalomane zijde van de sciëntocratie het scherpste

We lezen hen niet dus zien niet dat een goed deeel van hun ideeën vandaag zijn gerealiseerd Het positivisme is alledaags geworden: de politiek is verengd tot het bekijken van feiten en info verzamelen ‘Science has spoken’: De besluitvorming wordt in handen gelegd van wetenschappers”-> alleen experten, technocraten, wetenschappers begrijpen de complexiteit van desamenleving te beheersen.

- Politiek in een technocratie verwordt tot een onderwerping aan ‘objectieve feiten’ dat gepaard gaat men een ‘wegcijfering van zichzelf’

o Burgerschap wordt herleid tot de comptetentie zich aan te passeno Deze vorm van burgerschap schakelt iedere autonomie of weerstand, of eigen gevoelens

uit in naam van een algehele aanpassing aan de ‘orde van de feiten’ Maar politiek die collectieve verbeeldingskracht op positivistische wijze herleidt tot feiten checken en informatie verzamelen, en die de politieke doelen voorstelt als ‘de enige haalbare alternatieven’ doodt de hele idee van de polis (helaas kijkt niemand daar meet van op

- wetenschap levert ons ook geen kennis meer in de oude in vh woord ‘kennen’ = een intieme relatie met

o Voor iedereen, ook wetenschappers-specialisten zelf, is wetenschappelijke kennis 2de handskennis

We leren formules en theorieën die we niet helemaal doorgronden en niet voortspruiten uit onze eigen waarnemingen

We leren abstrate, onbegrijpelijke kenis te hanteren tegen onze eigen ervaringen in dus vertrouwen we onze eigen zintuigen niet meer

Wolfgang Köhler: “onze wetenschappelijke beschaving dreigt ertoe onze waarneming te verarmen

Druist volledig in tegen het positivistische credo ‘vertrouw slechts op feitenkennis’

Wetenschap maakt de wereld alleen maar vreemder, niet vertrouwd. Begrijpen in de zin van ‘verstaan’ is achterhaald -> is dit erg? Positvist vindt juist van niet

o Kennis heeft geen waarde op zich, maar is een intstrument van controle en macht ‘Kennis is macht’

14

Page 18: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Comte’s conclusie: gehele samenleving moet zo worden ingericht dat de positieve kennis, en dus de mogelijkheid tot beheersing, overal heerst

Dit streefdoel is voor ons al doodgewone realiteit: wetenschap is een machts- en beheersingsinstrument

Wetenschap indentificeert zich met de enige functie: de samenleving sturen-> ze reduceert de wereld tot dwat te controleren valt, en reduceert mensen tot cipiers of gevangenen van diverse regimes die hun gedrag sturen .

Hoofdstuk2: Kennis als strijd, strijd als kennis – De wereld volgens Karl Marx

Marx als wereldhistorische figuur

‘Hij werd tot halfgod verhaven. Hij werd vervloekt. Hij kwam, zag en verdeelde.’- Tijdens KO noemde de ene helft zich vd wereld Marxistisch, en de andere helft anti-Marxistisch- Zijn visioen was de droom van een vrije, klasseloze wereld.Hoe Marx interpreteren?

- Hoel haal je Marx’s ideeën uit de wirwar vd geschiedenis? is onmogelijko Lezen is interpreteren: hoe complexer een werk, hoe groter de interpretatieruimte

-> in geval van Marx is die interpretatieruimte inmenso Onder Marx-exegeten: tal van niet te verzoenen uitersten:

Hardhleerse antihumanisten vs christelijke humanisten Vulgair-materialisten en zweverige neohegelianen-> menen allen de geest van Marx echt begrepen te hebben

Al lezend en citerend delven zij ieder hun eigen waarheid op, geldt zelfs voo Marx intimi: toen Marx kennis nam van de ideeën van zijn shoonzoon die hij in FR verspreidde onder de noemer ‘Marxisme’ was Marx boos -> ‘als dat Marxisme is, ben ik geen Marxist’

- Wat interpretatie nog bemoeilijkt is dat zijn werk niet enkel bestaat uit zijn teksen, maar zijn werk bestaat ook uit wat die teksten teweegtbrachten

Zijn boeken diende niet alleen om gelezen te worden, ze moesten iets doen-> filosofen hebben de wereld alleen maar op verschillende wijze geïnterpreteerd, maar het komt er op aan de wereld te veranderen

- De ‘echte Marx’ is opgegaan in de geschiedenis -> uiteraard blijft zijn geschreven werk de toetssteen; maar de vraag is hoe moet je dat werk lezen?

Marx’s dialectische methode geeft de gelegenheid tot zeer veel interpretaties Citaat p51 over de dialectiek: “zij ziet al wat ontstaan in het licht van zijn ontikkeling en

van zijn vergankelijkheid “o De inzichten van Das Kapital moeten dus ook i het licht van hun

vergankelijkheid worden geplaatst Geen enkel idee heeft eeuwigheidswaarde

o Das kapital bleef dan ook onvoltooid, doordat Marx het niet kon laten om de tekst alsmaar om te gooien, aan te vullen en te schrappen zijn denken was nooit afgerond

15

Page 19: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Een tekst is geen plaats waar inzichten kunnen worden bewaard, het is een aanmoediging tot nadenken, voortdenken en handelen. -> de doamectoscje maatschappijanalyse is geen kant-en-klare methode, je moet op eigen kracht verder gaan zelf nadenken, niet slaafs citeren en reciteren

Een biografische schets

Zijn leven ontrolt zich in drie bedrijven: een Duits, Frans en een Engels bedrijf- het culturele klimaat waarin hij terechtkwam bevatte heel wat elementen die zijn werk later zouden kenmerken.

Burgerlijke afkomst – de verlichting thuis

o Geboren 1818, te Trier (Duitsland, drie jaar tevoren nog deel vh Postrevolutionaire FR van Napoleon -> Congres van Wenen)

o Komt uit een Joodse familie: afstamming uit een lang geslacht van invloedrijke rabbijnen.Vader van Marx (Heinrich Marx) was de eerste niet-rabbijn advocaat

o Omvangrijke bibliotheek thuis, met veel boeken vd verlichtingo Vader was geen orthodoxe, maar maakte deel uit vd joodse verlichtingo In 1815: Trier deel van Pruisen anti-joodse wetgeving die joden verbood om een

vrij beroep uit te oefenen bekeerde zich tot protestantisme en liet zich dopen om z’n advocatenpraktijk te kunnen blijven uitoefenen -> werd later zelfs rechter

Invloed van judaïsme – de joodse geschiedenisopvatting

o Hij was heel z’n leven terughoudend over zijn joodse afstamming. toch bestaan er veel overeenkomsten tussen Marx’ stijl en methoden en die van de rabbijnen, joodse leeraars en geleerden. Marx’ geschiedenisopvatting draagt onmiskenbaar het stempel van de joodse, profetische erfenis:

o In de joodse traditie is geschiedenis niet zozeer wat zich in het verleden heeft voorgedaan. Het is dat wat gebeurt, wat zich voltrekt en wat voleindigd zal worden. geschiedenis is de voortzetting en afronding van de schepping

o Geschiedenis maken betekenist zich aan de Goddelijke Wet houden, zich rechtvaardig gedragen en uitkijken naar een betere wereld Dit paradijs zou er komen vanaf wanneer de voorwaarden vervuld zijn. Dan zou er een Messias komen die een eindoordeel velt over de geschiedenis -> geschiedenis zou tot zijn einde komen, en dit zou het begin inluiden van een vreugdevolle tijd van verlossing en verzoening. Sommige zinnen van Marx lijken recht uit deze profethische teksten te komen (hij volgde ook colleges van Jesaja aan ’t unief, miss daarom) Vergelijking tss joodse messiasfiguur en Marx wordt geregeld gemaaktbv: “het historisch materialisme is heilgsgeschiedenis in de taal vd economie”

o De ontwikkelingswetten vh kapitalisme wordt gedragen door een eschatologisch geloof kapitalisme gaat op een gegeven punt ten onder

o Zonder de onderstroom van joodse messianisme en eschatologie (de leer van het einde der tijden) zou Marx heel wat van zijn aantrekkingskracht verliezen.

16

Page 20: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o De messiaanse inslag verklaart waarom veel miljoenen mesen geestdriftich aan zijn revolutionaire oproep beantwoorden

Marx en de literatuur

o Was een goede student aan het Jezuïetencollege te trier: o Voor Duits opstel: commentaar dat hij op te overdreven wijze zoekte naar aparte

beeldrijke taal Fout die hij later nog vaak zou maken: Gebruikte heel veel hyperbolen en

weredliteratuur was voor hem een grabbelton van citaten.o Studeerde rechten aan de universiteit van Bonn en later Berlijn.

o Legde zich daarnaast toe op geschiedenis, klassieke talen en filosofieo Hij was een zeer belezen man en las alles door elkaar

Oorsprong van waarom Das Kapital er als een rommelzolder volgestouwd met citaten uit diverse bronnen uit ziet

o Marx nam al sinds zijn studententijd de gewoone aan om van al wat hij las aantekeningen te maken, en raakte deze gewoonte niet meer kwijt

Belijdenisbrief aan zijn vader – breuk met het idealisme

Beschreef in een brief aan zijn vader welke weg hij als negentienjarige met vallen en opstaan al had meegemaakt. Brak zichzelf constant af, eindigde met de zin (levensmotto): ‘Ik kwam ertoe mijn ideeën niet meer te zoeken in idealisme … maar in de werkelijkheid.’ -> zie p.56

Duurde nog even oor Marx de idealistische filosofie van Hegel voor een consequent materialisme had omgeruild, maar de kern werd hieral aangekondid.

Hegels dialectisch systeem op z’n kop

- Hegel was voor Marx, zoals voor veel jongeren van zijn generatie, de belangrijkste filosoofo Maar je kon hem niet zomaar navolgen: je diende met Hegel tegen Hegel in te gaan

-> de dialectiek die hij verkondigde, moest ook op hemzelf worden toegepast- Hegels dialectisch systeem vatte de wereldgeschiedenis samen in een dialectische formule

o Geschiedenis is opeenvolging van thesen, antithesen en syntheseno En wordt voortgedreven door een geest, die eerst sluimerend, gaandeweg van

zichzelf bewust ordt en ten slotte na de hele opeenvolging van thesen, antithesen en sysnthesen belandt bij het nec plus ultra: het absolute weten het eindpunt van de volledig transparant geworden geschiedenis

- De dialectische stuwing van hegel in de geschiedenis beviel Marx, maar de adoratie van de geest vond hij bespottelijk -> de geschiedenis wordt niet bepaald door ‘de geest’ maar door de mensen van vlees en bloed die zwoegen en werktuigen gebruiken Niet de geest maar de economie, de arbeid is de motor vd geschiedeniso Hegel moet op z’n kop worden gezet: geen idealistische woorden zoals de idee, de rede,

de geest, … Maar de materiële werkelijkheid moet in het brandpunt vd aandacht komen te staan

17

Page 21: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Was geen vulgair materialist: erkende dag ideeën werkzaam zijn, maar zijn ingebed in het materiële reproductieproces en werken daarop in

- Breuk met idealisme was meer dan een filosofische breuk was een maatschappelijke daado Terwijl in FR, zeker na revolutie het denken zijn weg naar de politiek had gevonden

-> filosofen konden hun licht schijnen op actuele problemen in politiek en maatschappijo In Duitsland was de kloof tss denken en doen onoverbrugbaar: Pruisische koning en

andere Duitse vorsten lieten geen kritiek toe Er was censuur, Universitaire docenten moesten koninlijke goedkeuring krijgen,

… Idealistische filosofie in DUI was een product van de maatschapelijke omstandigheden:

o Het ‘zuivere denken’ in het idealisme was de enige vluchtweg die overbleef voor kritisch ingestelde intellectuelen

o Denken werd gedoogd, op voorwaarde dat het zich ver hield vd politiek en de macht, of dat het zo’n abstract filosoferende of verheven toon aansloeg, dat niemand er aanstoot aan nam.

daarom dat de idealistische filosofie en romantische fantasterijen zo’n hoge toppen scheerde in DUI.

citaat p.56: ‘Ik kwam ertoe mijn ideeën niet meer te zoeken in idealisme … maar in de werkelijkheid. drukt niet alleen persoonlijk standpunt uit, maar legde ook de tragische positie van vele kritische intellectuelen bloot Het idealisme de rug toekeren en de werkelijkheid opzoeken was een daad die moed vergde.

- Zijn vader was niet opgezet met diens belijdenisbrief, maakte zich zorgen over de toekomst van Karl en ook z’n relatie met adelijke Jenny von Westphalen -> vreesde dat hij niet in staat was om behoorlijk voor zo’n dame van stand te zorgen.

- Vader overleed kort daarna, en Marx had bijna geen contact meer met z’n familie en ging radicaal z’n eigen weg met Jenny aan z’n zijde.

- Sloot universitaire studie in 1841 af met een doctoraat id filosofieo Overwoog even academische carrière, maar besefte dat dit milieu niets voor hem

wasJournalist

- Ging aan de slag bij Die Rheinische Zeitung en zijn pen was vlijmscherpo Had kritiek op intolerantie vh Pruissische absolutisme en op de tsaar

-> Tsaar verzocht Pruissische koning om de Rheinische Zeitung te verbieden en dat gebeurde

- Maakte veel vijanden onder de gekroonde hoogden van Europa, maar ook de liberale oppositie - de jong-hegelianen, zijn voormalige vrienden van de doctorsclub - kregen er van langs

- Ook tegen het communisme trok hij hard van leer-

Parijse tijd – ontdekking van het proletariaat – wapen van de kritiek

18

Page 22: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Marx ging in op uitnodiging om hoofdredacteur te worden van een Parijs’ blad voor Duitse emigranten, omdat hij besefte dat hij weinig toekomst had in het autoritaire Pruisen.

o Hij schreef hier ook nog voor andere bladen voor Duitse radicalen.o ‘We moeten de Duitsers Frans (i.e. revolutionair) leren denken.’ Schreef hij

- Marx mengde zich hier in het milieu van DUI, FR en internationale radicalen.o Leerde er grote figuren kennen:

Dichter Heinrich Heine: keek uit naar revolutie in DUI Russische anarchist Bakoenin Franse socialst Proudhon , …

deze contacten radicaliseerden de visie van Marx- Marx noemde zichzelf nu plots wel communist (betekende in Parijs toen niet veel anders dan

socialist, maar dan geen intellectuelen van burgerlijke afkomst, onder communisten vooral fabrieksarbeiders en ambachtslui te vinden)

- Kwam meer en meer tot inzicht dat kritiek op ideeën (wat de jong hegelianen deden, vooral kritiek op godsdienstige ideeën) niet tot de kern ging. Ideeën verhulden vaak de werkelijkheid dieper doorstoten naar de economische verhoudigen

- Bezocht soms arbeidersbijeenkomsten en trof daar hoge mate van vastberadenheid en menselijkheid aan de kiem van zijn geloof in de historische rol vh proletariaat (citaat p.60)

- Droomde van verbond tss zijn radicale filosofie en de kracht vd massa: “Zoals de filosofie in het proletariaat zijn materiële wapen vindt, zo vindt het proletariaat in de filosofie zijn

geestelijke wapen, en zodra de bliksemstraal van de idee voldoende ingeslagen is in deze natuurlijke volksbodem, zal de emancipatie van de Duitsers tot mensen zich voltrekken.”

besefte wel dat dit niet makkelijk ging zijn en dat er geweld bij te pas zou komen (citaat p.61)

De Parijse tijd was de rijkste tijd van zijn leerjaren, rijk aan neuwe gedachten, ervaringen en ontmoetingen, en bovendien won hij hier ook een strijdmakker: Friedrich Engels

Friedrich Engels en de ‘echte economie’

- Was een vriend voor het leven:o Erkende uitzonderlijke geestelijke gave van Marx o Kon om met Marxs onvermogen om kritiek te verdrageno Hiel Marx en diens gezin zowel moreel als financiëel

Financierde een goed deel vd belangrijkste communistische publicatieso Leerde Marx lessen over economie

- Leidde een dubbel leven: ‘verdeeld tussen handel en communisme’ o Zoon van Duitse industrieel met een vestiging in Manchester (centrum van IR), en

later mede-eigenaar leidde het leven van een rijke bourgeoiso Verzamelde hij vlijtig materiaal over de ellende vd frabrieksarbeiders en beleed het

communisme Verchafte Marx info over hoe het leven in een fabriek er werkelijk aan

toeging en speelde rapporten door over economische mistoestanden- Had ook een goede pen, schreef minder complex, zakelijker en toegankelijker dan Marx

19

Page 23: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Samengeschreven teksten behoren tot de helderste van Marxo Stelde uit een stapel nagelaten aantekeningen van Marx het 2de en 3de deel van Das

Kapital samen- In de zomer vh jaar waarin Marx Engels ontmoette bleven ze 10 dagen bij elkaar logeren

o Wisselden ideeên uit en het kwam tot volledige overeenstemming op ieder theoretisch gebied

o De intellectuele verhoudingen werden hier vastgelegd: Marx als geniale meester, soms onnavolgbaar op z’n dialectische denkwegen Engels als briljante, receptieve geest die de superioriteit van Marx erkende

- De verhouding was atypisch voor Marx: zijn omgang met vrienden en geestesgenoten werden vaak ontsierd door gemene aanvallen

o Met nagenoeg alle kompanen uit de Parijse periode had hij het later aan de stoko Schreef monografieën om hen volledig af te breken Echter met Engels kwam het nooit tot zo’n pijnlijke afrekening, ze bleven trouwen aan elkaar -> eigenlijk Engels trouw aan Marx (zou er nooit aandenken om zichzelf weg te cijferen voor een ander, hij had een dominante, egocentrische inborst)

- Engels hielp Marx de weg naar de ‘echte economie’ te vinden, want hier kende hij niets van-> hij las ook de grote economische klassiekers (A. Smith, Ricardo, …)

o Was duidelijk voor hem dat je niet over God of ideeën moet schrijven maar over geld, maar dan wel even krachtig en nietsontziend als godsdienstcritici hadden geschreven.

o ‘Godsdienst was opium van het volk’, maar geld was nog veel erger

- Marx had hoogmoed en grootheidswaan: hij zou de dynamiek vh kapitaal blootleggen-> zou laten zien wat er echt achter schuilgaat beslissende strijd zou nu worden ingeze, en zijn geschriften zouden bijdragen tot de revolutie die aan deze onmenselijke toestand een eind zou maken.

- In het toenmailige Parijs (+ - 1844) hing de revolutie in de lucht Marx wilde de geschiedenis vorm geven, niet haar achterna hollen wilde hij echt een rol van betekenis spelen, moest hij het boek waarin de ware betekenis van de revolutie werd onthuld, er snel komen.

o Toch bleef het lang uit, Marx werd vaak afgeleid door het schrijven van andere teksten als er weer iemand gehekeld moest worden

o Hij dacht steeds dat het er snel ging komen (een kwestie van weken of maanden), maar uiteindelijk duurde het 15 jaar voor het 1ste deel nog maar.

Brussel – ‘Democratische dictator’ – Het Communistische Manifest

In januari 1845: Pruisische gezin in Parijs deed zijn beklag over een artikel waarin hij de Pruisische koning belachelijk maakt moest FR verlaten Kon terecht in BE

- Moest Leopold 1 beloven niets over politiek te publiceren ipv daarvan deed hij aan politiek

20

Page 24: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Gebruikte de 3 jaar in Brussel om een intensief communicatienetwerk uit te bouwen tussen socialistische groeperingen in EU.

o Marx (samen met Engels) werd een belangrijke spil in het linkse politieke leven- De Bond van Communisten (daarvoor Bund der Gerechten): onder indruk van hun werk

gaf hen de opdracht een manifest voor de bond op te richten -> werd 1 vd invloedrijkste werken uit de wereldgeschiedenis

o ‘Het manifest van de Communistische Partij’ (1848)-> schetst in krachtige en geen tegenspraakduldende bewoording de krachtlijnen vd geschiedens Marx profeteert hierin ook de onontkoombare volgende stap in de geschiedenis: de nakende revolutie van het proletariaat

(zie citaat p.65: omschrijving van Marx door Paul Annenkov)

Het Manifest van de Communistische Partij:

- ontvouwt hierin zijn visie op de geschiedenis als een permanente klassenstrijd (citaat p.66) de geschiedenis vd gehele samenleving staat in teken van de strijd tussen de klassen:

o onderdrukkers en onderdrukten verkeerden altijd in tegengestelde posities tegenover elkaar, ze voerden een strijd die telkens weer uitmondde in een revolutionaire verandering vd gehele samenleving, of in een collectieve ondergang van de strijdende klassen

o In vroegere tijdperken vd geschiedenis treffen we haast overal een volledige opsplitsing vd maatschappij in verschillende standen aan:

Oude Rome: Plebejers, patriciërs, ridders, slaven ME: feodale heren, vazallen, tot gilden behorende burgers, gezellen,

lijfeigenen, …o De moderne burgerlijke samenleving die vooruitspruit uit de ondergang vd feodale

maatschappij heeft de klassentegenstellingen niet opgegeven heeft alleen de bestaande klassen, voorwaarden voor onderdrukking en strijdvormen; door nieuwe gesubstitueerd

o Het tijdperk vd bourgeoisie (ons tijdperk): onderscheidt zich doordat het de klassentegenstellingen heeft vereenvoudigd gehele sameneving polariseert rond 2 klassen die lijnrecht tegenover elkaar staan: bourgeoisie en proletariaat

- De geschiedenis was altijd al een strijd tussen klassen, maar soms was de strijd verhuld. Pas in de moderne, burgerlijke maatschappij wordt de strijd gevoerd op het scherpst van de snee

o De tegenstellingen zijn zo klaar en helder nu dat het moment vd ultieme klassenstrijd is aangebroken

o Na deze strijd zullen de klassentegenstellingen voorgoed verdwijnen, de mensheid die tot dan toe altijd uiteen viel in uitbuiters en uitgebuiten zal eindelijk tot verzoening komen

- De burgeoisie is dus de vrijand, maar ze heeft wel grote historische verdiensten

21

Page 25: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Op dit manifest zou je gemakkelijk een lofrede op de bourgeoisie kunnen samenstellen: Door haar werd bewezen wat de mensenhand tot stand kan brengenbv: machinerie, spoorwegen, scheepvaart, industrie, stoomboten, …

o Meer nog: ze was een echte revolutionaire klasse: ze verdrong de oude maatschappelijke verhoudingen (gebaseerd op

grondbezit) door nieuwe (gebaseerd op het bezit van kapitaal, machines en fabrieken)

eenmaal dat ze haar economische macht had ontplooid, kwam ze ook poltiek aan de macht bv: Franse revolutie 1789

dynamiek: politieke orde loopt wat achter op de economische, maar vroeg of laat volgt zij.

o Typisch voor een revolutionaire klasse had ze een: Constructieve kracht: bouwde een economisch potentieel uit dat mensen toeliet

een veel beter leven te leiden Destructieve kracht: omvergooien van de feodale orde beide verdiensten zijn even belangrijk

Maar destructieve kracht vd burgerij houdt niet op; ook in de nieuwe burgerlijke orde worden de sociale verhoudingen onophoudelijk omvergegooid-> kan niet anders: een kapitalist kan zijn bedrijf maar overeind houden als hij voortdurend innoveert (nieuwe productietechnieken invoeren, reorganiseren, arbeiders ontslaan wanneer het hen uitkomt, …)

burgerlijke kapitalistische orde is een orde van onophoudelijke veranderingen en eeuwige onzekerheid Zie citaat p.68: de gevolgen van het op hol geslagen kapitalisme voor het dagelijks leven.

o Alle sociale banden zijn vluchtig (zelfs familie en vriendschapsbanden) -> kunnen wanneer vereist door kapitalistische economie op ieder moment ontbonden worden.

Behalve de band van het geld, het naakte profijt, … kapitalisme verandert mensen in rekenmachines, alle menselijke betrokkenheid, gevoelens en deugden worden verdronken door de berekeningen.

Bourgeoisie heeft geen slecht karakter, maar kapitalistische economie dwingt hen daartoe

o De menselijke waardigheid gelooft er het 1ste aan: Vroeger werd uitbuiting nog bedekt door religie of politieke ollusies In kapitalisme komt ze openlijk aan het licht

-> relaties tss mensen worden voortaan getekend door ‘onverbloemde, rechtstreekse, barre uitbuiting’

o Afbraakwerk vd bourgeoisie stopt niet aan de staatsgrenzen Laat oog vallen op arbeidskrachten, grondstoffen en afzetmarken overal ter

wereld globalisering Locale economieën worden losgemaakt van het weefsel van het lokale sociale en

culturele leven en worden koud en naakt gereduceerd tot hun economische, exploiteerbare vorm lokale economieën worden opgenomen id wereldmarkt

22

Page 26: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

de hele aarde en al wat erop rondloopt wordt voorwerp van uitbuitingo Maar toestandk an niet lang blijven bestaan: “de bourgeoisie lijk op een tovenaar die de

door hem opgeroepen onderaarde krachten niet meer kan beheersen” “Het kapitalisme is gedoemd om ineen te storten onder haar eigen tegenspraak”, want het contrast is te groot:

Reusachtig productieapparaat dat voldoende kan voortbrengen om iedereen een menselijk bestaan te garanderen

Ellendige toestand vh proletariaat dat niets vd rijkdom dat ze zelf voortbrengt te zien krijgt

o productieapparaat heeft zo’n omvang bereikt en wordt voortdurend verbeterd en uitgebreid dat er voortdurend een overproductiecrisis dreigt.-> niet schaarste maar overvloed is het robleem vd bourgeoisie; nog geen enkele mpij heeft dit ooit gehad

o Hoe lossen ze dit op? Adhv de enige middelen die ze kent: Besparingen (Marx: ‘gedwongen vernietiging van een massa productieve

krachten’) En nog efficiëntere inveseringen (Marx: ‘veroverig van nieuwe markten en

grondigere uitbuiting vd bestaande markten’) Merkwaardige spiraal: overproductie dwingt kapitalist tot efficiënter produceren wat leidt tot nog grotere productiecapaciteit. overproductie leidt tot nog meer overproductie epidemie vd overproductie

o Bourgeoisie geraakt hier op eigen kracht niet uit: spanning tussen het almaar groeiende productiepotentieel (‘de moderne productiekrachten’) en de eigendomsverhoudingen die de productie afremmen (‘de moderne productieverhoudingen’) wordt onhoudbaar groot

o Crisis na crisis: heersende klase wordt eenzamer -> almaar meer mensen in loondienst gedreven doordat kleine zelfstandigen, boeren en beoefenaars van vrije beroepen de felle concurrentie niet kunnen handhaven

Met elke crisis dalen de lonen en levensomstandigheden vd in het aantal groeiende proletariërs

onderscheid tss bourgeoisie en proletariërs wordt almaar groter en met iederen wanhoopspoging om haar positie te handhaven komt het einde vd bourgeoisie dichter bij (zie citaat p.70)

o De ondergang van de bourgeoisie en de overwinning vh proletariaat zijn onvermijdelijk Arbeiders zulle zich bewust worden van hun uitzichtloze situatie Zullen begrijpen dat alleen de radicale toe-eigening vd productiemiddelen hun

lot kan verbeteren -> revolutie dus ‘ze hebben immers niets te verliezen

o In 1ste fase ontmantelt het proletariaat door ‘despotische ingrepen’ de burgerlijke productieverhoudingen’ alle productiemiddelen komen in handen vd staat & productieapparaat wordt nog uitgebreid is overgangsfase

o Eenmaal proletariaat ad macht verandert het aanschijn vd geschiedenis: de revokutie vernietigt in één klap de grondslag van iedere uitbuiting

23

Page 27: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Redenatie: eigendom (van productiemiddelen) leidt tot uitbuiting-> zonder eigenom, geen uitbuiting meer

Radicaalste omwenteling dat de mens ooit heeft meegemaakt; met eigendom verdwijnen ook alle denkvormen, gewoonten en instellingen die daarop zijn gebaseerd

Men zal worden herboren als een nieuwe mens-> die het stelt zonder starre opvattingen over gezin, burgerlijke vrijheid, recht, geestelijke vorming, godsdienst, vaderland, … deze weerspiegelen alleen maar de ontmenselijkende exploitatieverhoudingen die ze helpen toedekkenbv: burgerlijke vrijheid -> vrijheid voor burger en knechting voor arbeiderrecht -> voorrecht voor burgeren onrecht voor arbeiderGezin -> uitbuiting van kinderen door ouders

o Met de revolutie zullen alle klassen, en alles wat naar eigendom en klassenverschil verwijst, of dient om dit verschil in stand te houden, verdwijnen!

Wetenschappelijk socialisme – ontwikkelingswetten – historisch materialisme: productiekrachten/productieverhoudingen

o Communistisch manifest ≠ wetenschappelijk traktaat, maar moest arbeiders bewust maken van hun situatie, en hen tot organisatie en revolutie aansporen.

o 1ste versie door Engels: vorm van een catechismus -> ware leer moest er worden ingestampt-> uitiendelijk gekozen voor huidige vorm: een gebalde uiteenzetting, betoog als een falanx …

o Tekst had toch ook een wetenschappelijke pretentie: Marx had het regelmatig aan de stok met utopische socialisten want zei bekommerde zich niet om de wetenschappelijke grondslag ervan. Ze brachten de zaak alleen maar schade toe vond hij

De communistische revolutie was geen avontuur en draaide niet om comfort De revolutie ging om het maken van geschiedenis

-> grondige kennis van de geschiedenis en economie was noodzakelijk; je diende juiste conclusies te trekken uit de historische ontwikkelingen zodat je een nieuwe samenleving kan opbouwen in overeenstemming met die ontwikelingen

Zonder deze grondige kennis ontaard socialisme in onnozele avonturen van revolutionairen en streven naar voordeeltjes (bv: kleine loonsverhoging) en bleven de ontmenselijkende productieverhoudingen wezenlijk ongemoeid.

wetenschappelijk socialisme: uit wat bestond dit dan?(al niet volgens de wetenschappelijke methode van Bacon en Comte -> was tegenstander van empirisme en positivisme -> burgerlijke wetenschapsopvattingen -> hielden bestaande orde in stand-> ‘exacte feiten’ waren alleen maar burgerlijke conventies)

Ontdekkingen Marx: Meer dan ‘feiten’ -> had betrekking op wat onder die feiten lag -> de dialectische beweging van de geschiedenis zelfWat Marx naar eigen zeggen heeft ontdekt:

24

Page 28: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

1- Aantonen dat bestaan van klassen aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen der productie is gebonden

2- Klassenstrijd leidt onvermijdelijk tot de dictatuur van het proletariaat3- Deze dictatuur zal slechts de overgang zijn tot de opheffing van alle klassen klassenloze

maatschappij

1: alleen zichtbaar voor wie de geschiedenis historisch materialistisch weet te duiden -> dan zie je het verband tss de stand van technologie en een samenlevingsvorm, anders nietbv: dat uit een handmolen komt de feodaliteit voort, uit de stoommolen de IR mpij-> is een theoretische vooronderstelling, die neigt naar technologisch determinisme

2 & 3: wetmatigheden over de toekomst -> kunnen dus eigenlijk geen ontdekkingen genoemd worden& zouden pas plaatsvinden als proletariaat over voldoende inzicht id geschiedenis bezit zodat ze waar gemaakt worden. geen natuurwetten, het zijn nog altijd mensen die de geschiedenis maken Maar Het zijn de ‘wetmatigheden van het historisch materialisme’

‘materialisme’ = de noodzakelijke, onverbiddelijke, onvermijdbare kant van het menselijk bestaan

‘historisch’ = voluntaristische aspect; vermogen vd mens om arbeidend de wereld om te werken tot een andere dan die hij bij zijn geboorte aantrof

In het Woord Vooraf van de Bijdrage tot de Kritiek op de Politieke economie zetten Marx zijn visie op de mens uiteen: als een historisch wezen, tussen handelingsvrijheid en determinerende economische factoren is zijn leidraad voor onderzoek

o 1 van de meest geciteerde en meest vruchtbare teksten; heeft in tal van wetenschapsdomeinen tot vruchtbare onderzoeksvragen geleid

historisch materialistische benadering is door onderzoekers op zowat alle domeinen vh menselijke leven toegepast (bv: kunst, recht, godsdienst, …)

o Telkens wordt aangetoond dat de ontwikkelingen in de hogere regionen van de cultuur niet autonoom verlopen maar altijd corresponderen met veranderingen op sociaal economisch gebied historisch materialistisch onderzoek gaat na waaruit die correspondentie bestaat(bv: Bernal: invloed van sociaal-economische veranderingen op de wetenschap?-> uitvinding baksteen voor geometrie p.75, hoe werkt invoering van nieuwe technologie op wiskunde, …)

De leidraad van Marx werd gebruikt als leidraad voro verdere studies en opende een rijk en verstrekkend onderzoeksgebied (niet dat het een kant en klare gebruiksaanwijzing was, totaal niet, was vaag)

Leidraad: zie citaat p.76 – 77-> eindigt op een profetische uitspraak: profetie & wetenschap, actie & theorie vallen bij Marx niet te scheiden hij wil tussenkomen in het domein dat hij onderzoekt, sommige vinden dit:

Een zwakte van het marxistisch wetenschapsbegrip: is niet objectief, niet gedistantieerd Een sterkte van het marxistisch wetenschapsbegrip: gaat ervan uit dat wetenschap net zoals

alle menselijke activiteiten een sociale praktijk die niet buiten of boven de samenleving staat, maar er door wordt beïnvloed en er een werkzaam bestanddeel van vormt.

25

Page 29: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

’ De middelen en theoretische principes waarmee de wetenschap problemen benadert zijn bepaald door de druk van het maatschappelijk gebeuren -> dit idee is gegroeid vanuit het historisch materialisme (Bernal)’ ‘Wetenschap is mensenwerk en kennis is een strijdbare praxis.’ Marx’ nadruk op ‘wetenschappelijkheid’ van het wetenschappelijk socialisme is een bron van misverstanden ‘wetenschap’ kan van alles betekenen en heeft zich hierover niet al te duidelijk uitgesproken.

1848 – revolutie, of toch bijna – revolutionaire strategie

1848: Marx ontvangt twee brieven

1e uit Parijs; van Folon lid provisorische regering uitnodiging om terug te komen naar Frankrijk - bijna gelijktijdig met de publicatie van het communistisch manifest was in Parijs de revolutie uitgebarsten2e van Koning der Belgen: verzoek land verlaten binnen 24h schrik revolutie Parijs zou overslaan naar Brussel en zagen Marx als gevaar van politieke stabiliteit

In Parijs: ontpopte zich als een revolutionair strateeg, maar ideeën gingen in een andere richting dan de voorlopige regering

- Marx’ visie op revolutie: ze komen niet tot stand door wilde, spontane uitbarstingen. In die zin was hij geen socialistische revolutionair.De revolutie moet eerst worden uitgebroed in de schoot van de maatschappelijke structuren. -> de spanning tussen ‘nieuwe productieve krachten en verstarde productieverhoudingen’ moet ondraagelijk oplopen, anders helpt revolutie niet.

een revolutie die niet de onontkoombare uitkomst hiervan is, is een schijnrevolutie, en draagt alleen maar bij als ontlading van verlangens en ongenoegens tot het voortbestaan van de bestaande orde!

Kort na revolutie in Parijs, ook een revolutiebeweging in Berlijn, Wenen en andere Duitse en Oostenrijkse steden. Marx wil hierbij toch graag zijn en trekt naar Keulen

In Keulen: pikt journalistiek terug op richt ‘Neue Rheinische Zeitung’ op financiering met eigen middelen

- in z’n krant bepleit hij een samenwerking van alle reolutionaire krachten: liberale burgerij en arbeiders samen In DUI economishe ontwikkeling nog niet zo ver dat een proletarische revolutie kans op slagen zou hebben eerst samen resten feodalisme en conservatisme vernietigen (staan samen aan één front zolang burgerij revolutionair blijft) dan pas zal proletariaat zich tegen burgerij keren

Na een jaar keert het revolutionaire elan in DUI en wordt hij uitgewezen als stateloze, trekt naar Parijs, maar ook daar politieke situatie helemaal omgeslagen (in greep van royalistische reactie) en wordt uitgewezen Vertreekt naar enige plek waar ontwortelde revolutionaire nog terechtkunnen: Londen

Armoede, ‘emigratiedrek’ en journalistiek in London

26

Page 30: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

In London:

- Marx zet studie en journalistiek werk voort ging nu helemaal in economische richting

o Miserabele levensomstandigheden: studie voortdurend gehinderd door familiale en huishoudelijke problemen, geldgebrek, … -> in briefwisseling met Engels kloeg hij hier voortdurend over

o Leven echt zo ellendig? Dat wordt betwist. heeft heel zijn leven een burgerlijke levensstijl op nagehouden en had al die tijd een huishoudster wellicht ellende wat aan dikke om Engels meer geld te laten geven

o Had nog andere gulle schenkers bv: Laselle en oom uit Amsterdam & erfenissen + inkomsten uit journalistieke activiteiten (maar beleefde er weinig vreugde aan)

Zijn journalistieke werk blonk uit in wat we vandaag ‘investigative journalism’ zouden noemen Hij maakte gebruik van degelijke bronnen, verrichte studiewerk, legde structuren bloot en streefde naar ontmaskering. (Toppunt ‘onthullingsjournalistiek’: reeks artikelen gewijd aan Lord Palmerstone: minister buitenlandse zaken en premier. Marx beweerde dat de liberale politicus de bondgenoot was van de Russische Tsaar (later onderzoek toonde aan dat Marx gelijk had).)

Naast journalistiek stak Marx ook veel tijd in een venijnige polemiek met socialisten weken in zijn ogen af van de rechte lijn. Verweet hen dat ze geen geduld hebben, de geschiedenis moest haar werk doen, je kan er niet op vooruit lopen. Marx raakte meer en meer geïsoleerd van socialistische beweging Zijn polemieken stonden soms bol van de haat

Ook haat tegen migranten bv: Manuscript ‘Die grossen Männer des Exils’ : viert agressieve spotlust bot op emigranten -> eigenlijk herkende hij zichzelf hier wel in, maar hij verdrong het hij voelde zich als vele migraten in nood en probeerde en het beste van te maken zijn eerste jaren in Londen waren geen pretje

- hij had het in deze periode moeilijk om zijn ‘grote nee tegen de geschiedenis’ vorm te geven; kritiek in de vorm van ‘het kleine nee tegen personen’ ging hem makkelijker af

Pas na economische crisis in 1857 bracht hem terug bij de zaak: i.e. het doorgronden van het naderende, onherroepelijke einde van het kapitalisme. -> schreef in ’57 ’58 pagina na pagina vol

Continuïteit in Marx’ werk – ontdekking van de Frühschriften – Althusser – Das Kapital lezen I

De notities van in die periode zijn onaf en fragmentair (daarom ook pas zo laat uitgegeven) Marx noemde ze een ‘rommeltje’, maar ze zijn toch van belang: tonen duidelijk de continuïteit in Marx’ werk

Staan uitvoerige passage over vervreemding, geld en dialectiek -> stonden in vroegere geschriften ook al centraal

Evolutie merkbaar in Marx’ oeuvre. De jonge Marx is ‘filosofischer’ (Parijse Manuskripten), de late Marx ‘economischer’ (Das Kapital).

27

Page 31: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De receptie van zijn werk kende een merkwaardig verloop: Marx’ hoofdwerken kenden aanvankelijk een lauwe ontvangst. Zur Kritik der politischen Oekonomie en Das Kapital kregen ondanks pogingen van Engels (goede recensies,..) niet de gehoopte aandacht. (vreemd genoeg met wat vertraging in Rusland wel)

Pas met Der Bürgerkrieg in Frankreich (1871) kreeg Marx de grote aandacht waar hij naar snakt. Met ‘Franse burgeroorlog’ bedoelde Marx de opstand en bloedige onderdrukking van de Parijse Commune in 1870

-> Marx zag hier in: ‘een nieuw uitgangspunt van wereldhistorisch belang’ voor de ‘strijd van de arbeidersklasse tegen de kapitalistenklasse en haar staat’. -> dit standpunt bracht veel opschudding in de pers en burgers waren verontwaardigd

-> hij zei dat ‘hij een Duivelse hoop stof had doen opwaaien’

Eind 19e eeuw: belangstelling voor Das Kapital groot en groeiend. Marx verdeelde Aanhangers: aanschouwde Marx als de auteur die ‘visionair en wetenschappelijk’ tegelijk,

de bewegingswetten van het kapitalisme had ‘ontdekt’ en haar onherroepelijke ineenstorting voorspelde

Tegenstanders: vreesden Marx als revolutionair aanstoker, hadden grootste moeite met zijn materialisme en wezen zijn dialectische methode af als onwetenschappelijk (want versmelting praxis en theorie)

Slechts weinigen die Marx met een onbevangen blik konden lezen, en zij die dat toch probeerden, waren vaak geneigd Marx’ ideeën te ontplooien naar hun eigen denkbeelden -> bv: Max Weber: vond het zonneklaar dat Marxistische wetten het karakter van een ideaaltype hebben In de 1ste halve eeuw na verschijning Das Kapital was iedereen het wel over één ding eens:

het marxisme was een economische leer

1930: socioloog Landshut ontdekt in SPD-archief te Berlijn onuitgegeven manuscripten van Marx. Deze zorgde voor een schok in de Marx-receptie. Marx bleek meer te zijn dan een politiek econoom en revolutionair

o Zijn denkbeelden over kapitaal, waarde, loon en winst waren ontsproten uit een wijsgerige visie op de mens als een tot vrijeid bestemd, arbeidend wezen dat helaas van zichzelf vervreemd was geraakt

o Plots bleek hoe ongegrond het was deze geschriften te verwaarlozen: Ze legden de geestelijke achtergronden bloot, zonder welke noch het historisch meterialisme, noch Dad Kapital naar hun juiste betekenis kunnen worden begrepen

Ontdekking van de humastische kant van Marxo Materialistisch deterministen deden deze af als jeugdzonden van Marx en ook op de

hardliners van de communistische partijen maakte ze weinig indruk. Maar elders hadden ze des te meer effect. De 20ste eeuwse maatschappij kritiek is ondenkbaar zoder de notie ‘zelfvervreemding’ -> is zelfs doorgesijpeld zelfs tot in het Europees onderwijs

28

Page 32: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Deze zachtere, vagere en minder deterministische kant van Marx maakte hem ook aantrekkelijk voor studenten die in jaren ’60 streefden naar ‘zelfbevrijding’-> revolutie werd een codewoord voor zelfexpressie, losse zeden en genieten

o Tegen deze stroming kwam een dialectisch reactie van auteurs die terugwilden naar een rechtlijnig, hard-wetenschappelijk, deterministisch opgevatte Marx o.a. door Louis Althusser:

Stelde dat er een epistemologische breuk liep tussen Marx-de-humanist en Marx-de-wetenschapper -> verklaarde werk van jonge Marx als waardeloos

In het jonge werk sprak hij nog over ‘de mens’ en maakte hij volgens Althusser zoals alle humanstische filosofen de fout te denken dat er iets bestaat als een ‘wezen mens’ waar je in het denken op kunt teruggrijpen.

Van die illussie zou Marx zich hebben bevrijd in 1845 De mens was niets anders dan de resultante van het samenspel van een economische onderbouw (bestaande uit productiekrachten en productieverhoudingen) en een bovenbouw (bestaande uit recht, moraal, …), die door de economie werd bepaald.

Volgens hem diende je Marx correct te lezen, d.w.z.: radicaal antihumanistisch -> ieder spoor van ‘de mens’ moest er uit verwijderd worden. -> zo kreeg je een heldere, objectieve kijk op structuren en krachten. kortom een puur wetenschappelijke kijk op de mens (oh ironie)o Althusser deed aan diepteboring: hij nam filosofische ‘bodemmonsters’ uit

het werk van Marx en onderwierp die vervolgens aan tal van commentaar en duiding en reconstrueerde dan, zonder te letten op de genese van een tekst of de hermeneutische samenhang, de zogenaamd diepe betekenis vd tekst.

voorbeeld Althusser maakt duidelijk dat Marx lezen geen sinecure is -> de opbouw van z’n werk verzet zich daartegen: opstapeling van enorme hoeveelheden lectuur uit verschillende disciplines en wereldliteratuur + hij bleef zijn materiaal ook onophoudelijk herkauwen. Hij maakte verwijzingen, leverde commentaar en gaf kritiek, allemaal door mekaar . Daarom geraakte Das Kapital ook nooit af.

Citaten als commentaar – Marx en Dante in de hel – Das Kapital lezen II

Friedrich Engels lichtte in 3de druk van Das Kapital de door Marx gebruikte manier van citeren die weinig begrepen is toe:- soms doet een citaat dienst als een gewone verwijzing naar een empirisch gegeven- Maar als Marx anderman theorieën citeert is dit om andere redenen. Hij citeert anderen om te laten zien welke plaats ze innemen in de geschiedenis van het economisch denken. De citaten dienen niet om Marx’ betoog te onderbouwen maar zijn slechts bedoeld als ‘een doorlopende commentaar’ op de tekst.

Je kan deze uitspraak op twee verschillende, tegenstrijdige manieren interpreteren: 1. Marx heeft gelijk en heeft andere autoeurs niet nodig, hij steekt torenhoog boven hen uit. - -

- Das Kapital als een soort van codex waar andere auteurs worden afgemeten aan de mate

29

Page 33: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

waarin ze in de buurt komen van Marx. Marx lezen is een vorm van intellectuele onderwerping.-> Marx is op deze wijze door miljoenen in communistische regimes gelezen

2. De werkelijke tekst, het werkelijke denken van Marx, blijft altijd enigszins aan het zicht onttrokken, we zullen er nooit helemaal hoogte van krijgen, omdat het voortdurend in beweging is, en net als we denken dat we het vatten, glipt het ons door de vingers. Dat heb je nu eenmaal met dialectisch denken. Maar de citaten van anderen en de volgorde waarop Marx ze op elkaar laat volgen kunnen wel helpen om Marx op z’n nooit eindigende denktocht te volgen. - Das Kapital als een geweldige spoorslag tot onophoudelijk verder denken (en handelen). Een definitieve betekenis heeft het nooit.-> Wat nu ‘eigenlijk’ het denken van Marx is, of wat hij ‘werkelijk gezegd heeft’ valt in deze visie niet meer te zeggen.

Oneindig star of oneindig caleidoscopisch. Tussen die twee uitersten bewegen zich de interpretaties van Marx’ oeuvre en in het bijzonder das kapital. -> in het ene geval wordt mens platgedrukt, in het andere geval opgetild tot duizelingwekkende proporties tot beide interpretaties geeft Marx aanleiding

- 1ste visie o is zoals die van Althusser: zijn diepteboringen zijn een wanhopige poging om Marx vast

te leggen.o Is voor sommigen bevredigend omdat ze zo totalitair is. De ingewijde lezer weet alles,

maar tegelijk komt het denken hier tot stilstand. Wat je niet weet bestaat niet. -> sluiting vd geest

- 2de visie:o Opent een al even radicale visie op menselijke vrijheid toont namelijk een radicaal

vergezicht op de nooit helemaal te omvatten ‘totale mens’: Hij citeerde niet enkel economen, een groot deel vd citaten kwam uit

wereldliteratuur: Marx was er vast van overtuigd dat ‘de grote literatuur uitstijgt boven een geldende ideologie; ze open een domein waar de auteur niet langer een vervreemd wezen is, maar een totaal menselijk leven. (volgens Prawer)

Shakespear, … figureren in Das Kapital omdat ze een niet reducerende kijk op de mens open houden. id literatuur ontmoeten auteurs mekaar als mensen – als de totale menselijke wezens die ze zijn. Ook in de moeilijkste maatschappelijke omstandigheden en over alle historische hindernissen hee. (bv: Dante die eeuwen na z’n dood commentaar geeft op Marx)

- beide interpretaties stellen grote problemen. (Walter’s voorkeur is de humanistische visie)Zur Kritik der Politischen Oekonomie – Lasalle – Eerste Internationale

Schrijfwoede bij Marx in periode 1857-58 stuwde Marx al een heel eind vooruit met het schrijven van z’n boek. Echter vond hij dat hij de dynamiek vh kapitalisme nog niet helemaal had onthuld. Hij bevond zich tussen:

30

Page 34: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- enerzijds de poltieke toestand, de acute wereldcrisis die dringend smeekte om z’n boek.- anderszijds was er nog veel dat verdere opheldering en nadere studie vroeg. Compromis was: 1859: Zur Kritiek der politischen Oekonomie. In Woord Vooraf schetstte hij de leidraad van zijn onderzoek (zie supra). Verder bevatte het boek vooral samenvattingen van andermans theorieën over geld, ruil, circulatie en waarde. -> Boek kreeg amper aandacht & Marx was ontgoocheld -> zijn aandacht dwaalde af naar een polemisch onderwerp

Motivatie die Marx opniuew richting schrijven Das Kapital dreef was: na-ijverige eerzucht.o In 1863 had Ferdinand Lassalle, een Duitse socialist (die met zijn boeken/pamfletten

de massa wist te bereiken) een ‘Arbeiter-Programm’ gepubliceerd, dat beschouwd wordt als uitgangspunt van de sociaaldemocratie in Duitsland.

o Marx vond dit een ‘slechte vulgarisatie van het communistisch manifest’ -> hij vond dat Lassalle de stellingen van hem een Engels had gestolen.

Marx en Lassalle kende elkaar al langer. Ze hadden elkaar ontmoet in het revolutiejaar 1848 en zelfs vriendschap aangeknoopt, maar gaandeweg kwamer er knopen in hun relatie.

o Lasalle had eigenlijk ‘alles wat Marx’ ontbrak: was vermogend, boeken hadden veel bijval en zijn pamfletten vonden hun weg naar de massa & hij was een uitmuntende redenaar. Marx was jaloers

o Marx slaagde er meesterlijk in zijn vijandschap ten opzichte van Lassalle te verbergen. Lassale geloofde naïef in Marx’ vriendschap.

Er waren ook politieke meningsverschillen tussen de twee. Deze hadden betrekking op de te volgen revolutionaire tactiek.

o Lassalle: was sociaaldemocraat met minder hooggestemde verwachtingen over de revolutie. Hij zette zich liever in voor de arbeidersbelangen in het hier en nu. Hij trok de kaart van een aparte arbeiderspartij die opkwam voor de belangen van haar leden. Arbeiders moesten macht verwerven met of zonder revolutie.

o Marx: bepleitte abeiders in hun strijd tegen de Duitse landadel te laten samenwerken met progressieve liberale krachten zodat de kapitalistische economie zich verder kon ontplooien en de bodem werd gecreeërd voor de revolutie.

Dit meningsverschil zou later de sociaaldemocraten en communisten scherp verdelen. Maar toen gin het nog om tactische meningsverschillen.

Nadat Lasalle hem weer een brochure toestuurde was de maat vol en begon hij ‘aan de definitieve versie van dat rotboek’ (Das Kapital). Urenlang zat hij te werken in The British Library en het werk ging nu wel vooruit. De enigste tijdrovende aangelegenheid die overbleef was zijn betrokkenheid bij de Eerste Internationale. Marx speelde een merkwaardige rol bij oprichting te Londen van de Eerste Internationale Arbeidersassociatie (1864). Hij was niet bij de organisatie van het evenement betrokken, maar werd wel uitgenodigd als waarnemer. Nog diezelfde dag werd hij opgenomen in het Algemeen Bestuur en werd gevraagd de statuten te schrijven en een inhuldigingsrede te houden. Dit was voor Marx eerder tijdverlies omdat zijn focus het afronden van Das Kapital (eerste deel) was. Hoe intenser het werk aan het boek werd, hoe zieker Marx werd. In 1867 was het boek af.

31

Page 35: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Het kapitaal is als een vampierToen Engels het definitieve manuscript in handen kreeg was hij radeloos: waarom zo’n abstracte redeneringen waar de lezer zich met moeite een weg door moet banen? - Waarom niet eerst de ellendige schreiende materiële ellende van arbeiders beschrijve? Marx opteerde voor de omgekeerde weg: eerst essentie der dingen blootleggen en dan hun afgeleide vormen: de ellende was een gevolg van het kapitalisme, niet haar essentie.

De essentie van het kapitaal is dat het geen essentie heeft. Het is een spook zonder eigen levenskracht. Het zuigt als een monster het leven uit al wat bestaat, uit mensen en dingen. Marx gebruikt metaforen uit horror stories, huiveringwekkende vergelijkingen. Het monster begrijpen en de wapens tonen om het te verslaan, was de inzet van Marx’ jarenlange worsteling en daartoe moet je het kapitaal volgen op al zijn dwaalwegen en maskerades:

Te beginnen met: ‘de waar’. Een kapitalistische maatschappij wordt het meest van al gekenmerkt door een ‘kolossale opeenhoping van waren’. daar moet het onderzoek beginnen: bij een analyse van de waar

De waar – gebruikswaarde en ruilwaarde

Wat is een waar? Een concreet voorwerp, een ding dat menselijke behoefte bevredigt.Ze hebben een concreet nut in het gebruik (een appel die je opeet) = gebruikswaarde.

Maar deze voorwerpen estaan niet louter voor wie hen gebruikt. Ze maken deel uit van een maatschappij waarin mensen dingen ruilen = hebben ook een ruilwaarde

Wat is ruil?= De verschuiving van een waar van de ene eigenaar naar de andere. Om dingen als waren te kunnen ruilen moeten mensen mekaar dus eerst beschouwen als eigenaars van die dingen. Ze moeten ‘tegenover elkaar staan als wederzijdse onafhankelijke personen’. Niet zo vanzelfsprekend!De notie ‘eigenaar’ is verre van natuurlijk. In primitieve samenlevingen kwam dit zelfs niet voor (bv: jagers-verzamelaars: delen en wisselen voortuderen, maar beschouwen dat niet als overdracht van een waar van de ene naar de andere eigenaar.)Marx <-> Adam Smith: beschouwt ruil als oerverhouding tussen mensen.

Citaat p.96: ‘De ruil van waren begint pas waar de gemeenschap eindigt, op de contactpunten tussen vreemde gemeenschappen of met leden van van vreemde gemeenschappen. Zodra de dingen echter naar buiten toe waren worden, worden zij van de weeromstuit ook waren binnen de gemeenschap’. vaststelling van antropologen: zodra een gesloten gemeenschap in contact komt met de ‘beschaafde’ wereld en er dus geruild wordt, veranderen de sociale betrekkingen. -> mensen ontpoppen zich tot eigenaars en handelaars. dan pas ontstaat er de ruilwaarde van een ding.

32

Page 36: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Vanaf dit moment komt de scheiding tot stand tussen het nut v/e ding voor behoeftebevrediging en het nut v/e ding voor de ruil -> gebruikswaarde onderscheidt zich vd ruilwaarde.

o In samenlevingen waar er geruild wordt moet de ruilwaarde worden bepaald. 2 ruilwaren moeten beide gelijk zijn aan iets anders, een 3de ding.

maar 1 ding dat bv: tarwe en ijzer gemeenschappelijk hebben: Beide zijn arbeidsproducten, voortbrengeselen van arbeid.

Gaat NIET over de concrete arbeid: maken van tarwe en ijzer verschilt Maar over de abstract opgevatte arbeid: arbeidsuren

o De maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd is de maatstaf van ruilwaarde. (citaat p. 98) Niet arbeidstijd van concrete arbeiders want bv: brood luie bakker is dan meer waard

dan brood van vlijtige bakker Deze notie van arbeid is een abstractie van een abstractie, heeft nog weinig te maken met concrete arbeid van een contrete arbeider (dit verzucht Marx)

Het fetisjkarakter van de waar

De ruil is dus in feite slechts mogelijk door enekele vervreemdende abstracties: 1) gemeenschapsbanden tussen mensen moeten worden vervangen door een verhouding tussen eigenaars2) gebruikswaarde moet worden vervangen door ruilwaarde3) om de ruilwaarde te kunnen bepalen moet conrete arbeid worden vervangen door abstracte arbeid; en4) de abstracte abried is een statistische variabele die verandert met de schommelingen van de gemiddelde productiviteit, de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd

zijn abstracties die de mens verwijdert van een directe concrete omgang met mensen en dingen:o medemensen houden op medemsnen te zijno dingen zijn geen dingen meer, maar abstracte wareno arbeid is abstract geworden

In de analyse van de ‘waar’ zit de sleutel tot het begrip van het kapitalisme, aldus Marx.

Waar komt mystieke, raadselachtige karakter van ‘waar’ vandaan? Dat komt omdat mensen vergeten wat de oorsprong is van de ruilwaarde van een waar. Ze zijn zo gewend om eender welk ding te ruilen tegen een ander dinng, dat de ruilwaarde ogenschijnlijk een eigenschap van ‘het ding’ zelf wordt. - Waarom kwam de ruilwaarde nu juist vandaan? -> door abstractie vh conrete:-> De ruilwaarde, in werkelijkheid iets heel abstracts, doet zich voor als iets héél concreets, namelijk als geldprijs. En dat wat heel concreet is, wordt achter die geldprijs verstopt.

Naarmate mensen met elkaar ruilen zullen ze zonder het te beseffe, door die waren worden getransformeerd: personen bestaan slechts voor elkaar als vertegenwoordigers van de waar-> als warenbezitters

33

Page 37: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Ruilwaarden van waren fluctueren zonder de mensen er iets aan schijnen te kunnen doen

o De warenruil dirigeert mensen: de waren controleren de mensen ipv dat zij die waren controleren

De warenruil is één grote sluier waarachter de werkelijke maatschappelijke relaties verborgen blijven.

o In samenlevingen waar diensten en prestaties in natura werden geleverd, kwamen de werkelijke maatschappelijke verhoudingen open en bloot aan het licht (denk aan een lijfeigene die buigt voor zijn heer).

o In de burgerlijke maatschappij worden de werkelijke maatschappelijke verhoudingen aan het oog onttrokken. Je koopt een waar en denkt niet aan de omstandigheden waarin de arbeiders dit waar hebben tot stand gebracht (denk aan textielarbeiders in Bangladesh).

De menselijke verhoudingen worden gemaskeerd achter verhoudingen tussen waren.

Citaat p.100: de maatschappelijke verhoudingen tussen mensen, neemt voor hen de fantasmagorische vorm aan van een verhouding tussen dingen. = fetisjkarakter van de warenwereld Waren zijn net als fetisjen: gesneden afgodsbeelden die door mensen zijn vervaardigd maar in hun ogen een bovennatuurlijk leven zijn gaan leiden, grillig en bangstigend. -> zo ook zijn arbeidsproducten voortbrengsel van mensen, maar eenmaal ze in waren veranderen gaan ze een eigen leven leiden op de markt.

Geld5) van waren naar geld

Geld is een heel bijzondere waar, één die uitsluitend ruilwaarde heeft (m.a.w. de gebruikswaarde van geld bestaat erin dat je ermee kan ruilen).

o De gebruikswaarde van geld is haar ruilwaarde.o Een waar in zijn puurste vorm: gemaakt om te ruilen en voor niets anders

‘Geld is de radicale nivelleerder’ -> heeft betrekking op het feit dat je haast zou vergeten dat waren nog over een gebruikswaarde beschikken. Ze lijken alleen te bestaan omdat ze een prijs hebben en in geld kunnen worden omgezet. Geld ontkent de bijzondere eigenschappen van dingen en stuwt de ‘algemene vervreemding van de waren’ tot grote hoogten op.

Citaat Shakespear p. 102: over dat je met geld alles kan doen)

Marx maakt in zijn betoog, Das Kapital, gebruik van allerhande citaten uit literaire en historische bronnen (Shakespeare, Goethe, Dante, Luther,..). Vrij ongewoon in een economisch-wetenschappelijke studie over kapitaal.

De reden waarom Marx gebruik maakt van deze stijlbloempjes is dat door de zakelijke analyse van het kapitaal onder te dompelen in de taal van schrijvers en dichters er ook iets van het gewone, volle, ongedeelde menselijke leven in het betoog mengt.

Marx wil laten zien dat goed gedefinieerde termen (geld, eigenaar, kapitaal,..) niet vanzelfsprekend zijn en dat deze begrippen geen eeuwige toestanden aanduiden

34

Page 38: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De moderne kapitalistische economie is voor hem geen natuurlijk fenomeen, alsof die altijd al bestaat en voor altijd zou bestaan.

Marx’ analyse is door en door historisch! o Beseft daardoor goed dat de kapitalistische economie één mogelijke, en voor de

menst uiterst vervreemdende constellatie is. Maar niet de enige.o Economie is door de mensen bedacht en gecreëerd.

-> alleen in bepaalde maatschappelijke omstandigheden verandert een mens in een homo economicus, er is geen menselijke natuur die dit voorschrijft.

hij beseft dat economie een door mensen geschapen monster is dat kan worden getemd.

Hij trapt daardoor niet id val van vele economen: zij gaan ervan uit dat de economische processen met een haarfijne precisie verlopen en te berekenen vallen de wiskundige precisie verblindt hen

o Al de ruimhartige geesten vd wereldliteratuur (Shakespeare, Dane, …) houden de blik open op de onpeilbare mogelijkheden en grillen van de mens. Daarom zijn zij in een economische studie mss meer van nut dan wiskundige modellen.

(zie citaat p. 103 – 104) geld verandert de betrekkingen tussen mensen en dingen, en tussen mensen onderling drastisch.

-> slechte wordt goed, lelijk mooi, … Geld zet de wereld op z’n kop.

Ondanks dat Marx zo ongenadig is voor geld, is hij wel dialectisch genoeg om te beseffen dat het geld enorme mogelijkheden voor de mens heeft gecreëerd. Hij noemt het geld het ‘veruiterlijkte vermogen van de mens’ en wil dan ook niet terug naar de natuur. Alleen benadrukt hij dat het geld abstracte, vervreemde verhoudingen tussne mensen in het leven heeft geroepen. Z’n boek is erop gericht die ‘veruiterlijkte vermogens’ terug ad mens te geven om een wereld van fetisjen te veranderen in een wereld van mensen. zie citaat p. 105: bv: stel mens voorop dan kan men liefde alleen tegen liefde ruilen en niet tegen geld

De algemene formule van het kapitaal – geld als doel – beweeglijkheid van het kapitaal – kapitaal als God

6) De volgende stap in het vervreemdend abstractieproces is de overgang van geld naar kapitaal.

- In de ME circuleerde er wel geld, maar er was nog geen kapitaal:De moderne geschiedenis van het kapitaal neemt een aanvang in de 16e eeuw, na de ontdekking van de Nieuwe Wereld waarbij de wereldhandel en de wereldmarkt op gang kwamen.(historici wijzen er wel op dat er voordien ook al sprake was van wereldhandel, maar daar gaat het hier niet om) Bij een gewone geldcirculatie is geld een middel om de warenruil te vergemakkelijken

-> formule: W – G – W: omzetting van waar in geld en heromzetting

35

Page 39: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Stap naar kapitaal: wanneer geld wordt gebruikt als doel -> weeral op z’n kop gezet:o Ervoor: waren omzetten in geld met bedoeling om andere waren te kopen om in behofte

te kunnen voorzieno Nu: waren worden zelf tot middel

Welke waren je produceert doet er niet meer toe, ze dienen enkel nog één doel: winst maken het concrete (behoeften, waren , mensen) wordt ondergeschikt aan het abstracte principe van het kapitalisme: de accumulatie van geld

Formule van kapitaalkringloop: G – W – G: omzetting geld in waar en heromzetting van waar in geld kopen om te verkopen

Kapitaal = geld dat je inzet om nog meer geld voort te brengen. o Bij W – G – W: circulatie wordt afgeslopen met een waar -> het einddoel is de

gebruikswaardeo Bij G – W – G: gaat uit van geld en komt terug bij geld -> einddoel is de ruilwaarde zelf

Dus PARADOX?: consumptie doet er dus niet toe in een kapitalistische maatschappij? Terwijl Marx zelf zegt dat het meest zichtbare kenmerk van een kapitalistische maatschappij de collosale opeenhoping van waren is? (-> consumptiempij?):

de kapitalistische economie heeft niet tot doel de bevreding van reële, concrete behoeften. Lijkt alleen maar zo. -> want: consumptiemaatschappij creëert kunstmatige behoeften, behoeften waar we niet eens aan dachten door reclame, beïnvloeding, … Met als enige doel winst maken

-> ultieme vorm van vervreemding: mensen worden niet meer gedreven door hun eigen behoeften

De kapitaalkringloop G – W – G’ : daar moet eigenlijk G’ groter zijn dan G, anders vruchteloze onderneming de vermeerdering is de meerwaarde

o De algemene formule van het kapitaal bestaat erin te bewegen, te groeieno G – W – G: deze kringloop gaat oneindig door (i.t.t. andere kringloop die stop want de

laatste W wordt geconsumeerd) Als je iedere schakel ( G – W of W – G) afzonderlijk bekijkt is er niets

geheimzinnigs aan maar zodra je de afzonderlijke fase na mekaar plaats zie je de beweging

Het doel van kapitaal ligt in haar groeibeweging (kapitaal dat rust houdt op kapitaal te zijn).

Marx schrijft zelfs subjectiviteit toe aan het zich voortbewegende kapitaal, alsof geld leeftzie citaat p. 108

o Vergelijkt kapitaal zelf met het enige wezen dat zichzelf heeft gemaakt: God -> zie citaat p. 108 & 109

Arbeid als waar – uitbuiting

Nog een laatste en belangrijkste vraag: waar komt de meerwaarde vandaan?

36

Page 40: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- kapitalist kan in de circulatie slechts meerwaarde doen ontstaan als hij zijn hand kan leggen op een waar dat, nadat het is aangekocht, meer waarde oplevert dan het gekost heeft arbeid

-> “Het gehele systeem van de kapitalistische productie is gebaseerd op de verkoop door de arbeider van zijn arbeidskracht als waar. “

Als arbeidskracht een waar is dat verruild kan worden dan moet het ook vergelijkbaar zijn met andere waren

-> basis om waarde te bepalen is: maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd nodig om dat waar te produceren

o De waarde van arbeid = de tijd nodig om de arbeidskracht ‘te produceren’ M.a.w. de tijd nodig om alle middelen van bestaan te produceren die de arbeider nodig heeft om ‘zich in stand te houden’ (bv: wonen, voeden, …)

Bovendien moet hij niet alleen zichzelf in stand houden, maar ook zorgen voor nieuwe arbeidskracht in de volgende generatie -> arbeidskrachten die worden ontrokken ad markt (dood, …) moeten door minstens een gelijk aantal nieuwe arbeidskrachten worden vervangen. arbeider moet zich reproduceren. (proletariaat: komt van proletarius: laagstte klasse in Rome die enkel meetelden omwille van hun kinderen)

De meerwaarde komt van de arbeider: die produceert per dag meer aan ‘waarde’ dan het kost om hem een dag ‘in leven te houden’.

o De kapitalist huurt arbeidskracht in en betaald daarvoor een prijs die equivalent is aan de arbeidstijd nodig om de ‘waar’, de arbeidskracht dus, te produceren. Maar produceert goederen met tezamen meer waarde dan van de arbeidskracht zelf

= ‘meer aan waarde’ dat de arbeider per dag voortbrengt Geld is hierbij omgezet in kapitaal: d.w.z. het vermeerder zich vanzelf (zie citaat p. 110)

Kapitaalaccumulatie voert het kapitalisme ten top en… naar de afgrond

Kapitaal als monster dat nooit genoeg krijgt van arbeid dwingt arbeiders tot meer en harder werk.(bv: verlening arbeidsdag, slechte arbeidsomstandigheden, …) Dit stort de arbeiders in een totaal vervreemd en ellendig bestaan dit zal uiteindelijk vanzelf leiden tot de ondergang vh kapitaal. Citaat p. 111

Kapitaal gaat de zuiver fysieke maximale grenzen van de arbeidsdag voorbij. Het is enkel en alleen geïnteresseerd in het maximum aan arbeidskracht dat in één arbeidsdag vlottend kan worden gemaakt.

Marx komt tot de conclusie vd ondergang vh kapitaal via verschillende stappen: Kapitalisten staan in een nietsontziende concurrentiestrijd tegenover mekaar

-> ten allen prijze kosten verlagen en hun winst vergroten. Weinig kapitalisten bestand tegen deze concurrentiestrijd

-> aantal kapitalisten krimpt alsmaar Ontstaan van een totale klassenpolarisatie:

alsmaar rijker wordende, in aantal slinkende kapitalisten VS alsmaar uitbreidende, in ellende wegzinkende arbeidersklasse

37

Page 41: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

‘een enkele kapitalist vernietigt vele kapitalisten’: Aangezien verder alle methoden om meerwaarde voort te brengen (verlenging arbeidsdag,…) ten koste gaan van de fysieke en mentale gezondheid van de arbeiders, zal de verelendung van de arbeidersklasse op de spits worden gedreven met als enige uitkomst een opstand.(zie citaat p. 112)Das Kapital: tussen ‘wet’ en ‘hoop’

(lees p.113 – 114)2 soorten argumenten:

De rationele of wetenschappelijke argumenten: Marx probeert adhv theoretische deducties te bewijzen dat het laatste uur van het kapitalisme heeft geslagen. Aan de basis hiervan ligt het axioma:-> ‘Winst komt voor uit de onttrekking van meerwaarde aan levende arbeid’.

- Hierop baseerd hij een heleboel begrippen: Constant kapitaal (c) , deel van kapitaal dat tijdens productieproces niet van grootte verandert: grondstoffen of machinesVariabel kapitaal (v) , bestaat uit de tijdens het productieproces door de arbeidskracht ‘bestendigde waarde’ + de meerwaarde (m).Organische samenstelling van het kapitaalMeerwaardevoet of uitbuitingsvoetWinstvoet

- Vervolgens formuleert hij enkele wetten (zo noemt hij ze, in feite gaat het over verdere logische deducties):De Eerste Wet van de Meerwaarde: is in werkelijkheid een tautologisch spel met definities, een wet kan je het moeilijk noemenWet van de dalende Winstvoet: is cruciaal in Marx’ betoog: Kapitaal zal in zijn onbegrensde groei zal verwikkeld geraken in een onoplosbaar dilemma. Hoe verder technologische ontwikkeling evolueert, hoe minder arbeid nodig voor een grotere hoeveelheid producten. de winst van de kapitalist zal onherroepelijk dalen. De kapitalist probeert deze daling van winst tegen te gaan door de uitbuiting op te voeren.

-> Maar er is een grens aan de uitbuiting (bv: dag heeft maar 24 uur, …) Als de de bron van meerwaarde opdroogt, zal de winstvoet dalen. Gevolg: zeer klein aantaal superrijke kapitalisten en een massa van werkloze arbeiders. Dan is het nog maar een kwestie van wachten op de ineenstorting van het kapitalistische systeem…

-> de redenering klopt als je het hele uitgangspunt deelt, maar het uitgangspunt klopt niet waardoor het hele deductieve bouwwerk ineenstuikt.-> empirisch is de wet van de permanente daling van de winstvoet nooit vastgesteld

Het profetisch argument van de hoop: Naast de rationele of wetenschappelijke argumenten loopt er nog een andere lijn van argumentatie in Das Kapital -> deze 2de lijn is implicieter, maar misschien wel belangrijker.

38

Page 42: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- het boek spreekt niet enkel tot het verstand, maar spreekt ook tot de lezer als een sociaal,esthetisch, moreel en politiek wezen. Spreekt de lezer aan als ‘totale mens’

= de mens die met al zijn zintuigen in betrekking staat met de wereld en die de menselijke werkelijkheid en het menselijk lijden in zijn geheel opvat.

Je steekt heel veel historische informatie op (bv: loonevoluties, …) maar veel belangrijker is dat al die ‘data’ van allerlei bronnen tot een geheel zijn samengebracht dat rechtstreeks appeleert aan de ‘totale mens’.

o Je weet na de lectuur heel wat, maar belangrijkr is dat je ook iets voelt, wilt en hoopt. dat de onmenselijke werkelijkheid die daar staat beschreven de wereld uit gaat.

In Das Kapital wordt het kapitalisme ten tonele gevoerd als een zichzelf beschuldigende, onware bestaanswijze. de beschuldiging die ze uitspreekt is zo overtuigend.

(je kan het boek niet als een gewoon wetenschappelijk boek beschouwen)

Marxistische en ‘burgerlijke’ economie: een dovemansgesprek

(Groot deel van de economische begrippen in Das Kapital afkomstig van klassieke economen. Enkel begrip ‘meerwaarde’ beschouwde Marx als iets van hem (alhoewel J.S. Mill dit al eerder formuleerde)).

Grote verschil klassieke economen en marxistische economen? Niet-marxistische economen hebben in hun wetenschap geen plaats voor de notie

‘vervreemding’ of ‘fetisj’. Marktonevenwichten (bv: werkloosheid, crisissen, schaarste, …) ervaren zij als ‘natuurlijke’ processen die nu eenmaal bij de economie horen.

o Marx is het hier volledig mee oneens. Wat ‘burgerlijke’ economen natuurlijk/rationeel vinden, is in zijn ogen een redeneerfout die

zelf voortkomt uit vervreemding! o De burgerlijke economen beseffen niet dat het kapitalisme een vervreemde vorm

van menselijk leven is. (vinden het bv normaal dat de ene de andere behandelt als arbeidswaar)

o Ze schijnen niet te zien dat het kapitalisme een historisch gegroeide maatschappijvorm is die mensen aantast in alle dimensies van hun bestaan. (verhouding tot zichzelf, tot de medemens en tot de dingen)

Terwijl dit voor Marx de grondslag vormt voor zijn analyse-> Daarom voeren marxistische economen en niet-marxistische economen bijna altijd dovemansgesprekken met elkaar.

Een kritische appreciatie

-> nuchter bekeken is Marx’ theorie mooi, maar onwaar. Geen van zijn voorspellingen zijn uitgekomen, of toch niet zoals Marx het zich had voorgesteld.

MAAR als je Marx opvat als de dialecticus die hij in de eerste plaats was, dan komt zijn theorie in een ander licht te staan!-> Zij is dan niet langer een verzameling van ware of onware uitspraken maar eerder een

39

Page 43: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

denk-of bestaanswijze: een zelfverklaring van de mens als een worstelend, naar vrijheid snakkend, sociaal wezen, vechtend tegen alles wat die vrijheid verhindert.

o De mens is een arbeidend wezen, d.w.z. om zich in leven te houden moeten ze hun wereld omvormen en herscheppen. -> moeten nieuwe technologieën creëren en daarbij passende nieuwe sociale verhoudingen.

o Aan de worsteling om zichzelf al arbeidend te bevrijden komt nooit een einde: een technologische doorbraak is nooit zo bevrijdend als je zou denken Steeds een spanning tussen potentiële vrijheid en reële vrijheid Bv: nieuwe technologie als stoommachine maakt mensen potentieel vrijer, lijkt fantastisch wat het allemaal wel niet kan, maar maakt mensen reël onvrijer, in de fabriek in onmenselijke omstandigheden

De spanning loopt soms hoog op en in iedere historische situatie moeten mensen opniew in het geweer komen om hun potentiële vrijheid in realiteit om te zetten.

In Das Kapital wijst Marx op de enorme spanning tussen de potentiële vrijheid en de reëele onvrijheid in de kapitalistische maatschappij:

o Nooit tevoren was de mens in staat om zoveel te produceren; en nooit tevoren waren de verhoudingen tussen mensen zo verzakelijkt.

Marx merkt op dat het niet gaat om of de arbeider nu veel of weinig verdient-> maar het gaat om de reducerende, verzakelijkende sociale verhoudingen binnen het kapitalisme.

o In 19de E bestond verelendung uit honger, ziekte, morele degeneratie, …o Nu niet meer, het kapitalisme heeft een ‘vriendelijk gelaat’

-> maar is veel verraderlijker: waarom zou je je menselijkheid terug opeisen tegen een systeem dat je een goed leven geeft? (eten in rekken, carrièrekansen, entertainment, …)-> beter bij neerleggen, is er misschien een alternatief?

hiertegen heeft hij Das Kapital geschreven: reeds in 19deE zag hij het gevaar dat mensen zich neerlegden bij de onvermijdelijkheid van een kwalijk maatshappelijk systeem (zie citaat p. 119)

-> ‘er komt een arbeidersklasse die door opvoeding, traditie, cultuur, … die productiewijze erkent als vanzelfsprekende natuurwetten’

Dat zou de ultieme vervreemding en vernedering kunnen zijn, men is omgetoverd maar weet het zelfs niet meer.

-> Hoe dichter het netwerk van verzakelijkte economische en sociale verhoudingen over de aardbol wordt gespannen, hoe meer mensen erin verstrikt raken en hoe minder ze schijnen te beseffen dat ze zichzelf hebben opgesloten (op dit opzicht, analyse actueler dan ooit)

- Marx’ hartstochtelijke pleidooien voor vrijheid contrasteren met het feit dat heel wat dictators zich op zijn werk hebben beroepen. Verklaring:

Marx’ revolutietheorie biedt een gemakkelijk excuus voor dictators:-> als bevrijding van mensheid alleen maar kan plaatsvinden via de tussenfgase van de ‘dictatuur van het proletariaat’, hoef je je als dictator niet te schamen.

Marx’ geschiedenisbegrip laveert tussen determinisme en voluntarisme.

40

Page 44: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

o Determinisme: ontwikkelingswetten, ineenstorting kapitalisme voorspellen, …-> suggereert een automatisch verloop vd geschiedenis en wat is er beter dan in een roes mee te marcheren in de stoek op naar de einder de geschiedenis?

o Hij vermengde 2 onverenigbare genres: profetie en wetenschap. Door zijn profetische toorn tegen het kapitalisme te verpakken als wetenschappelijke uitspraken, wekte hij de indruk dat zijn profetieën vanzelf zouden uitkomen-> veel aanhangers vertrouwden op het etiket ‘wetenschappelijk’

o Dit goedglovige verbande het nuchtere en kritische oordeel Marx gaf een geweldige aanzet tot scherpe maatschappijanalyse, maar gaf een al even grote aanzet tot dwaze, vernietigende waan. -> kon alleen bij dialecticus bij uitstek.

Hoofdstuk 3: De sociologisch verbeelding van Emile Durkheim 1858 - 1917Durkheim en de erkenning van de sociologie als wetenschap

- bekleedde de leerstoel ‘pedagogie en sociologie’ aan de Sorbonne-> doctoraat was: De la division du trvail social, 1893- Durkheim stampte de sociologie als een nieuwe academische discipline uit de grond.- schreef een boek met de regels vd sociologiebeoefening: Les règles de la méthode sociologique- verklaarde zelfmoord (la suicide) adhv deze regels: hij zag het als een verzameling ‘sociale feiten’ die om een objectieve verklaring smeekte.- école Durkheimiene is een begrip in de FR sociologie, en gedurende en tijd was het de FR sociologie.- Hij is veruit de belangrijkste socioloog, die een erg grote invloed heeft gehad op de Franse samenleving en het Franse onderwijs. De beginselen van de sociologie en moraal sijpelden door in het onderwijs. Durkheim heeft ervoor gezorgd dat de sociologie in Frankrijk een relevante wetenschap was, die maatschappelijke debatten voedde (ongeveer zoals Comte het zich had voorgesteld) Ook internationaal werd hij erkend als toonaangevend socioloog. 4 hoofdwerken van Durkheim:

1. De la division du travail social, 18932. Les règles de la méthode sociologique, 18953. Le suicide, 18974. Les formes élémentaires de la vies religieuse, 1912

Durkheim verdedigde het rationele: Serieuze kennis verwierf je via rationele methoden. Hij was ervan overtuigd dat kennis vooruit ging via objectieve waarnemingen.-> Net zoals Comte geloofde Durkheim in de rede en in de maatschappijopbouwende mogelijkheden van de sociologie.

Durkheims leven:Hij stierf op vrij jonge leeftijd aan een beroerte. Het nieuws over zijn zoon André, die aan het Servische front sneuvelde trof hem zo dat hij het niet meer te boven kwam.

41

Page 45: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Durkheim, Tarde, Le Bon, Worms: Wil de ware socioloog opstaan?

Durkheim had buiten zijn wetenschappelijke prestaties ook talent voor organisatie en vergrootte zijn invloed via netwerken. -> Misschien waren er onder tijdsgenoten nog grotere geesten maar sloeg hij er alleen beter in om zijn ideeën te laten erkennen? These van Robert Geiger:

In het Frankrijk van het fin de siècle bruiste het van de denkers en wetenschappers die zich inlieten met sociologische onderwerpen. Naast Durkheim waren er dus nog een heel aantal anderen die zich bezighielden met sociologische onderwerpen (ook al noemden zij zich geen socioloog).bv: Le bon, Tarde, … -> vonden het niet nodig om sociologie als een aparte discipline op te vatten. Enkele andere ‘wetenschappers’:

1. Gabriel Tarde De maatschappij is een interpsychisch verschijnsel, leidt geen eigen leven en is niet

bovenindividueel. De maatschappij bestaat uit ideeën, wensen en voorstellingen van individuen die zich bij onderling contact tussen mensen voortplanten.

Hij sprak niet van sociologie, maar van interpsychologie De wet van de imitatie (= basiswet van die interpsychische wisselwerking). (zoals wat de

zwaartekracht is voor de natuurkunde)Verschillende soorten imitatie. Imitiatie kan zich snel/traag verspreiden: a. Soms verpsreidt imitatie traag: veranderingen zijn onmerkbaar, maar werken

diepgaand en zijn blijvend (héréditaire) -> is het geval in traditionele samenlevingenb. Soms verpsreidt imitatie snel: de voorbeelden ter navolging volgen mekaar snep op

(vibratoire)

Om te begrijpen wat mensen beweegt moet je adhv statistische methodes laten zien met welke snelheid gedragingen zich verspreiden en achterhalen welke imitatievorm dominant is.

o Grote rivaliteit tussen Durkheim en Tarde: Durkheim verkondigde dat de maatschappij een bovenindividueel wezen is met een eigen ‘collectief bewustzijn’.

o Tarde werd aanvankelijk ernstiger genomen dan Durkheim (lijkt verzinsel) -> Toch vonden Durkheims ideeën in het onderwijs omdat volgens Geiger, Tarde geen goede organisator was.

2. René Worms Was een uitstekend organisator: Richtte een eigen tijdschrift op (zelfs nog voor Durkheim

dat deed) en een internationale vereniging voor sociologie. Hij streefde naar de vestiging van de sociologie als een eigen wetenschap (net zoals

Durkheim). Maar het ontbrak hem aan systematiek. Hij had geen criterium om sociologen van niet-sociologen te scheiden. Zijn sociologie miste een gezicht.

42

Page 46: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Conclusie van Geiger: Dat niet Worms of Tarde maar wel Durkheim geldt als dé Franse klassieke socioloog, heeft niet zozeer te maken met zijn kwaliteit van briljante wetenschapper. Het kwam vooral door de ideale combinatie van twee vaardigheden: wetenschappelijke systematiek (die Worms miste) en organisatietalent (dat Tarde miste).

Kleine excursus over ‘grote mannen’ – over het nut van klassieke auteurs lezen

Het is een sociologische gemeenplaats dat prestaties van ‘grote mannen’ niet op zich staan. De omstandigheden moeten ernaar zijn. De sociale netwerken, de machtsverhoudingen, de conflicten en de dynamieken, … alles moet juist zitten! In welk domein dan ook: de configuratie van voorwaarden moet samenvallen als een puzzel waar die ‘grote man’ dan als laatste puzzelstukje in past. De verering voor ‘voorbeeldige grote mannen’ is blind voor die complexe puzzel: We houden ons enkel bezig met het bespreken van die bepaalde ‘grote man’, en vergeten alle andere voorwaarden/factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld. Zelfs in bepaalde studies ontkomt men niet aan die verering:

1. Wie wordt geraakt door een kunstwerk of een intellectuele prestatie, krijgt het niet over zijn hart om die prestatie ‘weg te verklaren’. Dan blijft de studie liever onvoltooid. Voorbeeld: Adorno’s onvoltooide studie over Beethoven

2. Alleen als er specifieke motieven in het spel zijn om ‘individuen en hun uitzonderlijke prestaties’ te relativeren, lijkt het te lukken. Voorbeeld: Bourdieus boek over Flaubert: Dat boek was tegen Sartre gericht, bedoeld om de filosoof te onttronen. Het diende niet om Sartre, noch Flaubert te begrijpen.

Het sociale milieu van Durkheim – de twee gezichten van de maatschappij

Durkheims jeugd: Durkheim groeide op in Epinal,in de Vogezen Van Joodse afkomst Groeide op in een arm rabbijnengezin. Als jongste zoon, kleinzoon en achterkleinzoon van een rabbijn was hij zelf ook bestemd

voor het rabbinaat. Maar besliste als schooljongen al dat hij geen rabbijn wilde worden. (net zoals ook Comte op jonge leeftijd brak met zijn gelovige ouders)

o Sommige zien deze jeugdige switch als verklaring voor Durkheims latere gelijkstelling van ‘God’ en ‘maatschappij’

o Het is mogelijk dat de collectieve voorstellingen die Durkheim als kind opdeed niet verloren gingen maar alleen werden getransformeerd-> is mogelijk, maar niet veel bekend over de zielenroeselen van Durkheim

Was een vlijtige leerling en een ernstige werker

Het is aannemelijk dat: het dubbele gezicht van de maatschappij (streng & hartelijk) dat Durkheim schetst gebnaseerd is op zijn joods-orthodoxe jeugdervaringen:

-> Ritualisme en ontzag voor de Wet aan de ene kant, en warme uitgelatenheid op sabbat en andere feesten aan de andere kant:

43

Page 47: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Strenge, harde gezicht: heeft z’n rabijnenroeping meteen ingeruild voor een leven als studax -> werkte heel hard, enorme arbeidsethos

o Hartverwarmende gezicht: als het werk gedaan is wordt er in de gemeenschap ongeremd gefeest en gevierd.

Durkheim als ‘normalien’ – de mens als homo duplex – individu VS maatschappij

Na zijn opleiding op het Lyceum in Epinal, zette hij zijn studie verder aan de Ecole Normale te Parijs. L’Ecole normale was een elitaire instelling die opgericht was tijdens de Franse Revolutie met de bedoeling om veelbelovende jongeren klaar te stomen voor verantwoordelijke posities. Het regime was ongemeen streng. Studenten werden er als kloosterlingen behandeld, afgeschermd van alle afleiding van de buitenwereld. Mochten bijna niet buiten en kranten lezen was verboden. Alleen de studie telde. De studenten gingen grote morele en filosofische vraagstukken te lijf, maar contact met buitenwereld ontbrak Het ging er intellectualistisch maar wereldvreemd aan toe.

- In deze sfeer profileerde Durkheim zich als man vd wetenschap: hij onderscheidde zich door strenge, op feiten en logica gestoelde, redeneringen. (literatuur was niets voor hem)- Heel z’n leven beklaagde hij zich over de eenzijdige vorming aan de Ecole Normale: retorisch vertoon en filosofische ijdele woorden waren belangrijker dan serieuze feitenkennis

o Durkheim wees dit sterk af, de oorsprong van waarom hij zo vasthield aan de sociologie als een ‘wetenschap van sociale feiten’ vindt zich hier.

Belangrijk is ook dat hij an de Ecole Normale het hoofdthema van zijn sociologie vast legde: het probleem van de spanning en verzoening tussen individu en maatschappij.

o van z’n studietijd tot de laatste opstellen is er grote continuïteit: alles draaide op één of andere manier rond de tweedeling individu-maatschappij

o Aanvankelijk benaderde hij het onderwerp ideologisch, zoals dat het de gewoonte was om over ‘individu en maatschppij’ in filosofische termen te praten

Vanaf 1883: had hij door dat je deze verhouding objectiever moest benaderen-> hij wou weg van de filosofische termen hij wou het onderwerp wetenschappelijk benaderen.

En als er nog geen wetenschap bestond die dit mogelijk maakte, moest die maar worden uitgevonden. (sociologie bestond al weg, maar was nog verre van wetenschappelijk)

Hij zag het als zijn levenstaak om de sociologie wetenschappelijk te grondvesten en van ‘metafysische smetten’ te zuiveren.

De spanning die Durkheim ervaarde aan de Ecole Normale: spanning tussen het hoge doel doel dat de studenten werd voorgehouden, en het onophoudelijke moeizame geploeter om daaraan te beantwoorden werd de basis van zijn mens- en maatschappijbeeld: - De mens is een duaal wezen, een homo duplex: bestaat uit 2 levensbronnen die totaal verschillend en zelfs tegengesteld zijn:

Lagere substantie: Het zintuiglijke, zinnelijke wezen dat handelt uit egoïstische motieven.VS

Hogere substantie: De rede, het conceptuele denken en het religieuze en morele besef.

44

Page 48: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

-> Deze spanning tussen hoger en lager in ieder individu is volgens Durkheim een empirisch feit.

Het beste in de mens, zijn redelijkheid en morele besef komt volgens Durkheim rechtstreeks uit de maatschappij.

o De tegenstelling tussen lagere en hogere natuur van de mens komt dus neer op de tegenstelling tussen individu en maatschappij.

Durkheim benadrukte het waardeverschil tussen de beide ‘naturen’. De ene is alles, de andere nagenoeg niets waard. Uit zichzelf is het individu niets. Al het menselijke ontspruit aan de maatschappij. De samenleving staat oneindig boven het individu!

o Individu bevindt zich in een toestand van afhankelijkheid en natuurlijke minderwaardigheid en moet dus tot mensworden gevormd.

De mens is zowel een nietswaardige worm als een God: omdat hij individueel is én sociaalo Het grote probleem bestaat er dan is hoe we de individuele worm in ons kunnen

optillen tot de sociale godheid in ons Iedere samenleving lost dit op eigen manier op. Maar in de moderne samenleving is de kloof tussen idividu en maatschappij zo groot dat het probleem alleen kan opgelost worden door de vestiging van een nieuwe wetenschap: de sociologie!-> sociologie heeft dus zowel wetenschappelijk als moreel belang!

Frankrijk – het individualisme – kritiek op het contractdenken – naweeën van de revolutie

In Frankrijk was sinds de ME een tendens naar het individuele, en in de 18de E waren de verlichte filosofen fervente voorstanders van individuele rechten. De mens was een individueel wezen dat ‘over zichzelf beschikte en een onbetwistbaar recht had op politieke vrijheid’, maar zegt Diderot, ‘de mens is bereid om een deel van zijn onafhankelijkheid op te geven en te delegeren aan een macht die de veiligheid en de eigendom verdigde.’ De kern van contractdenken

Contractdenken, de kern:De samenleving komt tot stand door contracten tussen individuen, waarbij ieder individu zijn oorspronkelijke vrijheid behoudt.

- Rousseau verwoorde dit probleem als: “er moet een vorm van samenleven worden gevonden die met alle gemeenschappelijke kracht de persoon en de goederen van iedere deelgenoot verdedigt en beschermt, en waardoor ieder, hoewel hij zich verdedigt met allen, toch slechts aan zichzelf gehoorzaamt en even vrij blijft als tevoren”

Is het grondprobleem waarvoor het sociaal contract de oplossing biedt.

- Zo zag Durkheim het ook, met dit levengrote verschil: het sociale leven kan nooit tegemoetkomen aan de oorspronkelijke vrijheid van de mens. De mens is uit zichzelf niets, dus het probleem van Rousseau moet worden omgekeerd: hoe kan het sociale leven zo worden ingericht dat individuen worden opgetild tot betere wezens dan ze uit zichzelf zijn? (zie citaat p. 136)-> Durkheim en Rousseau liggen dus heel dicht bij elkaar, alleen ligt de bron vd oplossing voor Durkhiem niet in het individu maar in de maatschappij

45

Page 49: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De samenleving als ‘contract’ tussen idividuen is onzin, want ieder contract bevat voorstellingen en normen die stilzwijgend in acht worden genomen Het institutionele, maatschappelijke kader

o Een ‘oorspronkelijk contract’ afgesloten door ‘oorspronkelijk vrije individuen’ slaat dus nergens op

Zijn kritiek mikt op de hele utilitaristische stroming (Hobbes, Spencer, …): de samenleving kan niet tot stand komen door een rationele, contractuele daad van individuen die hun eigenbelang volgen. (niet gericht op Rousseau, oplossingen voor het probleem komen in de buurt, maar vertrekken van ander uitgangspunt)

Naweeën v/d revolutie: Durkheims argwaan voor het egoïstische individu (de lagere natuur) zet hem pal tegenover

het optimistische geloof in de individuele menselijke natuur vd verlichtingsfilosofen o Zijn denken sluit tot op zekere hoogte aan bij de anti-individualistische bezordheid

na de FR-revolutie: Het FR-denken vd 19deE werd gekenmerkt over een sterke afkeer en argwaan

van het individualisme. Ze vonden dat een ongebreideld individualisme de sociale orde bedreigde.

Ook Comte behoorde tot deze critici.-> Durkheims denken sluit ook aan bij de critici van het logsgeslagen individualisme, maar zijn kritiek was genuanceerder.

Dreyfus-affaire – aansluiting en kritiek op Rousseau – individualisme als bindmiddel – ‘cultus van het individu’

- Durkheim was geen anti-individualist pur sang: Zolang individuen hun lagere natuur weten te onderwerpen aan hun hogere natuur, is ‘het individu’ zelfs het meest waardevolle dat er is. Niets is hoger dan een door de maatschappij gevormd en uit het moeras van zijn driften opgetild individu.

Als je onder individualisme verstaat: de cultus van dat ‘hogere individu’, dan is er niets mooier dan dat. Dan kan individualisme zelfs de grondslag vormen van de nieuwe morele orde. Deze stelling verdedigde Durkheim naar aanleiding van de Dreyfus-affaire!

Wat houdt de Dreyfus-affaire in?Dreyfus, een joodse officier in het Franse leger, werd in 1894 gearresteerd wegens hoogverraad. Hij werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Dreyfus zou geheime legerdocumenten hebben doorgespeeld aan de Duitsers. Later doken er aanwijzingen op dat er geknoeid was met bewijsmateriaal, en vond men sporen van een doofpotoperatie. Er volgde een heftige openbare pennenstrijd pro en contra Dreyfus!

De Dreyfus-affaire verdeelde de Franse samenleving in twee kampen:1. Dreyfusards, (met o.a. Emile Zola)

Zij verweten de Franse staat dat ze haar eigen beginselen niet ernstig nam. Het kon niet dat een individu, volgens de verklaring vd rechten vd mens drager van onvervreemdbare rechten, een een slecht werkende militaire rechtbank werd opgeofferd.

46

Page 50: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

de geloofwaardigheid vd Franse staat stond op het spel.

2. Anti-dreyfusardsEen bonte verzameling van conservatieven, pragmatici en antisemieten die zich beriepen op la patrie. Staatsbelang boven individuele belangen; andersom ruikt het naar individualisme Individuen ondergeschikt aan de sociale orde

- De hele discussie raakte Durkheims onderneming in de kern. Het ging immers om de verhouding individu-maatschappij.

Oppervlakkig gezien leek het betoog van de anti-dreyfusards een beetje op dat van Durkheim zelf. Beiden namen het op voor sociale orde en waren sceptisch t.a.v. ongebreideld individualisme

o Maar juist omdat er een zweem van overeenkomst was, voelde Durkheim zich geroepen om zijn standpunt tegenover de anti-dreyfusards uit de doeken te doen en hun ideeën te weerleggen. Dat deed hij in zijn werk Het individualisme en de intellectuelen.

Het individualisme en de intellectuelen:

- begint met samenvatting vh standpunt vd anti-dreyfusards

- Omdat Durkheims standpunt, oppervlakkig gezien, lijkt op dat van de anti-dreyfusards zet hij meteen de puntjes op de i. Er zijn namelijk twee vormen van individualisme, die niets met elkaar te maken hebben:

a. Het individualisme van Spencer: bekrompen utilitarisme en utilistisch egoïsme Het draait om het individuele welzijn en belang, bijna egoïsme. Het individualisme dat is afgeleid van individuele en dus egoïstische gevoelens

Durkheim: Elk gemeenschapsleven wordt onmogelijk als er geen belangen zijn, die zwaarder wegen dan die van het individu.

B. Het individualisme van Kant & Rousseau (universalistisch en gericht op algemeen belang) Het stelt geenszins het eigenbelang tot criterium van het handelen, maar beschouwt

integendeel elke persoonlijke drijfveer als de bron van alle kwaad. = Het individualisme van de verantwoordelijke burger die zich richt op het algemeen

belango Het handelen is alleen moreel, wanneer het op alle mensen zonder onderscheid

van toepassing kan zijn, dat wil zeggen als het volgt uit het algemeen begrip van de mens.

Individualisme ingesteld door de maatschappij

Dit is ook het individualisme waar dat Durkheim voor staat

(Zie citaat p. 140)

47

Page 51: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Al onderstreept Durkheim wel dat Roussea het niet helemaal bij het rechte eind had, z’n notie van volonté général zat in de goede richting, maar het uitgangspunt – het oorspronkelijke vrije individu – is een dwaze fictie. (zie citaat p. 141)

Durkheim schrijft verder:Een samenleving kan alleen blijven bestaan als ze een ‘morele eenheid’ vormt. Er moet in iedere maatschappij een geloof bestaan, wat het ook weze, dat door al haar leden wordt gedeeld. Zonder een religie die hen verbindt, kan een maatschappij niet samenhangen. Maar het gaat natuurlijk niet om deze of gene God. Het gaat om gedeelde overtuigingen. “In wezen is een religie niets anders dan het geheel van collectieve overtuigingen en praktijken die een bijzonder gezag hebben.”

- De kern van religie = volgens Durkheim, een of ander ideaal dat door een heel volk wordt nagestreefd en dat door algemene instemming een moreel overwicht krijgt boven particuliere doeleinden. Die gedeelde overtuiging krijgt zo een ‘religieus karakter’ en vormt hét bindmiddel van de maatschappij.

Dat religie onmisbaar is zegt niet over de inhoud van religie-> iedere samenleving moet de collectieve overtuigingen koesteren die bij haar passen

o In de moderne maatschappij voldoet de oude godsdienst niet meer en is er een ‘nieuwe religie’ nodig. Het individualisme

Paradoxaal: dat datgene wat moderne mensen verbindt juist is wat hen van elkaar onderscheidt (hun waarde als individu) Maar lost snel op als we kijken naar de dynamiek van moderne maatschappijen: zo grootschalig en complex dat mensen amper gedeelde overtuigingen en gevoelens kunnen hebben.

o Individuen verschillen te veel van elkaar en herkennen zich niet meer in mekaar-> daarom dat ook religie het laat afweten: was erop gericht mensen in zelfde gareel te laten lopen. (in eenvoudige maatschappijen ging dat, iedereen leefde ongeveer hetzelfde leven)

o Door de arbeidsdeling is ieders aandacht nu gericht op een ander punt vd horizon-> mensen denken en voelen nog weinig gemeenschappelijks.

o In de eeuwige sociale flux vh moderne leven is er geen enkel constant of gemeenschappelijk kenmerk meer, behalve dat we allen mensen zijn.

Het enige dat ons in de moderne (geïndividualiseerde) maatschappij nog verbind is het abstracte besef dat we allen mensen zijn

De noties ‘mens’ en ‘mensenrecht’ kunnen de oude noties van ‘God’ en ‘Gods wil’ vervangen Het allerheiligste is nu het individu

o Geen conrete mens, maar alle concrete individuen verenigd in hun abstracte ‘mens-zijn’

‘De mens is zichzelf een god geworden’ (zie citaat p. 143)

Me, my selfie and I

De idee van ‘de cultus van het individu’ werpt een interessant licht op de huidige ‘me, my selfie and I’ – samenleving.

48

Page 52: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De tendens tot narcisme: werd door cultuurkritische auteurs beschreven als een verval van de cultuur Zou je ook kunnen interpreteren als de doorbraak van een nieuw religieus tijdperk, namelijk

een Tijdperk van het Zelfo De menselijke persoon is een individu, en is het dus maar normaal dat je die

‘menselijke persoon’ aandacht geeft en bewierookt, te beginnen met de persoon die je zelf bent

o Selfie-rage van de fb-generatie: kan je opvatten als een uiting van het nieuwe sociale bindmiddel: De cultus van het ik, een zelf-gerichtheid die mensen bijeenbrengt, want de selfie is niet louter voor onszelf, maar is er om te delen.

-> Vraag vanuit durkeimiaans perspectief is dan: welk deel vd homoduplex wordt in de huidige ik-cultus gestimuleerd? Het lage of het hoge? -> wellicht geen eenduidig antwoord

Het is duidelijk dat Durkheim n.a.v. de Dreyfus-affaire de Cultus van de Mensheid (ingesteld tijdens de FR-revolutie en door positivisten o.l.v. Comte werd hernomen) nieuw leven in probeerde te blazen. maar nu als een nuchtere religie van de mensheid die draait rond mensenrechten en is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten

Wilhelm Wundt en de experimentele psychologie

In 1885 kreeg hij een studiebeurs voor Duitsland en hij reisde er rond en las over Marx, Kant, … maar meeste indruk maakte Wilhelm Wundt (grondlegger experimentele psychologie) met z’n laboratorium in Leipzig, waar Durkheim een schok van herkenning kreeg.

Wundt had afkeer van metafysica e wees de vage definities vd psychologie als ‘wetenschap vd geest’ af psychologie was een wetenschap van bewustzijn

Moest zich houden aan objectieve methoden: experiment en observatie ‘psychische feiten’ waren dus objectief vaststelbaar (Durkheim zegt later hetzelfde over ‘sociale feiten’)

o Een feit is pas een feit als het objectief is: uitwendig gegeven Wetenschap begint met het onderzoek naar causale relaties:

o Maar psychische feiten anders dan natuurkundige feiten, dus daar houdt het niet op Vaak brengen op elkaar inwerkende ‘mentale elementen’ een creatieve synthese tot stand

(Stuart Mill: mentale chemie): bij bepaalde verbingen van elementen ontstaat er iets nieuws-> gebeurt voortdurend in de psyche

o De soms vd samenstellende elementen vd synthese

Volgens Durkheim zijn deze 3 wetenschappelijke principes dan ook erg vruchtbaar, en vormen later de rode draad van Les règles de la méthode sociologique:

1. Wetenschap is de studie van objectieve, uitwendige feiten

2. Feiten zijn verbonden door causale relaties

3. Een nieuw feit is, als geheel, meer dan de som van de delen

Durkheim had dus veel geleerd van de grondlegger van de moderne psychologie.

49

Page 53: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- hij liep daar echter niet mee te koop omdat hij te druk bezig was om de sociologie als aparte wetenschap af te bakenen -> veel sociale wetenschappers (zoals Tarde) zagen de sociologie niet als aparte wetenschap, maar eerder als uitbreiding vd psychologie Durkheim voelde zich gedwongen hard uit te halen naar psychologiserende tendensen id sociologie

- Nog iets te danken aan Wundt: Durkheim publiceerd verlsagen over zijn Duitse studiereis waarin hij o.a. Wundts opvattingen besprak. Deze viel zo in de smaak dat hij een aanstelling kreeg als docent pedagogie en sociale wetenschappen aan de univ van Bordeaux volgende decennium was z’n gouden periode waarin z’n bekendste werken verschenen: De la division du travail social – de notie arbeidsdeling (z’n doctoraat)

De hoofdvraag van Durkheims doctoraat: ‘Hoe komt het dat het individu almaar meer afhangt van de maatschappij, terwijl het tegelijk toch autonomer is geworden?’ ‘Hoe kan het namelijk tegelijk meer persoonlijk en meer solidair zijn?’ gevolg vd toenemde arbeidsdeling

- De redenering van het antwoord gaat als volgt: Hoe meer arbeidsdeling hoe meer individuen van elkaar verschillen en hoe minder ze zich in elkaar herkennen maar ook: hoe meer ze van elkaar afhankelijk zijn, en hoe meer ze, in al hun

verscheidenheid, op elkaar zijn aangewezen.

Arbeidsdeling is voor Durkheim dus de sleutel van de dubbele paradox:- ten eerste, toenemende afhankelijkheid van individuen samengaat met een toename van autonomie; - en dat, ten tweede, individuen die zelfbewuster, dus persoonlijker zijn, tegelijk een hogere vorm van solidariteit (m.n. organische solidariteit) met andere opbrengen.

- Durkheim denkt echter niet alleen aan arbeidsdeling in de sfeer van arbeid en economie al is die zeer belangrijk. (= het opsplitsen van taken in deeltaken wat leidt tot specialisatie.) - Hij heeft het over ‘sociale arbeidsdeling’. Hij doelt op de functionele differentiatie van heel de samenleving.

Samenlevingen zonder arbeidsdeling: de segmentaire maatschappijen, daar worden sociale functies niet onderscheiden, en worden ze ook niet toegewezen aan specifieke institutiesbv: medicijn man die dansend een mythe uitbeeld: kennisoverdracht? Geneeskunde? Politiek?

Samenlevingen met arbeidsdeling: Dit zie je immers pas in de functioneel gedifferentieerde samenlevingen met z’n scholen, kerken, banken, kloosters, gevangenissen, etc.

Het onderscheid tussen samenlevingen zonder arbeidsdeling en met arbeidsdeling lijkt op het eerste gezicht simplistisch. Toch komen tweedelige opdelingen van maatschappijen veel voor onder sociologen, omdat ze zorgen voor helderheid.Bv: Gemeinschaft & Gesellschaft, Comte: theologische en positieve (metafysische was overgang), …

De la division du travail social – het ‘conscience collective’ en het internet

Iedere samenleving is altijd een morele orde: Zij wordt samengehouden door dwingende collectieve voorstellingen die het handelen, denken en voelen van individuen bepalen. Het.

50

Page 54: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Volgens Durkheim bestaat het sociale leven volledig uit collectieve voorstellingen. Zonder collectieve voorstellingen opgeslagen in verhalen, wetboeken, huizen, kleding, etc, dus zonder al die in de dingen belichaamde collectieve voorstellingen zouden deze dingen geen sociale dingen zijn.

o Collectieve voorstellingen vormen het wezen van de maatschappij. De kern van de maatschappij is dus mentaal.

Één van de problemen waarvoor Durkheim stond is de vraag: Hoe verhouden collectieve voorstellingen zich tot individuele voorstellingen?

o Ieder individu heeft voorstellingen vd wereld. Voor zover deze subjectief zijn, zijn ze in wezen niet-sociaal.

o bv: denk aan een puur individuelen niet-sociaal levende mens -> dan zie je een enfant sauvage.

Wat de individuele voorstellingen van hem zijn, weet niemand. Alleen het niet-sociale individu weet dat.

‘weet’: want het mentale leven van een niet-sociaal individu is pover, want hoe kan een individu helder denken als hij niet eerst gesocialiseerd is?

o Op mentale activiteit is het niet-sociale individu oneindig ondergeschikt aan de maatschappij. het individu kan dus nooit de bron van collectieve voorstellingen zijn pas in staat om echt te denken al hij wordt opgevoed.

De samenleving heeft haar eigen mentale bestaan. Overal waar er sociaal leven is, duiken er voorstellingen (symbolen, totems, … )op die door het collectieve leven zelf worden geproduceerd.

o Collectieve voorstellingen zijn dus niet eerst ontsproten aan de geest van één individu en vervolgens overgebracht op anderen. Ze zijn werkelijk het product van het collectieve leven

Hoe zou een individu echt kunen denken als zijn geest niet eerst was gevormd door collectieve voorstellingen? -> maatschappij gaat vooraf aan het individu en is er moreel en intellectueel superieur aan.

Citaat p. 149: “Conscience Collective = Het geheel van geloofsovertuigingen en sentimenten die de gemiddelde leden van een enkele maatschappij gemeen hebben en die een bepaald systeem vormen met een eigen leven. “

- voor veel sociologen is conscience collective een fantastisch verzinsel en het blijft een bron van meningsverschillen.- sinds ontstaan internet 1994: discussie nieuw leven ingeblazen: is internet geen mooi voorbeeld van een collectief leven met eeneigen soort van mentale producten?

Experten op vlak van IE: internet is een denkend wezen met een superieur denkvermogeno Door internet vindt er een verschuiving vd conginitieve functies plaats: niet meer in

hoofd zoeken naar informatie, maar daarbuiten. Al sinds er sociaal leven bestaat, bestaan er colelctieve ‘mentale voorzieningen’ zonder

dewelke een individu niet kan (bv: taal, boeken, telramen, cijfers, …)o Zo ook is iemand die vandaag geen gebruik maakt vd collectieve mentale

voorzieningen die het internet hem biedt, een idioot.

51

Page 55: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Het segment- de Irokezen – individuen zonder individualiteit – mechanische solidariteit – repressief recht

Het collectieve bewustzijn is volgens Durkheim niet alleen intellectueel superieur. Het is ook moreel superieur. Conscience in FR betekent naast bewustzijn ook geweten. Conscience collective kan je dus evengoed vertalen door collectief geweten.bv: kind dat collectieve voorstellingen leert, leert wat goed en fout is, hoe hij zich moet gedragen en wat hij moet voelen, …

Gesocialiseerde individuen denken, handelen en voelen niet hun hoogst individuele gedachten, daden en gevoelens. Ze denken, handelen en voelen wat de maatschappij hen, via haar instituties, aanleert.

- Aangezien individuen worden gekneed en gevormd door collectieve voorstellingen, produceert iedere maatschappij individuen volgens haar eigen beeld. De vraag is dan: Welke maatschappij brengt welk soort individuen voort?

Maatschappijen rubrieren volgens hun sociale organisatie (structuur) Maar 2 principes van sociale organisatie:

o Geen arbeidsdeling: segmentaire maatschappijen (weinig arbeidsdeling, geen is onbereikbare ondergrens)

o Wel arbeidsdeling: moderne maatschappijen

Segmentaire maatschappijen: o Segment = kleinschalige samenleving, een clan, leden die nauw bij mekaar betrokken

zijn, een intens sociaal leven leiden., alles wat er gebeurt wordt door de hele groep beleefd, ze leven in grote huishoudens bijeen, …

Bv: De Irokezen (Noord – Amerikaanse indianen): leefden in clandorpen van enkele duizenden mensen, in langwerpige huizen, …

o Segmentaire maatschappijen = de aaneenschakeling van een aantal zulke clandorpen (segmenten)

o Het is geen geheel, is niet meer dan een snoer van gelijkvormige dorpen die onderling minimale contacten hebben het zwaarepunt ligt op het leven binnen ieder dorp (segment)(echter soms wel beetje contact, om te ruilen bv)

o Kenmerken: Leven nauw samen; bij alles wat het individu doet is de hele groep aanwezig,

en bij alles wat de groep doet zijn alle individuen aanwezig individu wordt helemaal omsloten door de groep

Individu kan zich niet van andere onderscheiden; lijken als 2 druppels water op elkaar; ze hebben nog geen of amper besef van individualiteit

o Delen zelfde denkbeeld, zelfde waarden, zelfde emoties, … o Zelfs onderscheid tss man en vrouw wordt weinig benadruk (bij

Irokezen; vrouwen aan politiek) De onderlinge gelijkenis vd groepsleden is belangrijker dan wat hen van mekaar onderscheidt

52

Page 56: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De gelijkenissen vormen het bindende element vd groep, het zorgt voor samenhang de één herkent zich id ander, en die herkenning zorgt voor ‘mechanische solidariteit’ -> maakt individualiteit onmogelijk en overbodig (mechanische solidariteit = solidariteit gebaseerd op gelijkenissen)

De mechanische solidariteit is maximaal wanneer het conscience collective heel precies samenvalt met het bewustzijn van het individu individualiteit is dan onbestaande

Mechanische solidariteit blijft niet alleen bij een gevoel, ze krijgt ook vorm in repressieve regels: op de geringste afwijking vd groep staan zware straffen

o Hoe hechter de segmentaire groep, hoe repressiever het rechtssysteemo Het leven staat in het teken van geboden en verboden

Er wordt zo zwaar getild aan afwijkingen dat het recht een religieus karakter krijgto Recht & religie: drukken allebei de eenheid vd groep uit

-> hebben beide maar één referent: de onschendbare, ondeelbare groep Repressief recht ‘is de index van het collectieve bewustzijn in maatschappijen met

mechanische solidariteit maakt het zo onaantastbaar en heilig; wie de norm overtreedt schendt de heilige orde vd groep.

Zie Citaat p.153: Hoe meer mechanische solidariteit, hoe meer het sociale leven versmelt met het religieuze en hoe dichter de economische instituties naderen naar communisme

Organische solidariteit – Durkheims organicisme – restitutief recht – waarde van het individu

Zodra er arbeidsdeling optreed wordt de maatschappij functioneel opgetreed en kan organische solidariteit niet langer het bindmiddel zijn.

o De sociale organisatie bestaat uit functionele onderdelen die van mekaar verschillen, ook individuen verschillen meer en meer van mekaar

o Er vormt zich een organisch samenhangend sociaal lichaam dat bestaat uit onderscheiden individuen, instituties en organisaties, die elk één specifieke functie vervullen.

Om deze transformatie mogelijk te maken moet maatschappij een nieuwe vorm van solidariteit voortbrengen: organische solidariteit: veronderstelt dat individuen van elkaar verschillen

Zie Citaat p. 153 – 154: vergelijking van beide vormen vn solidariteit: - organische solidariteit alleen mogelijk als iedereen beschikt over een eigen handelingssfeer en bijgevolg een eigen persoonlijkheid

o Conscience collective moet deel vh individuele bewustzijn vrijlaten zodat dit specifieke functies kan vervullen die niet gereglementeerd kunnen worden

o Hoe groter de individuele handelingssfeer, hoe sterker de cohesie die ontspruit aan deze solidariteit

o De individualiteit vh geheel groeit tezamen met dat vd deleno Deze solidariteit lijkt op dat van hogere diersoorten waarbij ieder orgaan zijn

autonomie heeft maar toch een eenheid vormen

53

Page 57: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

- Biologische beeldspraak niet toevallig:’de biologie is voor de socioloog een goudmijn van gezichtspunten en hypothesen en het begrippenkader vd sociologie moet lijken op dat vd biologie’

o Biologosich getint functionalisme: de kern van sociologisch onderzoek bestaat voor D. uit een analyse van functies. Als je de functies hebt onderscheiden, begrijp je de structuur pas echt.

Anomie

Zo opgevat is de transformatie van mechanische naar organische solidariteit een zegen voor individu en mensheid. Maar wie de twee maatschappijmodellen tegenover mekaar stelt, vraagt zich af hoe de sprong van het ene naar het andere kon gebeuren. Anomie is het kernbegrip van de Durkheimiaanse maatschappijkritiek, maar als je kritiek wil uitoefenen doe je dit volgens Durkheim best op egoïstische individuen en niet op de ‘maatschappij’. Dit is wat de notie ‘anomie’ doet. Zij duidt een toestand aan waarin een algemene consensus ontbreekt over sociale normen; een toestand waarin om de één of andere reden de normen nog niet zijn doordrongen tot het bewustzijn van individuen. En dus is anomie voor Durkheim wat ‘vervreemding’ is voor Marx en ‘rationalisering’ voor Weber; een begrip waarmee het gevoelde onbehagen in de moderne samenleving kan worden geduid en verklaard.

Kritiek op economisering – pleidooi voor corporaties – het ‘middenveld’

In onze maatschappij, schrijft Durkheim, is de organische solidariteit nog niet zo ver ontwikkeld als nodig’. Er heerst anomie, normloosheid. Om het gevaar van demoralisering en anomisering te keren, ziet Durkheim maar één remedie: er moet een nieuw en sterk moreel gezag komen. Dat moet niet de individuele vrijheid aan banden leggen maar wel het egoïsme. Echte vrijheid die de mens optilt tot sociaal wezen, is niet de vijand van regels. Integendeel zelfs: ‘ vrijheid is een product van reglementering’. Het regelloze en redeloze egoïsme reduceert de mens tot zijn bekrompen eigenbelang. Er moet dus gewenst gezag zijn, van een collectiviteit, een groep. Zo’n groep, meent Durkheim, is de corporatie. Syndicaten van werknemers of werkgevers blijven steken in eigenbelang of verkeerd begrepen groepsbelang. Alleen de corporatie, die allen verenigt, zou in staat zijn om individuen uit hun egoïstische sluimer te wekken. Durkheim betreurt het echter niet dat oude ambachten en corporaties zijn afgeschaft. Maar hij erkent wel dat er tussen staat en individu intermediaire groepen nodig zijn om mensen te verenigen (risico: dat individuelen belangen of belangen van deelgroepen niet meer worden gehoord).

Waar komt arbeidsdeling vandaan?

54

Page 58: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Wat sociaal is komt van de maatschappij, niet van het individu. Een ruil tussen individuen kan dan onmogelijk een nieuw sociaal feit, zoals arbeidsdeling, doen ontstaan. Als individuen door ruil tot arbeidsdeling komen , moet de collectieve voorstelling van arbeidsdeling reeds gegeven zijn, anders konden ze dat zelfs niet denken. Ruil kan dus nooit arbeidsdeling hebben doen ontstaan. Durkheim verwerpt dus economische en psychologische verklaringen. Niet in het individu laar buiten hem ligt de verklaring van het ontstaan van arbeidsdeling.

De belangrijkste factor is de toename van bevolking. De middelen zijn schaarser en er is geen ordelijke regeling om samen te leven. Ofwel overleven enkel de sterkste en daalt het bevolkingspeil. Ofwel, ten tweede, komt er arbeidsdeling. Het bevolkingspeil blijft constant op een hoog peil omdat de functionele voorwaarden zijn vervuld. Eenmaal mensen loskomen van hun segmenten en ze met meer mensen in contact komen, ontstaat een niet rijker sociaal milieu. Hun opvattingen worden opener, dus de organische solidariteit wordt in het leven geroepen. Hier is dus sprake van een causale verklaring (bevolkingstoename arbeidsdeling),. De functionele verklaring laat vzien dat een verschijnsel, eenmaal in het leven geroepen, blijft bestaan omdat het functies vervult.

De betekenis van De la division du travail social

Er was heel veel kritiek op het boek: Durkheims onvermogen om verschillen te zien, vage bespreking over verbanden, zijn argumenten zijn ongelijksoortig. Durkheim besefte zijn tekortkomingen in zijn latere werk maakt hij bijvoorbeeld geen gebruik meer van de noties ‘mechanische en organische solidariteit’ . Ook was hij niet meer zo zeker over het verband tussen arbeidsdeling en moraliteit.

Maar belangrijker is wat het boek wel toonde, namelijk wat de sociologische zienswijze vermag. Een moreel fenomeen werd nu eens niet in theologische of filosofische termen beschreven, een economisch fenomeen niet in economische termen, …, al deze verschijnselen bleken als sociale feiten sociologisch te kunnen worden geanalyseerd en verklaard. Dat is de echte betekenis van De la division du travail social.

Montesquieu – ‘sociologie van het sociale’ versus ‘sociologie van dingen’

Het onderscheid tussen ‘fysiek milieu’ en ‘sociaal milieu’ wordt pas duidelijk als Durkheim het hoofdwerk van Montesquieu gebruikt: De l’esprit des lois. Hierin laat Montesquieu zien dat alle wetten die er zijn, bestaan uit elementen. Tussen al deze elementen bestaan verbanden, de wet is niet zomaar een regel maar drukt een geest uit. Wie de wet begrijpt, begrijpt dat de wet niet willekeurig is; haar geest drukt immers de samenleving als geheel uit. Hierin ligt één van de verklaringen waarom Durkheim het recht een bijzondere status geeft. Het recht is een objectief gegeven, maar wie het recht begrijpt, begrijpt de samenleving. Dit komt eigenlijk van Montesquieu [= l’esprit des lois].

Maatschappij betekende aanvankelijk: iemand die gezelschap houdt. In de 17e en 18e eeuw kreeg het een ruimere betekenis: eerst als ‘high society’ voor de hogere kringen, maar later werd het een

55

Page 59: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

woord om alle sociale betrekkingen mee aan te duiden. Iedereen behoort tot de maatschappij, civil society of la société. Montesquieu was al voor op zijn tijd. Hij zag de maatschappij als alle mensen en hun complexe relaties. Volgens Montesquieu is de mens zowel fysiek als redelijk. Wie de samenleving wil begrijpen moet dus het samenspel van ‘de wetten van de natuur’ en ‘de wetten van de rede’ onderzoeken.

Durkheim vindt de samensmelting van fysieke en morele factoren van Montesquieu te ver gaan. Voor Durkheim zijn sociale feiten uitsluitend van morele aard. Materiele dingen kunnen alleen ‘sociaal’ zijn als ze tot het ‘conscience collective’ behoren.

Er bestaat verwantschap tussen Montesquieus ‘geest der wetten’(=GDW) en Durkheims ‘conscience collective’ (=CC). Maar de GDW is omvattender dan de CC, want zij bevat ook de ‘geest’. [bijv. Eilandbewoners hebben een ander karkater dan bergbewoners wist Montesquieu]. Durkheim hield zich verre van veralgemeningen over het verband tussen ‘milieu’ en ‘mensen’. Hij hield zich aan de stelregel dat de maatschappij enkel uit mensen bestaat en de socioloog dienst zich enkel met sociale feiten bezig te houden.

Recente tendens in de sociologie: de opmars van een sociologie van dingen. Het idee dat de maatschappij alleen maar uit menselijke relaties bestaat is bizar stelt Latour. Men stelt ook dat sociale feiten hybride zijn, ze zijn niet zo exclusief sociaal als Durkheim dacht. Je zou kunnen zeggen dat de huidige sociologie wat de appreciatie van ‘fysieke dingen’ betreft ,teruggrijpt op Montesquieu voorbij Durkheim. Hij richtte ook een tijdschrift op en vooral: de vorming en disciplinering van medewerkers en sociologen in opleiding. Er waren regels nodig om het collectief bewustzijn van sociologen te vormen, daarom schreef hij Les règles de la méthode sociologique. Het is een gebruiksaanwijzing. Het geeft de gewenste disciplinering van sociologen, maar geeft ook aanleiding voor discussie tussen sociologen.

Eerste regel: sociale feiten als dingen beschouwen – Weber versus Durkheim

Durkheim gaat fel in op kritiek over zijn ‘eerste en meest fundamentele regel’: Men moet sociale feiten beschouwen als dingen. Durkheim stelt hiermee dat sociale feiten een objectief karakter hebben. Hij stelt niet dat ze materieel zijn, maar dat het net zo goed dingen zijn.Er zijn twee dingen om iets te kennen volgens Durkheim:

- Rechtstreekse kennis ken ik ‘van binnenuit’. Men weet wat een driehoek is of wat je behoefte is, zonder de buitenwereld erbij te betrekken.

- Onrechstreekse kennis heeft wel betrekking op iets ‘buiten jezelf’. Iets wat de geest niet van nature kan bevatten, maar wat d.m.v. experiment of observatie geleerd kan worden.

Voor Durkheim is een ding de naam voor al wat ik niet rechtstreeks ken. Om het beter te leren kennen moet je buiten jezelf treden.

56

Page 60: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Durkheim is bezeten door de wil om van sociologie een objectieve wetenschap te maken, dat de objectieve methode bij hem voorafgaat aan de feiten. De uitwendigheid van de sociale werkelijkheid wordt verondersteld. Maar wat is dit niet waar is, zoals Max Weber stelt? Weber stelt dat de sociale werkelijkheid bestaat uit sociale handelingen, die niet uitwendig bestaan of gegeven zijn. Ze komen voort uit subjectieve handelingsmotieven. Weber verwijt Durkheim dat Durkheim de ware aard van de sociale werkelijkheid geweld aan doet. Durkheim verwijt Weber dat Weber niet aan serieuze (objectieve) wetenschap doet. De sociale werkelijkheid is een op zichzelf staande collectieve werkelijkheid met een eigen leven, dat boven en tegenover het individu staat. Durkheim is het niet eens met het idee dat individuen de maatschappij construeren. De maatschappij maakt individuen volgens Durkheim. Het individu is afhankelijk en minderwaardig. Durkheim betwijfelt zelfs of mensen worden geboren met een sociale aanleg, hij acht het waarschijnlijker dat de neiging tot sociabiliteit een product is van de maatschappij.

Kenmerken van ‘le fait social’

Alle wetenschappers bestuderen feiten, maar sociale feiten zijn te onderscheiden van bijv. fysische of biologische verschijnselen. Sociale feiten maken een nieuw soort feiten uit aangezien ze behoren tot een eigen werkelijkheidsdomein, de maatschappij. Sociale feiten = sociale instituties (wordt door elkaar gebruikt door Durkheim).

1. Kenmerk van sociaal feit: ze zijn extern aan individuen. We treffen de sociale feiten aan bij onze geboorte (taal, rituelen, religie). Maar de instituties veranderen voortdurend. Sociale feiten bestaan buiten ons, ongeacht het gebruik dat we ervan maken. Ook een sfeer die ontstaat in een groep is een sociaal feit. Het ene feit verandert sneller dan het andere feit.

2. Kenmerk van een sociaal feit: ze oefenen een verplichtende en dwingende macht uit op individuen. Mensen hebben dit niet altijd door. Als je niet aan de verwachting voldoet (rare taal gaat spreken), merk je hoe dwingend een sociaal feit is (zonder kan je bijv. niet communiceren).

Sociale instituties: Wijzen van handelen, denken en voelen, extern aan het individu, die begiftigd zijn met een dwingende macht waardoor ze zich aan het individu opdringen.

Op zoek naar sociale feiten

De alledaagse taal is de vijand van de wetenschap. De taal zit vol dwaze begrippen die het uitzicht op de feiten beletten of ze verminken de dingen, terwijl we denken met ‘werkelijke dingen’ te maken te hebben. We menen dat moraal een verzameling is van nobele ideeën, en als we die ideeën kennen weten we wat moraal is. Maar morele ideeën hangen samen met sociaal substraat. Maar om dat te begrijpen moeten we de feiten onderzoeken. Algemene ideeën kunnen hooguit nut hebben als indicator, maar in het algemeen moetje ze wantrouwen. De feiten spreken voor zich, meent Durkheim. Theorie is secundair, want er kan pas theorie zijn als de wetenschap ver genoeg gevorderd is. Samenvattend: Wetenschap begint bij de feiten en sociale feiten bevinden zich niet in onszelf maar buiten ons.

57

Page 61: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Omgangstaal: obstakel of toegangspoort?

Er is een probleem met de verhouding tussen wetenschappelijke en alledaagse taal. Na Durkheim gingen o.a. ook Adorno en Bourdieu het gevecht met de alledaagse taal aan. Een simpele begrijpelijke tekst is in hun ogen slechte sociologie. Comfortabele lectuur is slecht voor de sociologische verbeelding, ze knoopt aan bij de vooroordelen. Sociologisch denken ontstaat wanneer men zich bevrijdt van clichés en omgangstaal. Daarom schreven Adorno en Bourdieu moeilijke zinnen die snelle lectuur bemoeilijken. Ander sociologen beweren juist dat de sociologie wegens wetenschappelijke en emancipatoire redenen niet te ver van de omgangstaal mag afdrijven. De zogenaamde objectieve houding die die wetenschapper moet innemen en de argwaan voor de omgangstaal doet de levende bronnen van de sociologische kennis opdrogen. Empathie is volgens Richard Sennett de manier om de poorten tot Verstehen te openen. Volgens hem is het de afstandelijkheid die het onderzoek schaadt. Wel zegt hij dat een wetenschapper blijft observeren en niet gewoon lid wordt van de groep die hij onderzoekt. Patricipatie en dieptegesprekken hebbeneen doel:

- Kennis vergaren.- Emancipatie. Je houdt de ondervraagde een spiegel voor. Ze krijgen inzicht in hun manier van

leven en in de beperkingen en mogelijkheden. De opgedane kennis verruimt hun blik.

Durkheim vindt bovenstaande vreselijk. De slechtste manier om toegang te rijgen tot de sociale werkelijkheid is via de belevingswereld van individuen. Het moet precies andersom: hoe verder je verwijderd blijft van het subjectieve, hoe beter. Een van Durkheims regels luidt: Wanneer de socioloog sociale feiten begint te onderzoeken, moet hij ze benaderen van hun meest objectieve zijde, dus los van hun individuele manifestaties.

Waarom recht en statistiek belangrijk zijn

Er zijn twee soorten feiten in de ogen van Durkheim die een prominente status in het sociologisch onderzoek hebben: recht en statistiek.

Recht

Bij de bespreking van De la division du travail social werd het belang van het recht duidelijk. Niets heeft zo overduidelijk de kenmerken van een sociaal feit als het recht. Het is extern, het is de meest objectieve uitdrukking van de maatschappij. Het neemt een tastbare vorm aan in het wetboek. Niemand kent het wetboek helemaal, maar men kan het consulteren. Een illustratie van het eigen leven van het recht is het feit dat ook al zou je alle kennis van iedereen bij elkaar nemen, je nog niet precies de totale inhoud van het recht kunt laten samenvallen.Helaas heeft Durkheim hier een zwak momentje, hij zegt dat een rechtsregel ‘is wat het is’, maar iedereen weet dat rechtsregels verschillend kunnen worden uitgelegd en geïnterpreteerd.Het recht is ook normatief dwingend. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de taal, is het recht overduidelijk normatief. Het recht is de meest zichtbare uitdrukking van de normatieve dwang die de maatschappij op individuen uitoefent.

Statistiek

58

Page 62: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

In La suïcide laat Durkheim zien hoe belangrijk statistiek is. Statistiek onthult feiten die niemand uit zichzelf kan kennen. Statistiek toont slechts ‘zuivere sociale feiten’. Door statistiek neemt de socioloog de perfecte wetenschappelijke houding aan: objectief, zonder vooroordeel, wachtend op de feiten. De socioloog oogst door statistiek nieuwe kennis. Statistiek lever per definitie informatie niet iets over een individu, maar uitsluitend iets over een hele populatie, dus volgens Durkheim over het collectivum. Als x% van de katholieken zelfmoord pleegt en y% van de protestanten, zegt dat niets over individuele katholieken of protestanten, maar wel heel veel over de gemeenschap of over de collectieve ziel.

Durkheim verloor zichzelf in de cijfers. Want de cijfers waarover Durkheim beschikte worden opgesteld door ambtenaren, die administratieve overwegingen maakten bij het opstellen van deze cijfers, in plaats van wetenschappelijke vragen.

Wetenschappen en grensgeschillen – ‘bestaat’ de collectiviteit?

Durkheim was van mening dat hoewel sociologische feiten ook mentaal zijn, ze totaal verschillen van psychische feiten. Een wetenschap moet zich houden aan de feiten binnen haar domein. In de 21ste eeuw echter gaan wetenschappers en grenzen erg slecht samen. Grenzen zijn er om verlegd te worden. Het wetenschappelijk landschap beweegt voortdurend.Durkheims opvatting over de afbakening van wetenschap was statisch. Hij meende dat de wereld is ingedeeld in aparte domeinen, door drempels gescheiden. Wat in ieder domein gebeurt, kan enkel worden verklaard door domeinspecifieke wetmatigheden. Daarmee komt hij weer terug op zijn regel: sociale feiten kunnen alleen worden verklaard door sociale feiten.

Durkheim tast naar de fundamenten van de sociologie, vooral in de psychologie. Hij stelt zich de overgang van het psychische naar het sociale domein voor als een fusie, waardoor de elementen die er deel van uitmaken van karakter veranderen en opgaan in een groter geheel met nieuwe, totaal andere kenmerken. Durkheim was de enige socioloog die zich zo bezonnen had over de aard van ‘de collectiviteit’. Hij wist, de maatschappij bestaat, zij is reëler dan individuen.

Hedendaagse systeemtheoretici zien in Durkheim een voorloper. Hij had het regelmatig over maatschappij als systeem. Toch valt dit deels te verwerpen, want Durkheim praatte net zoveel over de maatschappij als een systeem als de maatschappij als een principe dat individuele mensen moreel verheft. Durkheim droomde van een harmonieuze wereld waarin de mensheid op weg is naar een hogere bestemming. ‘De mens is voor ons geen vertrekpunt, maar een punt van aankomst.’

Sociologisch verklaren: causaal en functioneel

Hoe moet je sociale feiten verklaren? Volgens Durkheim zijn er 4 regels:

59

Page 63: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

1. Je moet afzonderlijk zoeken naar de oorzaak die het voorbrengt en de functie die het vervult.2. Zoek de determinerende oorzaak van een sociaal verschijnsel bij de voorafgaande sociale

feiten, niet bij individuele bewustzijnstoestanden.3. De functie van een sociaal feit moet altijd worden gezocht in de relatie waarin het staat tot

één of ander sociaal doel.4. De eerste oorzaak van ieder sociaal proces van enig belang moet worden gezocht in de

samenstelling (constitution) van het intern sociaal milieu.

De causale verklaring

Causaliteit is het basisprincipe van iedere wetenschap, stelt Durkheim. Wie een (sociaal) verschijnsel wil verklaren, moet dus op zoek gaan naar (sociale) feiten die het hebben veroorzaakt. Het is soms ingewikkeld om alle determinerende factoren te onderscheiden. Meer dan een eeuw geleden bleef statistiek meestal beperkt tot bivariate correlaties. Durkheim besefte dat correlaties niet altijd wijzen op een direct causaal verband en dat de richting van de causaliteit niet altijd voor de hand ligt, maar hij was zo euforisch over statistische correlaties, dat hij het bestempelde als de beste methode voor sociologisch onderzoek.

Wanneer is de causale verklaring afgerond? Volgens Durkheim wanneer het oorspronkelijke feit van de associatie is blootgelegd. Dat smeedt individuen samen tot een geheel van nieuwe eigenschappen. Als de socioloog dat kan reconstrueren en er de constituerende kenmerken van ziet, dan is de causale verklaring afgerond. Dan kent men de grondoorzaak, ‘de voorwaarden van de soiale entiteit in haar geheel’.

[voorbeeld zien we in de la division du travail social waar Durkheim moeite deed het segment te reconstrueren. Binnen dat segment ontstond mechanische solidariteit als een nieuw sociaal feit. Het segment veroorzaakte mechanische solidariteit. Naar zo’n verband tussen een sociaal feit (mechanische solidariteit) en een oorspronkelijke associatie (het segment) ben je opzoek.

Causale en functionele verklaring

In het verlengde van de causale verklaring ligt de functionele verklaring. De functionele verklaring bepaalt het ‘nut’, het ‘sociaal doel’ van sociale verschijnselen. De kern van een functionele verklaring: Een gevolg bestaat niet zonder een oorzaak, maar deze bestaat niet zonder gevolg.

A veroorzaakt B (causale verklaring), B levert een functionele bijdrage aan A (functionele verklaring). Door hard werken kunnen mensen meer en beter producten maken maar deze beter producten zijn nodig om de inspanningen te vergoeden die dit harde werken met zich meebrengt. De collectieve gevoelens van een gemeenschap leiden tot straf zodra een groepslid de morele normen schendt, omgekeerd verhoogt de strafvoltrekking de collectieve gevoelens van een groep.

60

Page 64: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Functionele processen zijn sociale processen, de individu heeft er vaak geen weet van. De straf, bijvoorbeeld is niet bedoeld om collectieve gevoelens intenser te maken. Het is bedoeld om overtreders af te schikken en te heropvoeden. Hier gelooft Durkheim niet in. ‘De echte functie van straf is het bewaren van de sociale cohesie, door de conscience collective in al zijn vitaliteit in tact te houden’.

Het normale en het pathologische – Durkheim meets Darwin

Durkheim voert de analogie tussen sociale en biologische organismen nog verder door. Wat functioneel is voor het collectieve organisme, is goed, wat niet functioneel of schadelijk is, is slecht. Durkheim leidt waardeoordelen af uit feiten. Hoe kan je dat doen (vraag bijv. Hume). Durkheim vraagt zich af wat voor nut een wetenschap heeft die de wereld verklaart, maar ons in de steek laat als we ons afvragen hoe we moeten handelen. Zo’n wetenschap is niets waard (dit is in lijn met Comte, maar tegen Weber zijn standpunt). Niet ideeën en opvattingen moeten de wereld regeren, maar feiten.

Hoe kun je vaststellen of iets functioneel of niet functioneel is voor een samenleving, en dus goed of slecht is? Durkheim heeft hier een ‘objectief criterium’ voor. Het gemiddelde is zijn referentiepunt van gezondheid, of zoals hij nu zegt: normaliteit. Durkheim beredeneert dus dat de statische norm fungeert als het objectieve criterium. De sociale feiten zelf zijn de dragers en de behoeders van de waarden. ‘Het normale ligt in de dingen zelf’.Het ultieme argument is gebaseerd op Darwin. Wat het meeste kans op overleven biedt is moreel of waardevol. Moraal is dan puur een overlevingsmechanisme.

Het geval Socrates – nood aan vernieuwing – de normaliteit van misdaad

In Durkheimse termen zou je Socrates’ filosofie gerust ‘ziek’ kunnen noemen. Dat besefte Durkheim zelf ook. Hier komt hij tot zijn beruchte stelling: de samenleving heeft nood aan overtreders. Misdaad is functioneel noodzakelijk. Het geval Socrates: ‘Volgens het Atheense recht was Socrates een misdadiger en was zijn veroordeling niet meer dan juist. Toch was zijn misdrijf, namelijk onafhankelijkheid van geest, nuttig.

Dit werp een interessant licht op criminaliteit. In tegenstelling tot gangbare opvattingen, is voor ons de misdadiger geen asociaal wezen. Integendeel: hij is een normaal element in het sociale leven. Je moet misdrijven niet beschouwen als het kwaad. Zo af en toe heeft de maatschappij blijkbaar uitzonderingen nodig, die dus op hun manier ook ‘normaal’ worden. ‘Een zekere wanorde is normaal’. Zo wordt potentieel alles normaal, en schiet er van het vermeende ‘objectieve criterium’ weinig over.

Le suicide als schoolvoorbeeld van sociologisch onderzoek

Le suicide is volgens Durkheim alles wat een sociologisch onderzoek moest hebben. Over zelfdoding werd tot dan toe vooral in morele en psychologische termen gesproken. Zelfdoding was puur individueel gedrag. Maar Durkheim toont dat achter de individuele, psychologische werkelijkheid

61

Page 65: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

(die er natuurlijk ook is), een andere sociale werkelijkheid steekt die pas aan het licht komt door statistieken. Zelfdoding is een sociaal feit, en moet dus door andere sociale feiten worden verklaard.

Het onderwerp was niet nieuw. Durkheim gebruikte bijna alle reed gepubliceerde data. Eén van de redenen dat Durkheim zelfdoding als onderwerp koos, was omdat hij dacht dat zelfdoding een eenduidig verschijnsel was. Het zou relatief makkelijk zijn om de feiten voor zich te laten spreken.

Zelfdoding volgens Durkheim = alle sterfgevallen die, direct of indirect, het gevolg zijn van een positieve of negatieve handeling van het slachtoffer dat weet dat die handeling tot zijn dood zal leiden. Het kwam Durkheim niet toe om zelfdoding op een individueel niveau te verklaren. Maar als hij keek naar de frequentie van zelfdoding in een bepaalde periode, merkt hij dat dit niet eenvoudig de som is van onafhankelijke eenheden, maar een nieuw feit is met zijn eigen eenheid, individualiteit en zijn eigen natuur. Dat is ongeveer Durkheims definitie van ‘fait social’.

Le suicide als schoolvoorbeeld van sociologisch onderzoek (reprise)

Le suicuide, étude de sociologie Zelfdoding werd gezien als puur individueel gedrag (= domein vd psychologie)Durkheim toont dat er een andere sociale werkelijkheid schuilt achter de psychologische werkelijkheid. Zelfdoding = sociaal feit. (moet dr andere sociale feiten verklaard worden)Sinds 18e eeuw publicaties over zelfdoding -> cijfers over echtscheiding, abortus, prostitutie en zelfdoding= indicatoren vd morele toestand vd maatschappij.

Durkheim dacht dat zelfdoding een eenduidig verschijnsel was. Maar wat men voor zelfdoding aanziet is meer een kwestie van definitie, dit geldt ook voor de registratie: Registreren is een versie geven van de feiten, meer dan alleen de feiten noteren.

Objectieve definitie van Durkheim: ‘Zelfdoding heeft betrekking op alle sterfgevallen die, direct of indirect, het gevolg zijn van een positieve of negatieve handeling van het slachtoffer dat weet dat die handeling tot zijn dood zal leiden.’-> Sociale distributie van zelfdodingen is een sociaal feit. Niet individueel verklaren -> het is geen optelsom van onafhankelijke eenheden maar een nieuw feit met eigen individualiteit en natuur.

Egoïstische zelfdoding – te weinig sociale integratie

Zelfmoordstatistieken: verschillen tussen Europese landen -> sociaal feit want ieder jaar andere individuen die zelfmoord plegen -> stabiele cijfers, dus verklaren adhv sociale factoren

62

Page 66: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Verschillen tussen geloofsgemeenschappen: Hoe sterker de sociale integratie, dus hoe hechter de leden verbonden zijn met de geloofsgemeenschap, hoe lager de zelfmoordratio. (protestantisme: denkvrijheid <-> katholicisme: gemeenschapsreligie)Maar ook: Hoe sterker de nationale gemeenschapsband, hoe kleiner de kans op zelfdoding.Waarom? povere conditie van individu dat alleen voor zichzelf leeft -> afgesneden van bronnen die waarde kunnen verschaffen .(mens = homo duplex)Een mens in de steek gelaten dr maatschappij valt terug op lager, egoïstisch deel van zichzelf = egoïstische zelfmoord.

Altruïstische zelfdoding – te veel sociale integratie

Zichzelf opofferen in het belang van de groep. (of eer om als weduwe man te volgen in dood)Zelfdoding kan je opvatten als een overdrijving of verdraaiing van een deugd. In traditionele maatschappijen heeft dood zin <-> moderne: zelfmoord omdat leven geen zin heeft.

Anomische zelfmoord – te weinig regulering

Geen consensus over waarden en normen -> geen sociale regulering: individu wordt moreel aan lot overgelaten. (Versterkt in tijden van plotse veranderingen)Arbeidsdeling brengt anomie teweeg en anomie kan leiden tot zelfdoding.Hoe hoger op de socio-economische ladder, hoe meer kans op zelfdoding (<-> utilitaristische veronderstelling dat beloning gelukkig maakt)Waarom? Dooreengeschudde waarden; minder gedisciplineerde verlangens; verlangen op te klimmen en winst te maken

Fatalistische zelfmoord – te veel regulering

Grens tussen egoïstische en anomische zelfdoding niet altijd even duidelijk.Egoïstische: door desintegratieAnomische: door deregulering

Tegenover anomische zelfdoding heeft men fatalistische zelfmoord= ‘Zelfmoord die voortkomt uit excessieve regulering, begaan dr mensen wier toekomst uitzichtloos is, omdat hun verlangens gewelddadig worden ingeperkt door een verstikkende discipline’ (bv slaven oude Rome: collectief zelfmoord plegen)

Les formes élémentaires de la vie religieuse – niets buiten de maatschappij

‘Literatuurverslag’ met ideeën, nagenoeg geen directe gegevens, over religie en maatschappij en over denkcategorieën en de maatschappij.De begrippen totaliteit, maatschappij, goddelijkheid zin verschillende aspecten van één en dezelfde notie.

63

Page 67: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Notie? Een sociologisch begrip? God, maatschappij, totaliteit in één? (~metafysica)De maatschappij is het begin en einde van alles, zij ontwerpt de categorieën vh denken.Idealisme? -> belangrijkste bestaansvoorwaarde vd maatschappij is haar vermogen tot idealiseren. Ze bestaat maar in de voorstelling die ze van zichzelf maakt. (Plato)Toch geen idealisme -> Durkheim: Er bestaat geen ideeënwereld, ideeën bestaan niet op zichzelf.

Materialisme? Het maatschappelijke leven is afhankelijk van zijn onderbouw. Maar geen materialisme want maatschappij is een realiteit op zichzelf. Je kunt ze niet herleiden.Durkheim verwerpt materie of idee als grondcategorie en vervangt het door société.Breuk in zijn denken? -> Neen al langer interesse in religie.Hij wil inzicht vergaren in de meest elementaire samenleving ‘de maatschappij puur’.Religie onthult meer over de maatshappij dan omgedeerd.Oorsprong van religie interesseerde Durkheim enorm. -> oorzaken of basisvoorwaarden van een religie onderzoeken

Wetenschap versus religie – de realiteit van het geloof

Rede en wetenschap verdringen magie en religie. Hoe meer de mensheid weet en kan, hoe meer religie overbodig wordt.Durkheim vindt wetenschappelijke kennis superieur aan het religieuze wereldbeeld.Maar kennis is slechts één aspect van de religie. Er zit iets eeuwigs in religie: de cultus, het geloof. Je hebt dit nodig om boven jezelf uit te stijgen. Maar geloofsovertuigingen zijn pas werkzaam als je met anderen deelt, anders ontstaan geloofsovertuigingen niet en worden zo ook niet verworven.Het profane en het sacrale

Hoe definieer je religie? Grenslijn tussen natuur en bovennatuur? <-> Durkheim: bovennatuur is reactie op de wetenschap dus kom je niet tegen bij primitieve culturen. -> Onderscheid tussen het profane en het sacrale

Profane: wereld van alledaagse leven, verschilt radicaal van sacrale wereld. In profane wereld zijn er ook hiërarchische verschillenEnergieverschil tussen beide. Sacrale is veel krachtiger, kan van alles zijn.Universeel: als iets sacraal is, mag het absoluut niet vermengd worden met het profane.Maar ze hebben mekaar nodig -> uitwisseling

Onderscheid sacrale en profane brengt rituelen en geloosfopvattingen voort (hoe omgaan met sacale)- initiatieritueel ( jongeling inwijden in religieuze leven)- offer (leven van profane wereld klaarmaken vr opname in sacrale wereld)- Geloofsopvattingen ( bv heilige verhalen en mythes)KERN religie = samenspel van deze 3 elementen (sacraliteit, rituelen en geloofsopvattingen.)

64

Page 68: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

‘Een gemeenschappelijk systeem van geloofsopvattingen en praktijken die betrokken zijn op heilige, afgescheiden en verboden dingen , die alle volgelingen in één een dezelfde morele gemeenschap.’

Oorsprong van religie – sociale effervescence

Onderscheid sacraal en profaan in het leven geroepen toen de mens een écht sociaal wezen werd. Overal waar mensen samenkomen, vind het plaats.Sociale leven van vandaag zeer hard bepaald door instituties en overgeleverde gebruiken (zijn er als het ware altijd al) -> op zoek naar elementaire samenlevingen: hoe zij probleem van maatschappijvorming oplossen.

Corrobori: regels schenen niet te bestaan, opperste opwinding = effervescenceMens wordt verlost uit treurniswekkende toestanden v individu -> omgesmolten tot sociaal wezen= ontstaan vd sacrale wereldSighele ‘Uit de massa kan niets goeds komen.’ <-> zichzelf verliezen id groep, onbeschrijfelijke opwinding -> oerervaring groep: sociale wezens. Zich steeds deze gebeurtenissen terug herinneren

Totemisme

Verhouding individu en maatschappij?Hoe intense ervaring meedragen -> totemisme.Gevoelens zo overweldigend en rijk dat niemand vd deelnemers ze zelf kan vatten: nood aan stabiele, eenvoudige drager = totem (alle clanleden zelfde totemnaam). De totem drukt de groep uit en niets anders dan de groep. De totemnaam is verbonden aan hele reeks geboden en verboden.(churinga steen of hout waarop totemteken is gegraveerd)Via totemisme bepaalt groep wat individu moet voelen, hoe hij moet handelen en, wat hij moet denken. -> eerste sociale institutie.Totem symboliseert de verbondenheid -> sociale integratieTotem zorgt voor handelsregulering.Het ontstaan van de sacrale wereld en het ontstaan van het sociale leven , de maatschappij,… vormen één en hetzelfde.Religie = oerfeit van de samenleving

Denkcategoriën

Groep = bron van alle moraliteit. Ook denkcategorieën zijn van sociale oorsprong. Buiten de maatschappij geen bron van kennis -> alles is dus van religieuze oorsprong.Totemisme leerde mens om dingen, dieren, mensen, natuurverschijnselen,.. in te delen volgens totemindelingenRuimte en tijd ontspringen aan de maatschappij net zoals de basiscategorieën van soort, persoonlijkheid, causaliteit zouden afstammen van sociale onderscheidingen.

65

Page 69: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Het totemisme en de samenleving van de toekomst

Sinds totemisme wel wat veranderd.Denken niet meer in particuliere stamcategorieën; geen herinnering aan ingrijpend, overweldigend moment.Maar niet volledig veranderd, want er kan geen sociaal feit bestaan zonder dat het aan de voorwaarde van het eerste sociale feit voldoet: ‘Een institutie die te veel van haar oorsprokelijke vialiteit verliest, wordt een dode schelp.

Hoofdstuk 4: Het tragisch verstehen van Max Weber

Weber als mensentype

Max Weber is de grondlegger van de verstehende sociologie. Hij schreef uitvoerig over de grondslagen en grenzen van de wetenschap en is de meest geciteerde socioloog aller tijden. Weber werd door anderen gezien als een ‘menstype’ op zichzelf, een van de nobelste soort zoals Socrates, Nietzsche of Da Vinci ook mensentypes zijn omdat zij op exemplarische wijze tonen wat een mens die zijn leven vervult kan zijn. Weber had geen gemakkelijk leven, hij had last van slapeloosheid, angstaanvallen, stress, depressie en agressieve neigingen ten aanzien van zichzelf. Weber was een man die de waarheid zoekt over zichzelf en dus over de samenleving, want die twee zijn niet gescheiden.

Wetenschap als beroep- Webers mensbeeld

Van dat mensbeeld (de illusieloze, lijdende waarheidszoeker) heeft Weber zelf een huiveringwekkend beeld opgehangen in de beroemde lezing: Wetenschap als beroep (1918). Het gaat erover dat een wetenschapper zonder illusies achter de waarheid aan moet gaan, de waarheid over de wereld en over zichzelf.

Volgens Weber zorgt de wetenschap voor een paradox: een gestegen subjectieve onwetendheid gaat hand in hand met een spectaculair toegenomen objectieve beheersing van de wereld. wat weten we bijvoorbeeld van een tram, we rekenen erop dat de tram rijdt maar we kennen er niets van, alleen specialisten beschikken over echte kennis, maar dan maar voor een klein deeldomein van de wetenschap. De wetenschap lijkt eerder kennis te vervreemden dan omgekeerd. Wat wetenschap wel doet is de overtuiging dat we alles wat we willen weten, zouden kunnen te weten komen.

Wetenschappelijke kennis is meteen achterhaald, dit is niet alleen het lot van de wetenschap, het is ook haar zin.

Waarom zou iemand wetenschapper willen worden? Hij stelt deze vraag om de illusies door te prikken dat een wetenschapper zijn gelukkig zou maken of zin zou geven. De zin van de wetenschap ligt volgens Weber niet in de toepassing, ook voorziet het niet in nut of comfort.

66

Page 70: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De enige motivatie om aan wetenschap te doen is ‘het brengen van klaarheid (verklaren)’, het is de opheldering die telt, niet het onderwerp. Hoe meer Weber bij de kern van zijn levensopvatting komt hoe meer hij grijpt naar mythische beeldspraak: het leven is een tragisch strijdperk waar de grote waarden het tegen mekaar opnemen. Het Schone, het Ware, het Rechtvaardige en alle andere waarden en levenskeuzes spreken een verschillende taal en ze verstaan elkaar nooit. Het leven is een worsteling met demonen, ieder met de zijne. Laat ieder van ons op zoek gaan naar de ‘goede demonen die de draden van ons leven in de hand houdt’. In dit mensbeeld herkennen we trekken van Nietzsche’s Ubermensch, maar dan zonder levensvreugde en de sprankeling van vrijheid (zonder deze illusies).

Ook de wetenschap kan de strijd die het leven is niet beslechten, maar ze kan wel helpen om voor onszelf de zin ervan te vinden. Weber verwoordt hier Humboldts notie van bildung maar dan radicaler en zonder illusies. Weber: Zoals het individu klaarheid wil scheppen in zijn ziel om te beslissen wat het leitmotiv wordt in zijn leven, zo moet de socioloog achterhalen wat de motiverende principes zijn van alle individuen wier gedrag hij bestudeert. Dit vraagt om een methode die inzicht geeft in handelingsmotieven van mensen, zonder dat hij door de veelheid aan concrete motieven van concrete mensen de kluts kwijt raakt die methode is het ideaaltype.

Om het begrip ideaaltype echt te kunnen begrijpen is een inzicht in de cultuur- of geesteswetenschap nodig, de beste weg is via een kritiek op het objectieve denken van de natuurwetenschap.

Kritiek op ‘objectiviteit’

Vergeleken met andere klassieke sociologen schreef Weber tamelijk veel over methodologie (ook om de chaos in zijn eigen hoofd te verhelderen). In 1904 schreef hij het methodologische essay: de ‘objectiviteit’ van sociaalwetenschappelijke kennis. Wetenschappers (sociologen) zeggen nogal snel dat ze objectief bezig zijn, zonder echt te beseffen wat dat is. De succesvolle natuurkunde is hét toonbeeld van de wetenschap, wat maakt dat iedere wetenschapper zich daaraan spiegelt of een beetje als natuurwetenschapper gaat gedragen. Dit is de grootste vergissing die een sociale wetenschapper kan maken. Hoe ‘objectiever’ de socioloog, hoe minder zijn kennis waard is. Maar wat is er dan mis met objectiviteit? (Voor natuurwetenschappen is er niks mis mee). Heinrich Rickert, die Weber goed kende noemde natuurwetenschappelijke kennis nomothetisch

kennis die feiten terugbrengt tot (algemene) wetten. De geroemde objectiviteit van de natuurwetenschappen komt dus neer op de onophoudelijke reductie van het concrete, bijzondere, individuele tot het abstracte, het wetmatige, het algemene. Dit werkt niet voor de sociale/cultuurwetenschappen. Niet dat de socioloog zijn mening als wetenschap mag verpakken, hij moet streven naar betrouwbare kennis.

Cultuur vergt interpretatie: een knipoog naar Gilbert Ryle

67

Page 71: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Weber zegt dat de objectieve blik de sociale werkelijkheid niet ziet (ze kan hier geen betekenis aan geven). De objectieve blik registreert/constateert alleen maar , terwijl voor het begrijpen van de sociale werkelijkheid meer nodig is. Jaren na Weber maakte Gilbert Ryle dit duidelijk met een voorbeeld: een jongen geeft een knipoog, voor de objectieve beschouwer is dit alleen iemand die zijn oog dicht doet, terwijl een niet-objectieve beschouwer weet dat dit een samenzweederig teken van verstandhouding is. Om de sociale werkelijkheid te verstaan, is het nodig om de culturele betekenis van een knipoog te kennen en de concrete situatie te kennen.

De wereld als een ‘stand van zaken’ vs de wereld als een ‘stand van waarden’ (Heinrich Rickert)

Heinrich Rickert stelt dat je de wereld op twee manieren kan bekijken: als een stand van zaken (dan neem je causale relaties waar). Of als een stand van waarden (dan neem je betekenissen waar). Cultuurverschijnselen ontlenen hun bestaan aan de waarde-ideeën waarmee ze in verband worden gebracht. De sociologie is volgens Weber: ‘de wetenschap die sociaal handelen interpreterend wil begrijpen en daardoor in zijn verloop en gevolgen oorzakelijk wil verklaren’. Weber trekt in de lijn van Rickert een scherpe lijn tussen natuur- en cultuurwetenschappen. Maar daar blijft het niet bij Weber vind wel dat de socioloog zich op basis van zijn verstehende kennis mag wagen aan causale verklaringen.

Hermeneutiek: met Schleiermacher in het spoor van Hermes

Hermeneutiek de leer van het interpreteren , het vertalen en het begrijpen van boodschappen. Een vraag staat de hermeneuticus (leerlingen van Hermes) permanent voor ogen: Wat betekend dit? Mythologisch gesproken was hermes de god van de handelaren en reizigers. Hermes leert men dat de waarheid zich nooit prijs geeft, toch niet helemaal, de waarheid zit verhuld in sluiers. Onmythologisch gesproken komt dit neer op: al wat betekenis heeft, kan nooit helemaal worden doorgrond. De hermeneutische methode is niet echt een methode omdat het geen solide houvast geeft, er zijn enkel wat vuistregels en hulpmiddelen die je met wijsheid moet gebruiken.

De klassieke hermeneutiek in de oudheid was het werk van theologen, juristen en filosofen, om de bijbel uit te leggen. Omdat er veel uiteenlopend werd uitgelegd over de bijbel, was er behoefte aan regeltjes. Aristoteles komt met zijn organon regels voor logica en retoriek. Hiernaast ontstaat in de oudheid de regel: Je kunt een onderdeel van een tekst pas begrijpen als je de hele tekst begrijpt, en omgekeerd deze regel staat bekend als het probleem van de hermeneutische cirkel.

Eind 18e begin 19e eeuw kwam men erachter dat betekenis niet enkel het toepassen van regeltjes

68

Page 72: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

was, het had ook temaken met gevoel en psychologie. Als de auteur en lezer niet gelijkgestemd waren, dan kwam er weinig van begrijpen terecht Friedrich Schleiermacher (vader moderne hermeneutiek). “De bijbel verstaan is de boodschap voelen.” Een lezer kan een tekst maar verstaan wanneer hij zich verplaatst in de geest, als het kan het leven van de auteur. Hij moet het kunnen ‘herleven’/ ’opnieuw voortbrengen’. Omdat de auteur en lezer de zelfde algemene menselijke natuur hebben zijn ze instaat elkaar te verstaan.

Verstehen: het leven volgens Dilthey

Dilthey ging verder met de verbinding tussen hermeneutiek en levensfilosofie. (Weber: Hoe het leven in al zijn omvatbaarheid begrijpen?) Dilthey vatte de opdracht van de hermeneutiek op als het verstaan van alle levensuitingen (van simpel tot complex). Voor de hermeneutische vicieuze cirkel betekend dit: om een levensuiting echt te kunnen begrijpen, moet je het hele leven en de hele historische inbedding van dat leven begrijpen.

Dilthey maakte het zichzelf moeilijk en wilde dan ook het leven en de geschiedenis zelf beschrijven (dit werkt kwam nooit af). Ook Weber maakt het zich gemakkelijk, om iets te begrijpen van het kapitalisme een hele vergelijkende godsdienstgeschiedenis te ontwerpen. Weber was een specialist die alles wilde weten. Maar Dilthey ging zelfs verder: echt verstaan mag niet beperkt blijven tot het achterhalen van de betekenis van een levensuiting. Het doel van het hermeneutische onderzoek moest zijn “de auteur beter verstaan dan hij zichzelf had verstaan”. Dilthey hoort hierbij in het rijtje van Marx, Nietzsche en Freud, zij wilden allemaal mensen uit hun sluimer wekken en doordringen tot de droesem van de menselijk ziel waar motivaties opborrelen en het handelen ontstaat mensen beter verstaan dan ze zichzelf verstaan.

Het begrip ‘ideaaltype’ (eerste kennismaking)

Weber vaart op dezelfde levensoceaan als Dilthey, Weber wijst de stelling af dat het doel van cultuurwetenschappen een gesloten begripssysteem zou zijn, waarin de werkelijkheid definitief samengevat is. Dilthey laat je levenshorizon samenvallen met de levenscontext van de mensen die je bestudeert, zuig het leven dat je bestudeert op, zo kan je het je toe eigenen en herbeleven. Dilthey’s aanbeveling bevredigt Weber echter niet, Je hoeft geen Ceasar te zijn om Ceasar te begrijpen. Het leven is altijd groter, ruimer, dieper, wie denkt het te vatten maakt zich iets wijs.

Er is een betere manier om andermans leven en handelingen te verstaan (een die de logica’s blootlegt bij het handelen van mensen) de ideaaltypische methode (probeert dus niet het werkelijke handelen van mensen te verstaan). Zij verklaart reële handelingen van mensen maar voor zover die volgens een bepaalde logica verlopen. Als je de logica kent kun je het handelen zelfs voorspellen. Je weet alleen niet of iemand zich aan de handelslogica zal houden.

Ideaaltype en statistiek (geen goede vrienden)

Statistiek wordt in alle wetenschappelijke disciplines gebruikt, min of meer op dezelfde manier, wat

69

Page 73: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

maakt dat deze methode minder is toegesneden op de sociale werkelijkheid. Een gemiddelde is gewoon een gemiddelde, of het nou om aardappels of kleuters gaat. Maar wat doe je als je een gemiddelde van mensen berekent? Quetelet bedacht de notie de ‘gemiddelde mens’, hiermee vlakte hij het onderscheid uit tussen oorzakelijke ketens en handelingen. Hij zag niet meer het verschil tussen natuur- en cultuurwetenschappen. Het gaat er hierbij niet om slecht te spreken over statistiek. Het gaat erom dat sociologische, verstehende methodes zoals ideaaltypes vaak niet voor vol worden aanzien, maar als halfwetenschappelijk, terwijl ze wiskunde en natuurwetenschappen baden in een aura van wetenschappelijkheid. Dit is onevenwichtig en het schaadt het inzicht in de sociale werkelijkheid.

Ideaaltype (Hierbij ook de stappen bij het gebruik van ideaaltypes)

Het ideaaltype streeft niet naar een objectieve weergave van de feiten. Het probeert echter orde te scheppen in de chaos van feiten. Sociaalwetenschappelijk onderzoek begint bij de subjectieve waarden van de onderzoeker, bij zijn belangstelling (1).

Cultuur is een waardebegrip zegt Weber Rickert na. De verschijnselen in de wereld bestaan maar omdat wij, mensen betekenis geven aan onnoemelijk veel dingen en handelingen. De culturele wereld bestaat alleen omdat wij verbanden zien die voor ons waarden vertegenwoordigen. Overzichtelijk is deze cultuurwereld niet er bestaan veel betekenissen door elkaar. Om door de bomen het bos te zien moet de onderzoeker een zelf geconstrueerde zinvolle uitsnede maken uit de culturele wereld(2).

Hierna moet hij een begrippenkader creëren (dit gebeurt ook aan de hand van waarde-ideeën) (3). Samengevat:- Als leerling van Kant benadrukt Weber dat kennis tot stand komt doordat het verstand categorieën oplegt aan de wereld.- Als collega van Rickert weet Weber dat culturele categorieën zijn verankerd in waarden. (Rickert culturele wereld is geen ‘stand van zaken’ maar ‘stand van waarden’)>- En als leerling van Dilthey weet Weber dat kenniscategorieën niet aangeboren zijn maar historisch variabel.Hij doet hier zelf bovenop: de onderzoeker moet zelf de categorieën kiezen, de onderzoeker weet wat voor hem waardevol is. De onderzoeker moet volgens Weber de kunst beheersen om een persoonlijk waardestandpunt te verbinden met ‘universele cultuurwaarden’.

Het misverstand genaamd ‘waardevrijheid’

Waarde- ideeën zijn zonder twijfel subjectief, dat betekent echter niet dat resultaten van een onderzoek ook subjectief zijn. In het onderzoek moet men zich laten leiden door onze gerichtheid op cultuur, onze gerichtheid op waarden waardenbetrokkenheid, dit is iets heel anders dan waardering. Bijv. muziek begrijpen is iets anders dan muziek graag horen. Waardevrijheid: waardevrij onderzoek, wil niet zeggen dat de onderzoek de werkelijkheid objectief registreert en doet alsof waarden er niet toe doen, in tegendeel. Waardevrij wil alleen zeggen dat de onderzoeker die een waardeperspectief moet innemen omdat hij anders zijn object niet eens kan waarnemen, er voor moet oppassen dat hij zijn eigen persoonlijke waardevoorkeuren niet in het onderzoek betrekt.

70

Page 74: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Is het ideaaltype een utopie?

Volgens Weber is het niet de bedoeling dat elke wetenschapper: ‘de werkelijkheid zoals ze werkelijk is of geweest is’ beschrijft. Nee, dat levert enkel een onverteerbare rommelboel. Hij moet een beeld vormen dat het kenmerkende van een verschijnsel op een praktische manier aanschouwelijk en verstaanbaar maakt. Zonder zulke, onvermijdelijk eenzijdige, maar altijd logisch consistente, ideaaltypische constructies is de sociaalculturele werkelijkheid ontoegankelijk en onbegrijpelijk.

Met ‘utopie’ bedoelt Weber alleen maar dat het ideaaltype geen empirisch begrip is. Bijvoorbeeld het kapitalisme dat bestaat niet, toch niet in zijn zuiver ideaaltypische vorm. Deze begrippen zijn ‘utopisch’ in de zin dat mensen er hoopvol naar uitkijken.

Ideaaltype- een catechismus van mogelijk misverstanden.

Aan interpretaties en duidingen komt nooit een einde aan. Het ideaaltype werd alleen maar moeilijker en moeilijker te begrijpen naarmate Weber het probeerde te verduidelijken. VB: zijn ideaaltypes hypothesen? Nee, maar ze kunnen wel helpen om hypothesen op te stellen. Zo zijn er talrijke voorbeelden: beschrijvingen, empirisch weerlegbaar, idealen, ideeën, statisch,… .

Het ideaaltype is niet concreet. Het is onmogelijk om in de werkelijkheid iets aan te duiden dat er precies zo uitziet als het ideaaltype schetst. Het is een ideeënconstructie, puur logisch concept dat dienst doet als grensbegrip waarmee de werkelijkheid wordt vergeleken.

Het is dus eigenlijk helemaal niet zo eenduidig zoals Weber zou willen.

Naar een ideaaltype van het ideaaltype.

Het ideaaltype is een gedachtenconstructie met een fundament (de waarde-idee), een opbouw (begrippenkader) en een afsluiting (logisch consistente zinsamenhang).

De ontwikkeling van een reconstructie van een logisch samenhangend beeld van ‘het ideaaltype’

1) Een fundament- --> waarde-idee ( geestelijk vermogen om een verschijnsel te zien vanuit het perspectief van een waarde). Op zich is er niets aan een verschijnsel dat ons dwingt om het te verbinden met een bepaalde waarde. Niet de objectieve verschijnselen, maar de subjectieve waarde-ideeën van de onderzoeker bepalen de richting van de belangstelling.

71

Page 75: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Enkel relevant wanneer hij zijn subjectieve waardegezichtspunt verbindt aan een universele cultuurwaarde.

2) Een opbouw, begrippenkader --> Vervolgens moet de onderzoeker zijn waarnemings- en analysevermogen aanscherpen met behulp van categorieën. Deze verfijnen en nuanceren waarde-ideeën. Deze ontwerpen dus het begrippenkader. Hij kan enkel iets zinnig zeggen wanneer hij het ontvouwt in een veelheid van begrippen die hem toelaten om verfijnde onderscheidingen te maken. Uit die wirwar, die de culturele wereld is, kan hij nu zinvolle uitsnedes maken van betekenisvolle fenomenen. Wanneer dit kader in orde is, kan hij beginnen aan het eigenlijke onderzoek.

3) Een verbinding maken tot alles een geheel vormt. Er komt dus een soort van afronding om alles zinvol te maken. Dit bestaat erin om verschillende betekenisvolle fenomenen die los van mekaar schijnen te zweven, ‘door abraheren, accentueren, selecteren en herordenen’, met mekaar te verbinden tot een ‘zinvol’ geheel. Dit tot een logiscg consistente zinsamenhang, een afgerond gedachtebeeld. Deze afronding, als ze goed gebeurt, kan een gevoel van geestelijke opluuchting of verheldering teweeg brengen.

Volgens Weber is een ideaaltype geen doel op zich. Het is alleen ‘een middel om kennis te vergaren over de samenhang van verschijnselen die vanuit bepaalde indiviudele gezichtspunten betekenisvol zijn. Verstehend, interpretatief onderzoek is nooit ten einde.

Een voorbeeld: de gotiek

De gotiek is niet op één waarde-idee gebaseerd maar wel op twee: technisch rationalisme en religieus gevoel.

Weber had plannen voor een soort van kunstsociologie, alleen is er niet al te veel van uitgekomen. Wel heeft hij een mooi voorbeeld gegeven over de gotiek.

1: Gotiek bestaat uit technisch rationalisme en religieus gevoel, hij vertrekt dus vanuit een dubbelperspectief. Ze zijn in tegenstelling tot wat we zouden denken een eeuwige vrede.

2: Dit zorgt voor een logische ontwikkeling van bouwkundige technieken en een nieuwe soort manier van voelen, het gevoel dat hemels licht de aarde bescheen. De gotiek begint in een kerkgebouw maar eindigt er niet (oa beeldhoudkunst). Gotiek wordt gekenmerkt door horizontaliteit en stilering maar de gotische logica ging veel verder. Weber wijst er op dat deze primair door technische factoren omwenteling samenviel met een nieuwe, door sociologische en religieuze factoren bepaalde, manier van voelen.

3: De afsluiting: de eigenaardige ‘tweepoligheid’ is het belangrijkste kenmerk van de gotiek. Deze is typisch voor zijn visie op rationaliteit. (zie pg. 257 onderste alinea)

72

Page 76: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De les van de neogotiek – de beperking van de ideaaltypische methode

Het ideaaltypische is interessant voor bepaalde inzichten, maar in vele kathedralen werd deze geschetste logica niet tot in de puntjes toegepast. Er zijn mensen die de logica tot in de puntjes hebben toegepast, het resultaat was niet altijd zo geloofwaardig. Ideaaltypische gotiek is ‘niet echt’. Dat leert neogotiek.

Andere beperkingen van de ideaaltypische methode

Het ideaaltype kan steeds op een andere manier begonnen worden, wat er voor zorgt dat er zoveel verschillende mogelijkheden zijn dat je er geen concrete lijn in kan trekken. Hij gebruikt zelfs niet altijd dezelfde betekenis voor zijn centrale begrippen.Bijvoorbeeld het begrip rationaliteit had na een tijd meer dan 20 betekenissen bij Weber.

Een extremer voorbeeld is, Zygmunt Bauman. De andere ideaaltypes zorgen voor een stimulerende prikkeling van de geest. Maar door die snelle wisseling van begrippen en standpunten dreig je het voordeel kwijt te spelen dat je hoopte te bereiken met het ontwikkelen van een ideaaltypisch begrip: een zekere samenhang in het denken. Zo is en blijft alles liquide.

Als subjectieve waarde-ideeën aan de basis liggen van de keuze van een onderwerp, en als deze moeten worden verbonden met ‘universele waarden’ = ‘dominante waarden’, dan dreigen de waarde-ideeën van de onderzoeker min of meer een doorslagje te zijn van de waarden en vooroordelen in zijn samenleving. Je kunt moeilijk én loskomen én aanknopen bij de waarden van de samenleving die je wilt onderzoeken.

Rationalistisch karakter van ideaaltypes – de vier basistypes van handelen

Weber veranderde soms wel eens het accent dat hij legde op een ideaaltype, na een tijd beklemtoonde hij meer het rationele karakter van een ideaaltype. Hij maakte het verschil tussen ideaaltypes via het begrip begrijpelijkheid.

Gerangschikt volgens dalende lijn van begrijpelijkheid:

73

Page 77: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

1: doelrationeel2: waarderationeel3: emotioneel4: traditioneel

1) Meest exacte ideaaltypes neigen naar formele logica en wiskundige precisie. Dus met een duidelijk doel. Deze zijn perfect voorspelbaar. Deze zijn volgens Weber volledig zin-adequaat. Dit kan je ook zien bij economische wetmatigheden wanneer men denkt volgens de homo economicus (Wet van Vraag en Aanbod).

2) Dit komt voort uit vaste overtuigingen en waarden. Je kan deze ook beter begrijpen wanneer je meevoelt met deze waarden. Je kan hier doelreationeel gesproken een irrationele daad verstaan (vb. pamflettenmeisje uit Duitsland pg. 262) Je kan ze dus intellectueel wel snappen wat wil zeggen dat je de logica van de handeling kunt snappen. Hier blijft het ook bij.

3) Handelingen die komen vanuit emoties/ affecten. Er is minder logica bij emoties. Het is moeilijk te begrijpen als iemand kwaad is dat hij een Chinese vaas kapot moet slaan of iemand bij elkaar slaagt. Hier wordt de grens met het sociologisch verstehen bereikt en kan een puur causale verklaring, die statistische verbanden legt tussen prikkels en reacties, wellicht soelaas brengen.

4) Weber ziet dit anders dan de overgedragen waarden/ tradities. Voor hem staan ‘waarde’ en ‘traditie’ op gespannen voet. Traditie is al wat wordt doorgegeven van de ene generatie op de andere. Hoe langer iets ongewijzigd wordt doorgegeven, hoe traditioneler. De zin van traditioneel handelen en gewoonten is minimaal. Men doet iets uit traditie, maar weet niet waarom men het doet. Als zij het al niet weten, hoe kan jij dan begrijpen waarom zij het doen? Tradities zijn bijna zinledig. Ze zitten vol versteende, vergeten betekenissen. Webers eigenzinnige definitie van traditie brengt een paradox met zich mee. Een fervente voorstander van traditie kan nooit traditioneel zijn. Hij doet zijn best om het te zijn, maar de inspanning belet hem om traditioneel te zijn. Hij mist het essentiële: argeloosheid.

De ladder van rationaliteit

De 4 types, traditioneel/emotioneel/waarderationeel/doelrationeel, vormen een trap van toenemende rationaliteit.Traditioneel is het laagste, hieronder staat het dierlijke niveau. Dit is nauwelijks te onderscheiden met uitsluitend biologisch te begrijpen processen.

74

Page 78: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Als er emoties en gevoelens bijkomen dan klimmen we naar een hoger niveau. Dit ligt nog dicht bij de ondergrens van het zinvolle en verstaanbare. Hoe geraffineerder het gevoelsleven wordt, des te meer neigt een emotie of een gevoel ‘naar een waarde, of naar een doel’.Waarderationeel heeft met emotioneel gemeen dat de zin van het handelen niet in het daarbuiten liggende resultaat ligt. De zin van affecten ligt in die ontlading of expressie zelf. Het verschil tussen affect en waarde is gradueel: hoe meer een gevoel de gedaante aanneemt van een plicht of een gebod, des te meer is het een waarde.

De opstap naar het vierde niveau (doelrationeel) komt er wanneer iemand voor het probleem komt te staan hoe hij verschillende waarden tegen mekaar moet afwegen. Wanneer ze worden afgewogen, verliezen ze aan absolute geldingskracht. Het vierde en derde niveau hebben gemeen dat de keuze van het doel, net als de keuze van een waarde, niet helemaal rationeel gebeurt. Dit zou nochtans moeten: het ligt in de volstrekt rationele aard van het doelrationele type.

Volgens Weber handelt iemand doelrationeel als hij: ‘zijn handelen op doel, middelen en neveneffecten oriënteert en daarbij de middelen en de doelen, de doelen en de neveneneffecten, en tenslotte ook de verschillende mogelijke doelen, rationeel tegenover elkaar afweegt.

Maar hoe bepaal je het doel? Weber: Wie volstrekt doelrationeel handelt, zou de mogelijke doelen rationeel tegen mekaar moeten afwegen. Het rationeel afwegen van doelen kan alleen als ze onder een gemeenschappelijke noemer komen te staan, zodat je ze met elkaar kan vergelijken. Ook Weber realiseert zich dat het volstrekt doelrationaliseren van het leven een ideële fictie is: het is niet meer dan een geconstrueerd grensgeval.

De wetenschappelijke bruikbaarheid van de vier handelingstypes

Weber zegt dat de grenzen tussen affecten, emoties, gevoelens, verlangens, waarden en doelen in werkelijkheid niet bestaan. Ze vloeien voortdurend in elkaar over. Binnenin de mens wordt een krachtsstrijd uitgevochten. Allerlei om de voorrang strijdende aandriften van fysieke, psychische en ideële aard nemen het tegen elkaar op en over de strijd tussen motieven kunnen we weinig met zekerheid zeggen. Het innerlijk van de individu is een slagveld.

Toch blijft de ideaaltypische reconstructie de beste manier om toegang te krijgen tot althans de zinvolle motivaties van individuen. Daarbij geldt: hoe rationeler een motief, hoe begrijpelijker. En verder hoe meer een handeling werkelijk een rationeel motief volgt, hoe beter de socioloog die handeling verstaat en de afloop ervan kan verklaren.

75

Page 79: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Men zou zeggen dat alleen een doelrationeel ideaaltype in aanmerking komt voor een wetenschappelijke verklaring maar dat is niet zo. Dit is het meest rationele, maar de socioloog is vrij om gebruik te maken van andere ideaaltypes.

Verstehen voor gevorderde beginners….

De simpelste vorm van verstehen is het ‘direct begrijpen’. (vb. Segway pg. 268) Dan heb je het ‘verklarend begrijpen’, dit gaat heel wat verder, omdat het een fenomeen of een handeling in een ruimere zinvolle samenhang plaatst.Hiervoor moeten we het doel of de waarde kennen van de actor. Dit komt neer op het begrijpen van de logica, de zin van de handeling. In die zin is de verstehende methode rationalistisch. Dit geeft een antwoord op de vraag waarom iets doet.

Causaal verklaren (oorzaak-gevolg) en verstehend verklaren (zinsamenhang construeren) zijn twee verschillende dingen. Een causaal verband geeft op zichzelf nog geen inzicht in een handelingsverloop. Je begrijpt niet steeds waarom handelingen op elkaar volgen. Causale verbanden gaan niet verder dan het leggen van een uitwendig verband. Ze zijn dus pover in vergelijking met ideaaltypische verklaringen die een zinmatig verband leggen. Die laatsten hebben weer het nadeel dat zij empirisch vaak niet correct zijn. In de mate waarin individuen zich volgens een bepaalde handelingslogica gedragen, heeft het ideaaltype een voorspellende waarde. Maar voorspellen is ondergeschikt aan verstehen.

Bestaan collectiviteiten? Over structuren, individuen en kansen

Het kans-begrip staat centraal in het denken van Weber over sociale structuren. Weber vervangt het sociologische structuurbegrip consequent door een handelingsbegrip. En wat anderen structuurkenmerken zouden noemen, de regelmaat en samenhang van een sociale structuur, vervangt Weber door een kansbegrip. Weber dacht niet deterministisch, noch structuralistisch maar possibilistisch: niet in termen van structuren maar in handelingskansen.

Weber gelooft niet in een overkoepelende structuur. Deze bestaat niet of toch niet op dezelfde manier als individuen bestaan. Zelfs sociale relatie bestaat niet. Wat wel bestaat, zijn individuen die een regelmaat tentoonspreiden in hun handelen. De individuen doen dit niet als een deel van een groter, collectief geheel. Zij zijn geen deel. Ieder individu is als een handelend geheel op zich. Waarom dan handelen als gehuwden? Omdat ze, ieder individueel, zich oriënteren op een idee dat zij, ieder individueel, zinvol vinden. Zelfs wanneer dit begrip juridisch is, verandert dit niets aan de zaak. Het zorgt er enkel voor dat het idee aan stabiliteit wint.

Een sociale relatie stelt Weber: ‘bestaat dus uitsluitend en alleen in de kans dat op een naar de subjectief bedoelde zin specifieerbare wijze sociaal wordt gehandeld, waarbij het in eerste instantie onverschillig is waarop deze kans berust.

Alle collectieve begrippen verwijzen slechts naar een idee, én naar een ontzaglijk ingewikkeld kluwen van individuen die zich in hun handelen, min of meer, richten op dat idee. Het collectieve leven

76

Page 80: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

bestaat niet. Wat bestaat zijn handelende individuen, die handelen met een bepaalde waarschijnlijkheid.

Weber over staat:De moderne staat dant zijn wijze van bestaan – een complex van specifieke handelingen die de mensen gezamenlijk uitvoeren – voor een deel aan het feit dat bepaalde mensen hun handelen oriënteren op het denkbeeld dat de staat bestaat, of dat zo’n staat hoort te bestaan, dat wil zeggen dat een dergelijke orde van juridisch-formele aard op een bepaalde wijze geldt. Een “staat” houdt sociologisch op te bestaan, zodra er geen kans meer is dat zich bepaalde patronen van zinmatig georiënteerd sociaal handelen zullen voordoen.

Weber haat dus collectieve begrippen. Je kan allee, sociologie bedrijven, als je vertrekt van enkelingen, dus strikt individualistisch in de methode.

Sociaal handelen

In Wirtschaft und Gesellschaft omschrijft Weber sociologie als handelingswetenschap in volgende 3 begrippen:

De sociologie is een wetenschap die sociaal handelen interpreterend wil begrijpen en daardoor in zijn verloop en gevolgen oorzakelijk wil verklaren.

Een handeling is: menselijk gedrag waaraan de handelen persoon een subjectieve zin verbindt.

Een sociale handeling is: een handelen dat, in de door de actor(en) bedoelde zin, op het gedrag van anderen wordt betrokken en in zijn verloop op dat gedrag is georiënteerd.

Deze zijn vaag en moeten interpreterend en duiden bekeken worden per casus Verstehende methode is geen echte methode!VoorbeeldenZo is een paraplu opsteken als anderen het doen zinvol handelen, maar niet sociaal handelen volgens Weber (niet nat worden).Het kan echter ook als sociaal handelen geïnterpreteerd worden (Er niet kletsnat en slecht uitzien bij sollicitatiegesprek).MassabegripIn navolging van Gustave Le Bon stelde Weber: een mens te midden van een massa handelt niet sociaal. Alleen een individu dat bewust en zinvol zijn gedrag op andere afstemt kan sociaal handelen. In de massa zou hij alleen reageren, niet handelen. Massagedrag = psychologie, scheidingslijn is vloeiend want er wordt altijd wel een deeltje zinvol gehandeld. Durkheim zet de massa als kern van samenleving.

Weber als de ‘atoomfysicus van de sociologie’

Natuur wordt pas ontcijferd als men in atomen kijkt, en atoomkracht houdt fysieke wereld samen. Sociale leven wordt pas ontcijferd als men in individuen kijkt, en zin houdt sociale wereld

samen.

77

Page 81: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Maar: zin van handeling is niet puur psychisch (en dus niet psychologie)!

-Psycholoog zoekt als innerlijke drijfveren naar factoren. -Socioloog zoekt als innerlijke drijfveren naar zinvolle motieven die mensen in staat stellen om sociaal en zinvol op elkaar betrokken te handelen.

Klein en groot: in het spoor van Webers rationaliseringstheorieën

Weber schrijft zeer onprettig maar weet toch menig man te fascineren. Dit heeft te maken met de duizelingwekkende sprongen die hij maakt tussen het allergrootste en het allerkleinste en de inzichten die daaruit voortvloeien. Protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme is daar een goed voorbeeld van. Met de snelheid van een machinegeweer vuurt Weber de grote vragen – allemaal pertinent,fundamenteel en omvangrijk genoeg om er een heel onderzoeksprogramma aan te wijden –op de lezer af.Zijn methodologisch getrouw, beantwoordt Weber de algemene vragen, vragen die een geweldig synthetisch vermogen vergen, door een ideaaltypische bril op te zetten en te kijken hoe concrete individuen zin geven aan hun handelen.

De protestantse ethiek – de Weberthese is niet van Weber

Hoe kon, in de tijd dat de Europeanen mekaar naar het leven stonden in bloedige godsdienstoorlogen, het kapitalisme wortel schieten en beginnen aan zijn opmars?Antwoord Weber: het kapitalisme is niet ontstaan tegenover maar uit de godsdienst, met name het protestantisme. Weberthese: De geest van het kapitalisme een doorgerationaliseerde vorm is van religieuze ideeën die je, eerst in bescheide mate bij Luther, en vervolgens radicaal bij Calvijn, terugvindt. Het was common knowledge in de ogen van Weber.

De aanleiding voor Weber om zich met de hele kwestie bezig te houden , was het werk van Martin Offenbacher, een van Webers studenten, die een statistisch verband aantoonde tussen geloof en studieorïentatie en geloof en belastingen.

Weber toont geen enkel nieuw feit aan, hij verwijst enkel naar bestaande bronnen. Weber deed dus niet aan eigen empirisch onderzoek. Hij wilde het verband niet aantonen, want hiervan ging hij uit, maar wou het verklaren.

De zogenaamde Weberthese wordt dus door Weber in twijfel getrokken. Dat er een verband is, wat hebben we daaraan? Voor een verstehende sociologie doen alleen die verbander ertoe die je ook

78

Page 82: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

begrijpt. De vraag die Weber stelt, is: wat is de zin van het verband tussen het protestantisme en kapitalisme? Natuurlijk staat onderzoek naar de zin van zo’n verband niet los van empirie. Maar Weber denkt hier toch anders over. Volgens Webers denkwereld hebben ideaaltypische reconstructies een waarde op zich. De logica van een ideaaltype heeft andere kwaliteiten dan empirische geldigheid. Dus zelfs indien er geen empirisch verband zou zijn tussen beide, zou dat de ideaaltypische verklaring van Weber nog niet onderuithalen. Zoals Reinhard Benedix schrijft: het gaat Weber niet om de sterkte van de correlatie tussen proteestntisme en kapitalisme; het ggaat hem erom dat, ‘zelfs al is een correlatie zwak, dan nog moet ze “interpreterend verklaard” worden’. Dat geldt zelfs als er geen empirische correlatie zou zijn.

Weber en Marx

Protestantse Ethiek is de tegenhanger van Das Kapital. Zoals Marx de verklaring voor het kapitalisme zoekt in de veranderingen van de productiekrachten en productieverhoudingen, dus in de onderbouw, zo zoekt Weber de verklaring voor de verspreiding van het kapitalisme in de religie, dus in de sfeer van de bovenbouw. Volgens Weber zijn beide benaderingen mogelijk en verwerpt een marxistische benadering dus niet.

Wel kritisch ten opzichte van Marx:- Ideeën niet meer dan een afspiegeling van economische verhoudingen, doet hij af als ‘naïef

historisch materialisme’- Opvatting dat in de geschiedenis noodzakelijke ‘ontwikkelingswetten’ aan het werk zijn, doet

hij af als een eenzijdige dwaasheid. -

De protestantse ethiek als een schilderijententoonstelling

Protestantste ethiek en de geest van het kapitalisme is het meest geciteerde werk, vloeide voort uit de vraag: hoe kon het juist dat in de westerse wereld, en alleen hier, cultuurverschijnselen optraden die toch een universele betekenis en geldigheid hebben gekregen? Kapitalisme is niet ontstaan tegenover, maar uit godsdienst. Komt nl. voort uit arbeidsethos en ascetisch vlijtig leven, met soberheid en spaarzaamheid als gevolg, gepredikt door Luther en Calvijn.Hij toont niets nieuws aan, maar verklaart de verbanden van onderzoeken van andere onderzoekers. Niet: bestaat het verband. Wel: wat is de zin van het verband.

Weber gebruikte 5 ideaaltypische portretten van protestanten en verklaarde hierbij het ontstaan van het kapitalisme. Hij gebruikte hier preken, traktaten en dagboekschriften van om zijn analyse te maken.

79

Page 83: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Benjamin Franklin en de geest van het kapitalisme (1)

Benjamin Franklin belichaamt de zuivere geest van het kapitalisme en is het eindpunt van alle ontwikkelingen. Tijd is geld is het belangrijkste, leven moet ingesteld zijn op geld. Niet geldbezit, maar geldvermeerdering is belangrijk.Alles, zelfs karaktereigenschappen en deugden, wordt afgemeten aan hun vermogen om bij te dragen tot dat ene doel (=geldvermeerdering). Deze kan je zelf veinzen en verbeteren (bv door de indruk te wekken dat je vlijtig en eerlijk bent verhoogt je kredietwaardigheid bij anderen). Hij hield ook een boekhouding bij met alle details, om zo de kleinste verspilling tegen te gaan. Hij had dus ook een methode zijn doel te bereiken. De ethos die het hele leven doordringt, het karakter mensen bepaald en de verhoudingen tussen mensen beheerst is simpel: time is money, en leven is geld verdienen.

Luther en de uitvinding van ‘het beroep’ (2)

Luther gaf een nieuwe interpretatie aan ‘beroep’, die niet voort kwam uit de Bijbel. Vroeger bestond die eruit in in eigen levensonderhoud voorzien, en dat wie niet werken wil niet zal eten. Nu werd dit werken om te werken. Hij maakte van beroep (Beruf) een samenvoegsel van de betekenis van Roeping (God roept iemand tot eeuwig heil) en beroep (werken voor levensonderhoud) Wie een beroep uitvoert, werd daartoe tot God opgeroepen. Men werkte enkel voor God, niet t.o.v. zichzelf of andere, noch voor genot of gewin. Wel geloofde hij in sola fide: alleen geloof redt de mens, niet zijn werken. De hemel is niet te verdienen.

Calvijn: angst voor het hiernamaals – arbeid als uitkomst (3)

Calvijn was het kernfiguur in Webers analyse.Hij deed het traditionele train de vie omslaan naar een rationele methodisch opgezette levenswijze, en liet met zijn dogma over predestinatie de kapitalistische geest ontstaan.Predestinatie: God is almachtig, in duisternis en mysterie gehuld en er is een onoverbrugbare kloof tussen hem en de onwaardige schepsels. Alleen God doet ertoe, en alles ligt ook al vast voor de mens door Gods besluit bij de grondlegging van de wereld. Wij kunnen er niets aan veranderen.

Gevolg 1 predestinatieleer: Angst in de wereld en innerlijke vereenzaming van het individu. “Eenzaam gaat de mens zijn, sinds het begin der tijden vastgelegd, lot tegemoet”. Ook gevoelsmatige en persoonlijke relaties van mens tot mens worden niet aangeraden. Puriteinse literatuur zegt: wantrouw iedereen, reken niet op hulp van anderen en laat je niet meeslepen in vriendschappen. Gij zult aan niets hechten behalve aan God. (bv: Christian uit The Pelgrim’s Progress verlaat poel van verderf waar hij woont en doet pelgrimstocht naar Jeruzalem. Vrouw en kinderen die zich aanklampen negeert hij en hij loopt er van weg met vingers in oren en roepend: “Leven, eeuwig leven!”)

80

Page 84: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Gevolg 2 Predestinatieleer: Onttovering van de wereld wordt tot consequent eindpunt gevoerd. Sinds Joods-christelijke geschiedenis is dit onttoveringsproces al bezig. Dit betekent dat alle verbindingsmiddelen tussen God en de mens gradueel uit de wereld verdwijnen, verboden worden of aan belang verliezen (bv: spreuken, amuletten, heilige plaatsen, verschijningen, enz.). Hierbij speelden de protestantste hervormen en vooral Calvijn een belangrijke rol in. Ook religieuze ceremoniën (zelfs aan het graf) werden verworpen, en er bestaan geen middelen meer om Gods genade af te roepen.

De mens kan enkel hopen dat hij uitverkorenen (electi) is. Er ontstond een tekenleer die peilde naar aanwijzingen van iemand uitverkiezing.

1ste criterium: zelfvertrouwen en dus geen twijfel aan uitverkiezing. 2de criterium (2de zoeken betekent wel reeds dat men al twijfelt aan zichzelf..): Onafgebroken beroepsarbeid.

Hoe zekerheid krijgen over hiernamaals? Twee mogelijke pistes:1) Mystieke: unio mystica of mystieke godsvereniging. Zichzelf als vat gedragen en behoeften en verlangens ledigen. Als lichaam en geest leeg is, kan God als hij het belieft, erin volstromen met goddelijke aanwezigheid en genade. (Luther neigde hier naar maar calvinisten vonden dit belachelijk; een almachtige God in een nietig schepsel?!).2) God werkt door in mens: mens is een werktuig van God en staat ook het dichts bij God als hij arbeid. Succes wijst op uitverkiezing. Goede werken zijn echter ongeschikt als middel, enkel een teken! Wie gunstige tekens zag bereikte het mooiste volgens een calvinist: zekerheid over eigen heil (certitudo salutis).

Iedere daad en ingreep werd zo geëvalueerd tot op het paranoïde af. Vandaag een goede opbrengst is geen zekerheid, morgen misschien niet meer. Gevolg is het ontstaan van een morele boekhouding, er kwam een systeem in.In de 18de eeuw ontstond zo het methodisme. Een strikt methodische indeling van het leven is de manier om zicht uit het slijk van de irrationele driften te trekken. Door het actief, gepland en gecontroleerd leven, met het succes tot gevolg, kreeg men een gunstig teken, en er ontstond bij de calvinisten keurslijf van arbeid, planning en permanente controle.

Baxter – kapitaalvorming door ascetische spaardwang (4)

Richard Naxter predikte het noeste werken: “werk hard in je beroep”. Tijdverspilling was eerste en zwaarste van alle zonden, en gezelligheid en langer slapen dan nodig zetten genieten van de arbeidsopbrengst boven de arbeid zelf. Van rijkdom genieten is moreel verwerpelijk, en aards bezit veroordeelde hij (feller dan Calvijn deed). Het kon mensen aanzetten tot stoppen met werken, terwijl hij niets anders moet doen dan arbeiden om zicht van zijn staat van genade te verzekeren.

81

Page 85: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De bezitter die alles in overvloed heeft, is in moreel gevaar, en degene die in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien heeft de arbeid des te meer nodig in moreel opzicht. De vaste uitoefening van een beroep is een goddelijk bevel (“Gij zult arbeiden, en al de rest laten”). Een vast en nuttig beroep is het welgevallist in Gods ogen.Winst was in tegenstelling tot bezit een gevolg van arbeid, en dus een goed teken. Wie een minder winstgevende activiteit verkiest boven een winstgevende, handelde zelfs tegen Gods bevel in. De winst mag niet gebruikt worden om vleselijke lusten te bevredigen, maar ter glorie van God. Er ontstond kapitaalvorming door ascetische spaardwang.

John Wesley: geld verdienen als verweermiddel tegen… geldzucht (5)

John Wesley is de grondlegger methodisme. Hij besefte dat de door Calvijn en Baxter gepredikte ascetische werkzame levensstijl gevaarlijke effecten had op de ziel. Want hoe moest de hardwerkende, winst vergarende, weinig consumerende puritein omgaan met de opbrengsten die zich rondom hem opstapelden?Hij stelde (en Weber zag dit ook) dat alle vormen van sociale vereniging (en vooral religie) vol voor en overtuigingen beginnen en aangewakkerd worden door charismatische predikanten of sekteleiders, maar de neiging hebben om uit te doven. Wesley hield daarom overal waar hij ging prediken, opwekkingsbijeenkomsten (tot op vandaag nog te zien in de Pinksterbeweging en charismatische bewegingen in bv de VS).Een andere aanbevolen middel door Wesley om verval tegen te gaan was simpel: geld verdienen. Hij moest worden aangetrokken tot een nog grotere verlokking (dienst van God volgens Wesley). Meer winst maken om te ontsnappen aan de verlokking van winst. De Calvinistische arbeids- en spaarascese werd geherdefinieerd naar: maak zoveel mogelijk winst.

Hier ontstond het kapitalisme volgens Weber. De economische betekenis ervan ontstond toen het religieuze enthousiasme over zijn hoogtepunt was. Toen bleef enkel de nuchtere beroepsmoraal over. Ondertussen had de hele ontwikkeling ervoor gezorgd dat de traditionalistische (katholieke bezwaren tegen rijkdom en winst weggeredeneerd waren, en winst werd nu als goed beschouwd.

Wij moeten beroepsmens zijn…

Conclusie van het werk:Op het einde van zijn werk blikt Weber terug op zijn ideaaltypische reconstructie en maakt een spring van de gedetailleerde analyse van de motivatie van concrete mensen naar de wereldhistorische betekenis van het kapitalisme voor de hele mensheid. Deze sprong van micro naar macro was één van de indrukwekkendste momenten uit de geschiedenis van de sociologie. (zie tekst p297-299).Zijn conclusie is dat hij de ‘laatste mens’ verwenst. Deze laatste mens is een louter functionerende mens die zijn gehalveerde mens-zijn voor lief neemt en meedraait in een zinloze, van zijn ziel ontdane productie-en consumptiemachinerie, goed wetend dat hij net zo goed in die machinerie gevangen zit als eender wie. Hier spreekt Weber niet als wetenschapper maar meer als een profeet.

82

Page 86: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Het tragisch verstehen van Weber

De sociologie van Weber is tragisch volgens een aantal opzichten1- Tragisch beeld van de mens: we zijn vaten vol tegenstrijdigheden en we begrijpen dat we

nooit volledig onszelf zijn door tragische onoplosbare spanningen en tegengestelde motieven die ieder mensenleven verscheuren.

2- Tragisch beeld van de moderniteit: de spelers in de wereld zitten gevangen in een logica waar ze niet uit geraken. Ze zien in wat hen overkomt, maar begrijpen niet waarom. De zin van alles ontsnapt ons.

3- Tragiek in Webers methode: het verstehen is een inzichtzoekende methode die nooit tot een eindresultaat leidt. Interpreteren kan altijd anders, en er is een grote vrijheid, maar de hele onderneming lijdt tot niets want het kan altijd anders. Het is echter wel de enige weg tot een echt begrijpen van het menselijk samenleven.

4- Tragiek in de relatie tussen onderwerp en onderzoeken: de onderzoeken kan een onderwerp alleen maar begrijpen voor zover hij de sleutel in zichtzelf vindt die het onderwerp ontsluiten. Hij kan sociaal handelen alleen maar begrijpen vertrekkend van zijn eigen waarde ideeën. Je moet jezelf tot ophelderingen dwingen en op het spel zetten.

Hoofdstuk 5: Het sociale als het nieuwe – Het optimisme van G.H. Mead

Mead als lesgever en schrijver

Mead schreef niet graag want schrijven hinderde zijn denken. Spreken was zijn element.Hij schreef enkele artikelen maar nooit een boek

In feite opgepoetste, in elkaar gepaste studentennotities Hoofdwerk: Mind, Self and Society niet door hemzelf geschreven maar door enkele vorsers

die aangevoerd werden door Hans Joas In wat Mead zélf schreef, waren zijn ideeën niet veel beter verwoord dan in de

studentennotities

De geschriften van Mead leveren in zekere zin slechts informatie uit de tweede hand over zijn denken. -> verscheidenheid aan interpretaties van zijn werk zo grootHans Joas onderscheidt 6 verschillende strekkingen in de Mead-receptie die soms amper weet hebben van elkaar. Hij werd gezien als behaviorist, metafysicus, idealist, pragmatist en semioticus. Onder sociologen staat hij bekend als de grondlegger van het symbolisch interactionisme. (Term bedacht door Herbert Blumer)We brengen Meads baanbrekende ideeën uit Mind, Self and Society (over sociale oorsprong van de menselijke geest) in verband met zijn ideeën uit The Philosophy of the Present. (over het verband tussen het nieuwe en het sociale)

83

Page 87: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Filosoof van het nieuwe

Mead boog zich over de vraag hoe iets volkomen onverwachts, iets nieuws, kon voorvallen in een volgens natuurwetten geordende wereld. Hij ervoer dit in levende lijve. Veel collega’s en leerlingen getuigen, soms vanuit een hagiografie neigende bewondering, dat Mead een onuitputtelijke bron van nieuwe ideeën was. Zijn belangstelling voor ‘het nieuwe’ kwam vanuit een persoonlijke ervaring. Hij voelde een geestelijke bron in zichzelf. Hij was die bron: aan de stroom van opborrelende inzichten kwam maar geen einde. Ieder mens is een bron van nieuwigheid, zou hij later beweren.Meads fascinatie voor ‘het nieuwe’ reflecteerde het evolutiedenken. Mead was onder de indruk van Darwins theorie: nieuwe soorten ontstonden door differentiatie en natuurlijke selectie. Wat hem aansprak was hoe Darwin ‘het nieuwe’ verklaarde zonder een beroep te moeten doen op aan het levensproces externe factoren. Aan de ene kant zag Mead in dat bepaalde eigenschappen, op het moment dat ze zich voordeden, volkomen nieuw waren, en dat ze tot op dat ogenblik niet causaal konden worden verklaard. Aan de andere kant besefte hij dat het nieuwe niet buiten de wereld staat. Deze paradox vormt het achtergrondmotief van het hele oeuvre van Mead, ook van zijn sociaalpsychologische en sociologische werk.

De tijd als het nu

Mead behandelt ‘het nieuwe’ zeer abstract in The Philosophy of the Present. Hij zou deze tekst uitwerken tot een boek maar dat is er nooit van gekomen. Mead stelt hierin een paar grote vragen met betrekking tot de tijd, het verleden en de verhouding tussen de twee. Het verleden is niet op dezelfde manier werkelijk als het nu. Strikt genomen bestaat alleen wat actueel is werkelijk. Wat het verleden is, wordt alleen duidelijk in zijn relatie tot het nu. Het verleden is dat waaruit het nu is voortgekomen en wat het geconditioneerd heeft tot wat het is. Het belangrijkste aan het verleden is dat het onherroepelijk vastligt, en in zijn onherroepelijkheid het nu bepaalt. Deze verhouding is in lijn met het wetenschappelijk determinisme. Dit is enkel een gedeelte vanhet verhaal. Het nu moet ook begrepen worden als locus van het nieuwe, als de tijdsruimte waar iets abrupt gebeurt dat niet kan voorspeld worden. Op die manier is het nu dan weer een breuk met het verleden. Hoe deze paradox begrijpen?: Mead wil dit niet oplossen door één van beide uiteinden van de vork in te korten. Hij zweert zowel bij het determinisme als bij de nieuwheid. Hij houdt vast aan de continuïteit van een ‘nu’ dat deterministisch volgt uit het verleden, én aan een volstrekt nieuw en onverklaarbaar ‘nu’. De oplossing van Mead volgt uit zijn uitganspunt: Als ‘het verleden’ strikt genomen niet bestaat, als het alleen bestaan in relatie tot ‘het nu’, dan volgt daaruit dat ieder ‘nu’ zijn eigen verleden heeft, een verleden dat volkomen vastligt en waaruit het oorzakelijke is voortgekomen. Hier volgt ook uit dat ‘het’ verleden niet eenzinnig vastligt. Ieder moment heeft zijn eigen verleden, en het is zeer goed mogelijk dat deze verledens van elkaar verschillen. (Zo verklaren waarom iets nieuw kan plaatsvinden zonder het causaliteitsmodel op te geven)

84

Page 88: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Een nieuwe ervaring creëert een ‘nieuw’, bijpassend verleden waaruit het is voortgekomen. (afs. Augustinus) Het begin creëert zijn eigen verleden. Mead gaat nog wat verder. Als op gelijk welk moment iets nieuws kan gebeuren, dan bezit ieder moment de eigenschap die Augustinus voor het eerste scheppingsmoment voorbehield: Het krijgt een verleden dat door dit moment in het leven wordt geroepen. De opvatting ‘nu’ heeft weinig consequenties voor de natuurwetenschap maar dit is anders voor de sociale wetenschappen. Menselijke geschiedenis zit vol nieuwe gebeurtenissen en processen die niet konden worden voorspeld, maar achteraf wel oorzakelijk worden verklaard. (Vb. Franse Revolutie)

Socialiteit – het nieuwe is het sociale

Mead vatte nieuwheid op als het kenmerk bij uitstek van het sociale. Dit werd vaak over het hoofd gezien, zelfs binnen het paradigma van het ‘symbolisch interactionisme’. Dit is te neutraliseren door het feit dat Mead wel erg ver ging. Socialiteit genereert nieuwheid. Nieuwheid is niet enkel een kenmerk van het sociale, maar omgekeerd is ook overal waar iets ‘nieuws’ gebeurt, sprake van socialiteit. Centraal in het denken van Mead staat de socialiteit die in heel het universum terug te vinden is en die fungeert als het principe en de vorm van nieuwheid.

Wat verstaat Mead onder socialiteit?: Het is de capaciteit om verschillende dingen tegelijkertijd te zijn. Een object bestaat ‘nu’ waardoor het een verleden heeft. Het is dus het resultaat van de causale keten. Een object kan tevens een resultaat zijn van meer dan één oorzakelijke keten van gebeurtenissen, het kan dus behoren tot meer dan één systeem. Dit kan zowel bij levenloze objecten als bij levende wezens. (vb. mus: Dit behoort tot het systeem van fysische relaties maar ook tot dat van levende wezens. Beide systemen zijn relatief onafhankelijk. Mus fungeert dus als fysisch lichaam maar ook als levend wezen. Dit is het resultaat van minstens twee oorzakelijke ketens van een verschillende orde. Dit wil zeggen dat het onderworpen is aan verschillende soorten wetten.Waarom noemt Lead het samenvallen van twee systemen nu ‘sociaal’?: Systemen bestaan niet zomaar naast elkaar maar ze fusioneren. Het samenvallen noemt hij ‘socialiteit’. Hij onderscheidt er twee aspecten in. Ten eerste past het levende systeem zich aan aan het fysische systeem. En terwijl ze zich aanpast aan haar omgeving, grijpt ze, ten tweeede, ook in die omgeving in. Het in elkaar overgaan van het fysische en het levende systeem vertoont tezelfder tijd kenmerken van aanpassing en nieuwheid. (Dit is een bijzonder geval van de ‘algemene structuur van het nu’)Fysische systeem = oude systeem & levende systeem = nieuwe systeem. Het fysische systeem is het verleden van het levende systeem. Mead definieerde nieuwheid in termen van socialiteit: ‘De aanwezigheid van een ding in twee of meer verschillende systemen, en wel zo dat zijn aanwezigheid in een nieuw systeem zijn karakter verandert in het oude systeem of systemen waartoe het behoort.’

85

Page 89: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Er is een kloof tussen het abstract omschreven ‘socialiteit’ en de sprankelende, levende socialiteit die we ervaren in de omgang tussen mensen. Volgens Mead dekt dit beide ladingen. Dit kan bewust en onbewust gebeuren. De sprong van het één naar het ander is gigantisch, maar het mechanisme is identiek. Er wordt in beide gevallen uit het samenvallen van ‘twee systemen’ iets nieuws gecreëerd. Mens en maatschappij zijn een product van een lange rij van gebeurtenissen waarin socialiteit voorkwam en telkens iets nieuws werd geproduceerd. Meads opvatting over ontwikkeling socialiteit is zeer speculatief.

Sociaal behaviorisme – de act

Belangrijk zijn zijn opvattingen van tijd. Beide standpunten hierover zijn ingegeven door intellectuele scepsis. Dezelfde scepsis die hem deed ontkennen dat het verleden op zichzelf bestaat, brengt hem ertoe om het bestaan te ontkennen van gedrag dat niet uitwendig waarneembaar is. J.B. Watson reduceerde innnerlijke ervaringen tot uitwendig waarneembare gedragingen. Mead was niet zo radicaal. Mead beweerde dat ‘het subjectieve’ en ‘het objectieve’ niet a priori gegeven waren. Ze kwamen tot stand in het gedrag. In het begin was er interactie – het samenvallen van twee systemen. Daaraan ontsproot al het nieuwe. Mead ging dus uit van de act. Dit is een impuls die het levensproces in stand houdt door de selectie van bepaalde… stimuli waaraan het behoefte heeft. (def in behavioristische termen maar week af van stimulus-respons-schema) Volgens S-R-schema gaat een organisme over tot het gedrag als het door een stimulus uit de omgeving wordt geprikkeld. Mead daarentegen beaamde dat een organisme tot gedrag overgaat als het geprikkeld wordt. Maar het organisme selecteert zelf de prikkels die de impulsen vrijmaken waaraan hij behoefte heeft! Hoewel gedrag uitwendig waarneembaar is, speelt het zich volgens Mead ook af in het organisme. Door die selectie komt het organisme tot een gedrag. De objectief waarneembare act begint in het organisme. Attitude is het voor de externe waarnemer niet waarneembare begin van de act. Dit is een even reëel onderdeel van de act als het uitwendig, waarneembare deel. Dus Mead wijst dogmatische behaviorisme af maar blijft behavioristisch. De innerlijke ervaring is een onderdeel van de act. Hiermee wijst Mead de illusie af dat er zoiets bestaat als een op zichzelf staand bewustzijn. Innerlijke ervaringen zijn attitudes die potentieel aanzetten tot gedrag. De opvatting van een ‘substantieve, het individu aangeboren geest’ moet worden verworpen. De daad is het begin.

De sociale act

De geest is geen afzonderlijke entiteit, hij ontstaat in het gedrag. De belangrijkste voorwaarde is dat menselijk gedrag sociaal is, dwz gedrag dat aanvangt in een organisme en maar vervoleindigd kan worden in de gedragingen van anderen. Vanzelfsprekend is zo’n gedrag geen voldoende voorwaarde voor ‘het oprijzen van de geest’. Sociaal gedrag speelt zich af op verschillende niveaus. Alles hangt ervan af hoe de organismen elkaar ertoe overhalen om de stimuli waaraan ze behoefte hebben, vrij te geven. Het hangt dus af van hoe ze communiceren.

Gebarencommunicatie

Mead onderscheidt gebarencommunicatie van symbolische communicatie.

86

Page 90: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Hoe kon de mens de stap zetten van het gebaar naar het symbool?: Darwin omschreef gebaren als evolutionaire overblijfselen. Ze waren ooit nuttig maar nu niet meer. Het feit dat er nog stukjes van deze overbodige gedragingen zijn, verklaarde Darwin met een andere functie: expressie. Mead wijst dit af! Ze vertrekt vanuit een verkeerde opvatting dat er een apparte ‘subjectieve wereld’ zou bestaan, die dan uitgedrukt wordt zodra er expressiemiddelen voorhanden zijn. Voor Mead zijn en blijven gebaren ‘acts’. Samen met Wilhelm Wundt definieert hij een gebaar als het bin van een act dat fungeert als een teken van het vervolg van de act. Het gebaar komt dus ipv de hele act, maar heeft dezelfde prikkelwaarde. De respons die een gebaar uitlokt, is dezelfde als wanneer de hele act uitgevoerd wordt. Het gebaar is tegelijk minder en meer dan de act waarvan het het begin vormt. Het is minder, omdat ze maar een deel van de oorsponkelijke act is maar is meer doordat ze dezelfde reacies opwekt zonder dat de hele handeling moet uitgevoerd worden.Wat is nu de betekenis van het gebaar? De betekenis bestaat uit de latere sequenties van de act waarvan het gebaar de beginfase was, en uit de responsen die deze act normaliter teweegbrengt. De betekenis van een gebaar ligt dus objectief vast. De betekenis van het gebaar is immers de handeling. Toch heeft een dierlijk gebaar geen gemeenschappelijke betekenis. Als twee dieren gebaren uitwisselen, hebben ze allebei zicht op een ander deel van de objectieve betekenis van het gebaar.

Symbolische communicatie – vocal gestures

Een gebaar wordt een symbool als het gebaar dezelfde respons opwekt bij A (die het gebaar maakt) als bij B (tot wie het gebaar is gericht). Dit kan moeilijk bij alle gebaren maar er is een type waarbij de kans dat ze eenzelfde respons opwekken bij de maker en de bestemmeling, veel groter is. Dit is zo bij vocal gestures, geluidsgebaren. Je kan jezelf horen waardoor het dezelfde impact heeft. Een vocaal gebaar verwekt in onszelf de respons die we bij anderen opwekken. Helemaal identiek zijn de responsen wel niet. Iemand die vocal gestures maakt, reageert doorgaans impliciet erop, terwijl de toehoorder expliciet zal reageren. Zoals Mead goed besefte, is deze verklaring niet sluitend. Waarom wel de mens en niet het dier de reacties van anderen kon verinwendigen, wist hij niet want honden beschikken bijvoorbeeld over meer zelf-prikkelende gebaarsoorten.Noot: Mead vond zijn reconstructie zelf fictief. Ze had slechts een didactische waarde.

Kleine excursus over internalisatie en de ontdekking van spiegelcellen

87

Page 91: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Mead kon bovenstaande dus niet goed verklaren. Hierdoor verwees hij naar de hersenen en de ruggenmerg; hier zou je de verklaring vinden voor het internalisatievermogen van de mens. In 1986 kreeg Mead bevestiging. Het team van de Italiaanse neuroloog Rizzolatti ontdenkte spiegelneuronen. Rizzolatti ontdekte nu door toeval dat er hersencellen bestaan die vuren als ik iemand anders een beweging zie maken. Het gebeurt onbewust en onzichtbaar. Spiegelcellen zijn hersencellen die in mij actief zijn als anderen iets doen. Spiegelcellen kunnen getriggerd worden door het horen, de zin, de intentie,… Onze spiegelcellen decoderen dus blijkbaar andermans intenties. De conclusie van Marco Iacoboni was voortvarend: ‘We begrijpen dus de mentale toestanden van andere mensen vrijwel voortdurend, vaak zonder er veel over na te denken.’ Mead poneerde het bestaan van een neutraal gefundeerd internalisatievermogen. Sommige van onze zenuwcellen zijn zo empatisch dat ze vuren wanneer niet ikzelf maar een ander actief is. De ‘ander’ zit dus letterlijk in ons. Ook filosoof Merleau-Ponty had een gelijkaardige visie. Het gebeurt niet vaak dat natuurwetenschappelijk onderzoek een sociologische theorie bevestigt. Maar de ontdekking van de spiegelcel geeft Meads theorie een duwtje in de rug. Overigens bracht het spiegelcelonderzoek toch één inzicht van Mead aan het wankelen want er zijn ook dieren die spiegelneuronen hebben. Dit kan erop wijzen dat ook dieren een internalisatievermogen hebben, en dat wat Mead de ‘menselijke geest’ noemt, in zekere zin ook bij sommige dieren bestaat. (walvissen, dolfijnen, honden, vogels en apen)

Denken als innerlijke conversatie

Wanneer A op zijn eigen gebaar identiek reageert als B, vallen prikkel en respons samen. A moet dus niet wachten op respons van B want men heeft die al. Die respons vormt dan op zijn beurt een prikkel aan A, die vervolgens weer een geëigende respons in zichzelf opwekt en dit tot in het oneindige. Er ontstaat een lange keten van stimulus-respons-reacties in A. Het gebruik van symbolen laat A toe het sociale proces te internaliseren. Dit is denken. De denkende mens kan de gevolgen van zijn gebaar overzien. Meer nog, hij kan het gebaar dat hij wilde maken, wijzigen als hij ‘in zichzelf’ merkt dat dit niet het verhoopte effect zou hebben. Het gebruik van symbolen geeft hem tijd. Het maakt hem vrij. Het samenvallen van prikkel en respons maakt immers dat het organisme’verschillende dingen tegelijkertijd is, en wel zo dat het organisme als responderend wezen ‘het karakter verandert’ van het organisme als stimulerend wezen. Dit is kenmerkend voor nieuwheid. De dubbele toestand van het organisme dat reageert op zijn eigen gebaren, verandert het in een bron van voortdurende nieuwe acts.Niet enkel handelen maar ook denken werd door Mead sociaal-behavioristisch geduid. Een persoon denkt als hij in zichzelf de respons opwekt die hij opwekt bij een ander. Wie zowel de ander is als zichzelf, voert een ‘innerlijke conversatie’. Denken is verinwendigde sociale interactie. Dan is er sprake van geestelijke activiteit.

Van ‘omgeving’ naar ‘meerduidige wereld’ – de ‘objectieve wereld’ – praten met dingen

88

Page 92: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

De overgang van gebaar naar symbool zet de mens niet alleen aan tot denken, die verandert ook het aanzien van de wereld. Die verandert van een omgeving in een sociaal geconstrueerd, symbolisch universum. Hoe verschijnt de wereld op het niveau van gebarencommunicatie?: Het is een reservoir van prikkels waarop men reageert met een gepaste respons. Dat wil niet zeggen dat de omgeving het gedrag eenzijdig bepaalt. Het is in feite het tegenovergestelde. Men organiseert dus de omgeving in termen van zijn eigen gedrag. Toch is voor het dier de wereld eenduidig. Iedere prikkel roept een welbepaalde respons op en heeft dus een vaste, objectieve betekenis. Voor wezens die symbolisch communiceren verliest de wereld haar eenduidigheid. De selectie van prikkels verloopt complexer. De betekenis ligt niet meer objectief vast. Deze wordt vastgelegd in de sociale interactie. Een prikkel roept alle responsen op die de prikkel bij de verinwendigde anderen opwekt. De wereld bestaat uit meerduidige, te interpreteren stimuli. De wereld wordt dus op de meest radical manier gevormd in het sociale interactieproces. (Berger & Luckmann zouden dit later the social construction of reality noemen)Mind, Self & Society is een even stroef als baanbrekend boek. De mens gedraagt zich spontaan sociaal. Hij knoopt met alles een interactie aan. En hij verinwendigt de attitude van alles waarmee hij interageert. In de interactie met dingen gebeurt dus aanvankelijk hetzelfde als in de sociale interactie: het subject reageert op de prikkels van de natuur en internaliseert de houding die de natuur aanneemt. De mens, het wezen dat prikkels eerst verinwendigt en dan pas handelt, is principieel een sociale partner van alles wat hij op zijn weg tegenkomt. Hij verinwendigt altijd de attitude van de ander, ook als die ander een ding is. Dit is niet altijd makkelijk te doen waardoor we een verzameling van dingen afbakenen tot de objectieve wereld. Maar in oorsprong is er uitsluitend een sociale wereld. De oorspronkelijke houding van de mens is sociaal. Dit verklaart de sociale houding van kinderen tegenover wat hen omringt. Ze zijn sociaal tegen alles en iedereen. Na verloop van tijd worden de ‘zwijgende dingen’ uit de aanvankelijke allesomvattende sociale wereld gestoten en worden ze verbannen naar de aparte, objectieve dingenwereld. Ze worden precies gestraft voor de onsociale houding. Maar de oersociale houding tegenover de dingen verdwijnt nooit helemaal.

Zelfbewustzijn

89

Page 93: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

Eén van de belangrijkste gevolgen van de overstap van gebaren- naar symbolische communicatie is het ontstaan van een organisme met een zelf. Het zelfbewustzijn wordt wel eens gezien als het wezenskenmerk van de mens, als dat wat hem onderscheidt van het dier. Dit onderschrijft Mead. Maar hij ondersscheidt ze rigoreus van de verkeerde opvatting dat de mens de bezitter is van een ziel/geest waarmee hij op een mysterieuze, bovennatuurlijke wijze begiftigd is. Het is onherleidbaar omdat het nieuw is in het evolutieproces. Maar toch is het er op causale manier uit voortgekomen. Mead definieert een ‘zelf’ als een object ‘dat tezelfder tijd subject en object kan zijn’. Hoe kan een individu een ‘object voor zichzelf’ worden? Een individu kan niet op z’n eentje zelfbewust worden. Hij moet zichzelf ervaren vanuit het standpunt van de andere leden van de groep. Zonder anderen is zelfbewustzijn onmogelijk. Dit loopt parallel met Cooley. Deze noemde het ‘zelf’ en ‘spiegelzelf’ omdat het zelf ontstaat in de weerspiegeling van het eigen gedrag in de houding van de ander. Cooley kon niet verklaren waarom attitudes van anderen overgenomen konden worden. Hij schreef dit toe aan ‘reflectieve introspectie’. Mead wou niets horen van deze mysterieuze a priori capaciteiten. Het ‘zelf’ is het onvermijdelijke gevolg van sociale interactieprocessen. Zodra je wordt gestimuleerd door eigen gebaren, zodra je op eigen uitingen reageert, word je een ‘object van jezelf’. Als het ‘zelf’ de resultante is van sociale processen, wat gebeurt er dan als die vol tegenstrijdigheden en spanningen zitten?: Dit kan desastreus zijn. De ‘eenheid van het zelfweerspiegelt de eenheid van het sociaal proces’. Als die eenheid ontbreekts, kan de ontbinding van het zelf in ‘dezelven’ het gevolg zijn. In het ergste geval komt het tot een ‘splitsing van de persoonlijkheid’. Mead liep daarmee vooruit op Gregory Batesons – omstreden – verklaring van schizofrenie.

‘I’ & ‘Me’ – socialiteit en temporaliteit van de persoonlijkheid

Denken, zelfbewustzijn en een meerduidige sociale wereld zijn 3 emergentia van het sociale interactieproces. Ze vormen samen onze rede, ons zelfbewustzijn en onze sociale wereld. (menselijk) De persoonlijkheid is wezenlijk een sociale structuur. Het algemene patroon is bij iedereen hetzelfde. Mead onderscheidt 2 aspecten aan de persoonlijkheid (aanknopend bij William James): het ‘Me’ en het ‘I’. Mijn ‘Me’ is het geheel van andermans houdingen in mezelf. Het is de verzameling van verinwendigde houdingen. Mijn ‘I’ is dat wat in mezelf reageert op het ‘Me’. Mead zegt: ‘de houdingen van anderen constitueren het ‘Me’, en daarop reageert man als een ‘I’. Het ‘I’ is eigenzinnig. Wij zijn ons niet van ons ‘I’ bewust. Zoals Freud ook zei, behoort het geweten tot het ‘Me’. Maar het ‘I’ is onverbeterlijk. Het ‘I’ is maar ‘I’ in de opwelling. Het moment nadat het de kop opstak, is het al zichzelf niet meer. Volgens Mead is het ‘I’ van het moment opgegaan in het ‘Me’ van het volgende ogenblik. In congruentie met The philosophy of the Present kan je zeggen: het zelf bestaat uit ‘2 systemen’ (<-> nieuwheid en socialiteit), een ‘oud’ (ME) en een ‘nieuw’ systeem (I) die samenvallen. We zijn als zelven, nieuw en sociaal tegelijk.

Ook het ‘I’ en ‘Me’ kunnen veranderen. Als ‘I’ verandert ieder individu voortdurend de sociale orde. Conformisten zijn mensen wier gedrag volledig wordt gedomineerd door het ‘Me’. Zij hebben hun ‘I’ blijkbaar opgesloten in een diepe inwendige kerker. Ze dragen niets bij tot de vernieuwing van de

90

Page 94: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

groep waar ze deel van uitmaken. <-> Fonteinen van vernieuwing: Zij kunnen de inwenige bron van hun ‘I’ soms niet stelpen. (Vb. ontdekkers, kunstenaars, godsdiensstichters,…) Maar we zijn allen mensen en sociale wezens. Allen zijn we een sociale structuur. We bestaan uit een ‘I’ en een ‘Me’ die met mekaar interageren.

De sociale wereld – ‘play’ en ‘game’ – de ander

De sociale interachtie vormt op analoge wijze de maatschappij. Hij toont dit aan met het voorbeeld van spelende kinderen. Het beginstadium is ‘vrij spelen,’ (play). Hier is de sociale interactie eigenlijk nog onbestaande, en is er van ‘maatschappij’ ook geen sprake. Dat gebeurt met de overgang naar het ‘georganiseerde spelen’ (game)Spelen is een opeenvolging van prikkels die reacties uitlokken. ‘Een bepaalde prikkel lokt een bepaalde reactie uit die op zijn beurt een prikkel is voor weer een nieuwe reactie.’ Dit is ‘vrij spelen’ (game). Het verschil tussen play en game is dat het kind dat een ‘game’ speelt, klaar moet staan voor om de attitude van iedere andere deelnemer over te nemen. In een game wordt iedere handeling bepaald door het geheel der verwachtingen. Dit is de ander. Volgens Mead is de ander dus niet de concrete persoon met wie men toevallig te maken heeft. Hij is een knooppunt in een netwerk van handelingsverwachtingen. De ander is ‘de organisatie van verschillende houdingen’ die in de game worden aangenomen. De ander is dus een rol.

Generalized other – de wereldwijde ‘universe of discourse’

Als je voorbij de verschillen kijkt, kom je tot ‘het geheel van anderen’. Dit dus van alle ‘clusters van gedragsverwachtingen of rollen. Dat geheel is de ‘generalized other’. Als het kind die weet te verinwendigen, zit de hele maatschappij in hem. Ook rollen die de mensheid ooit heeft gespeeld of zou kunnen spelen, behoren tot de generalized other. Als we erin slagen om die onvoorstelbare samenhang van geclusterde attitudes en rollen te verinwendigen, ja dan zit de hele mensheid in ons. Dan zijn we echt ‘dragers van de mensheid’. Deze vormen de horizon van Mead maatschappijbegrip. Mead heeft vaak de kritiek gekregen dat hij te microsociologisch is. (sociale interactie en rolspelende individuen) Dit is echter niet zo. Zoals voor hem een rol een clustering is van attitudes, dus van ‘potentiële aanzetten tot gedrag’, zo is de maatschappij een clustering van alle mogelijke rollen. Maar wezenlijk bestaat de maatschappij ook uit niets anders dan gedragingen of potentiële gedragingen. De maatschappij oefent een morele kracht uit op haar leden. Hier nadert Mead Durkheim. (wel andere visie over sociaal leven) Maar in 1 opzicht zijn ze het roerend eens: de maatschappij is moreel. Hoe meer je deelneemt aan het maatschappelijke leven, hoe moreler je wordt. Deelnemen betekent dat je de houdingen van anderen internaliseert. Hoe meer ‘anderen ik verinwendig, hoe meer mijn innerlijk een parlement wordt waar ak die verinwendigde anderen overleggen. Hoe meer communicatie, hoe meer uitwisseling, des te meer mensen met allerlei standpunten en houdingen worden geconfronteerd. Dit leidt tot de vorming van een wereldgemeenschap (universe of discourse). Dankzij massamedia worden we terug mens.

Het optimisme van Mead omvatte ook de economie. De commercie springt gezwind over politieke, sociale en culturele barrières. Het economisch proces brent groepen dichter bij elkaar. Het is de meest universele socialiserende factor in de hele moderne maatschappij. (Mead had dus enorm veel vertrouwen in de universe of discourse, massamedia en economie.) Hierdoor ontzag hij de

91

Page 95: socioeconomica.be file · Web viewsocioeconomica.be

neveneffecten van de geglobaliseerde media en de wereldwijde economie en zo dacht hij ook te kwantitatief. Mead wijst er wel op dat de sociale werkelijkheid ieder moment, ‘nu’, in het leven wordt geroepen en gehouden. De maatschappij is een orde, maar zij houdt vele opties open. De bron van vrijheid werd het best gevonden onder Mead van de klassieke sociologen.

92