tree 2465 notariaat - Larcieruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra...b)....

39
I. NOTARIAAT • E. Boekhouding en honoraria M.B. 26 mei 1936 — p. 63 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 1 I. NOTARIAAT E. Boekhouding en honoraria p. 63 M.B. 26 mei 1936 Art. 4 volledig vervangen Art. 4. }1 [Op verzoek van de notaris levert de De- posito- en Consignatiekas hem uittreksels uit zijn speciale rekeningen af, tegen een op [0,05 euro]*** per uittreksel vastgestelde retributie; elke rekening wordt onmiddellijk met die som gedebiteerd.] 1 De aldus op de Deposito's voorafgenomen sommen worden op een speciale lijst gebracht, die op 31 december van elk jaar wordt opgemaakt; ze wor- den in globo in de Schatkist gestort, bij de opbrengs- ten van }2 [ de Algemene Administratie van de Thesaurie] 2 , als toevallige ontvangsten van de De- posito- en Consignatiekas. De op iedere bijzondere rekening te bonificeren in- teresten worden slechts berekend bij de totale op- vraging van de erop geboekte sommen. }1. – Lid 1 vervangen bij het art. 1 M.B., 8 december 1945, B.S., 23 december 1945 }2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 2 M.B. 21 februari 2017, B.S., 27 februari 2017

Transcript of tree 2465 notariaat - Larcieruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra...b)....

  • I. NOTARIAAT • E. Boekhouding en honorariaM.B. 26 mei 1936 — p. 63

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 1

    I. NOTARIAAT

    E. Boekhouding en honoraria

    p. 63

    M.B. 26 mei 1936Art. 4 volledig vervangen

    Art. 4. }1[Op verzoek van de notaris levert de De-posito- en Consignatiekas hem uittreksels uit zijnspeciale rekeningen af, tegen een op [0,05 euro]***

    per uittreksel vastgestelde retributie; elke rekeningwordt onmiddellijk met die som gedebiteerd.]1

    De aldus op de Deposito's voorafgenomen sommenworden op een speciale lijst gebracht, die op31 december van elk jaar wordt opgemaakt; ze wor-den in globo in de Schatkist gestort, bij de opbrengs-ten van }2[de Algemene Administratie van de

    Thesaurie]2, als toevallige ontvangsten van de De-posito- en Consignatiekas.

    De op iedere bijzondere rekening te bonificeren in-teresten worden slechts berekend bij de totale op-vraging van de erop geboekte sommen.}1. – Lid 1 vervangen bij het art. 1 M.B., 8 december 1945, B.S.,23 december 1945}2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 2 M.B. 21 februari 2017, B.S.,27 februari 2017

  • II. BURGERLIJK RECHT • A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 — p. 105

    2 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    II. BURGERLIJK RECHT

    A. Burgerlijk Wetboek

    p. 105

    Wet 21 maart 1804Art. 328 volledig vervangen

    Art. 328. }1[ § 1. De erkenning kan geschiedendoor een ontvoogde minderjarige en door een niet-ontvoogde minderjarige met onderscheidingsver-mogen.]1

    }2[}3[§ 2.]3 De persoon die op grond vanartikel 492/1, § 1, derde lid, 7°, uitdrukkelijk onbe-kwaam werd verklaard om een kind te erkennen,kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, vanhet Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechteralsnog worden gemachtigd een kind te erkennen.

    De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheidvan de beschermde persoon.

    De artikelen 1241 en 1246 van het GerechtelijkWetboek zijn van toepassing.

    }4[§ 3.]4 De erkenning kan geschieden ten gunstevan een verwekt kind, dan wel van een overledenkind indien dit afstammelingen heeft nagelaten. In-dien het kind overleden is zonder afstammelingenna te laten, kan de erkenning slechts geschiedenbinnen het jaar na zijn geboorte.]2

    }5[De erkenning ten gunste van een verwekt kindkan gebeuren op elk ogenblik van de zwangerschapop basis van een zwangerschapsattest opgestelddoor een geneesheer of een vroedvrouw.]5

    }1. – § 1 ingevoegd bij art. 181 wet 25 april 2014, B.S., 14 mei2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 221)}2. – Na wijziging, laatst vervangen bij art. 10 wet 17 maart2013, B.S., 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014(art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S., 19 mei2014); overgangsbepalingen: zie art. 226-232 wet 17 maart2013, B.S., 14 juni 2013}3. – § 2 (oud § 1) hernummerd bij art. 181 wet 25 april 2014,B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014(art. 221)}4. – § 3 (oud § 2) hernummerd bij art. 181 wet 25 april 2014,B.S., 14 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014(art. 221)}5. – § 3, lid 2, toegevoegd bij art. 2 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 109

    Wet 21 maart 1804Art. 343 volledig vervangen

    Art. 343. }1[§ 1. Er wordt verstaan onder:

    a) adoptant: een persoon, echtgenoten }2[...]2 of sa-menwonenden }2[...]2;

    b) }3[samenwonenden: twee personen }4[...]4 dieeen verklaring van wettelijke samenwoning hebbenafgelegd of twee personen }4[...]4 die op een perma-nente en affectieve wijze samenwonen sedert tenminste drie jaar op het tijdstip van de indiening vanhet verzoek om adoptie, voor zover zij niet door eenband van bloedverwantschap }5[...]5 zijn verbonden

    die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Ko-ning geen ontheffing kan verlenen;]3

    }6[b/1) voormalige partner: de voormalige echtge-noot of de voormalige wettelijk samenwonende, ofeen van de gescheiden personen die op een perma-nente en affectieve wijze hebben samengewoondgedurende ten minste drie jaar, voor zover zij nietdoor een band van bloedverwantschap zijn verbon-den die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor deKoning geen ontheffing kan verlenen;]6

    c) kind: een persoon van minder dan achttien jaar.

    § 2. Er bestaan twee vormen van adoptie: de ge-wone adoptie en de volle adoptie.]1 {7

    }1. – Vervangen bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)

    }2. – § 1, a), gewijzigd bij art. 2, 1, wet 18 mei 2006, B.S., 20 juni2006

    }3. – § 1 , b) , vervangen bi j art . 241 Program mawet27 december 2004, B.S., 31 december 2004, err., B.S., 18 januari2005

    }4. – § 1, b), gewijzigd bij art. 2, 2, wet 18 mei 2006, B.S., 20 juni2006

    }5. – § 1, b), gewijzigd bij art. 2 wet 2 juni 2010, B.S., 21 juni2010

    }6. – § 1, b/1), ingevoegd bij art. 2 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    J 7. – Het Hof zegt voor recht: artikel 343, 1, b), van het Bur-gerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 162 en164 van hetzelfde Wetboek, in zoverre het de gewone adoptievan de kinderen van de ene wettelijk samenwonende partnerdoor de andere wettelijk samenwonende partner niet toelaatwanneer er tussen hen sprake is van een huwelijksbeletsel waar-voor de Koning geen ontheffing kan verlenen als gevolg van devolle adoptie van een van de wettelijk samenwonende partnersdoor de ouders van de andere partner, schendt de artikelen 10,11 en 22bis van de Grondwet (Grondwettelijk Hof nr. 25/2017,16 februari 2017, B.S., 5 april 2017).

    p. 109

    Wet 21 maart 1804Art. 344-3 en historiek invoegen

    }1[Art. 344-3. Een persoon kan het kind van zijnvoormalige partner adopteren voor zover de vol-gende voorwaarden vervuld zijn:

    1° het kind werd geadopteerd door de voormaligepartner tijdens het huwelijk of een, adoptieve of an-dere, afstammingsband werd vastgesteld tussen hetkind en de voormalige partner tijdens de wettelijkesamenwoning of tijdens het samenleven bedoeld inartikel 343, § 1, b/1);

    2° het kind heeft slechts één vastgestelde afstam-mingsband; en

    3° die persoon onderhoudt met het kind een duur-zame feitelijke relatie, zowel op affectief als op ma-terieel vlak.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 3 wet 20 februari 2017, B.S., 22 maart2017

    p. 109

    Wet 21 maart 1804Art. 345 volledig vervangen

    Art. 345. }1[De adoptant of de adoptanten moe-ten de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikten ten minste vijftien jaar ouder zijn dan de geadop-teerde.

    Het volstaat evenwel de leeftijd van achttien jaar tehebben bereikt en ten minste tien jaar ouder te zijndan de geadopteerde wanneer het gaat om een af-stammeling in de eerste graad of om een geadop-teerde van de echtgenoot }2[, van de samenwo-nende of van de voormalige partner]2, zelfs overle-den, van de adoptant.

    Deze voorwaarden moeten vervuld zijn op het tijd-stip van indiening van het verzoekschrift tot adop-tie.]1

    }1. – Vervangen bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 4 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 109

    Wet 21 maart 1804Art. 346-2 volledig vervangen

    }1[Art. 346-2. De geschiktheid wordt door de}2[familierechtbank]2 beoordeeld op grond van eendoor haar te bevelen maatschappelijk onderzoek.Vooraleer over hun geschiktheid wordt geoordeeld,moeten de persoon of de personen die een kindwensen te adopteren de voorbereiding hebben ge-volgd die door de bevoegde gemeenschap wordtverstrekt, en die meer bepaald de informatie in-houdt over de stappen in de procedure, de juridi-sche en de andere gevolgen van de adoptie, en overde mogelijkheid en het nut van nazorg na de adop-tie. }3[De voorbereiding is niet verplicht voor deadoptant of de adoptanten die deze voorbereidingreeds hebben gevolgd bij een eerdere adoptie envan wie de geschiktheid om te adopteren door de}2[familierechtbank]2 is erkend.]3

    De rechtbank houdt inzonderheid rekening met depersoonlijke, familiale en medische toestand van debetrokkene, en met zijn beweegredenen.

    Het maatschappelijk onderzoek is echter niet ver-plicht wanneer de adoptant een kind wenst te adop-teren:

    1° dat met hem, met zijn echtgenoot }4[, met de per-soon met wie hij samenwoont of met zijn voorma-lige partner]4, zelfs overleden, verwant is tot in dederde graad; of

    2° met wie hij reeds het dagelijkse leven deelt of metwie hij reeds een sociale en affectieve band heeft.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)

  • II. BURGERLIJK RECHT • A. Burgerlijk WetboekWet 21 maart 1804 — p. 112

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 3

    }2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 40 wet 30 juli 2013, B.S.,27 september 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014(art. 274, lid 1)}3. – Lid 1 aangevuld bij art. 2 wet 20 juni 2012, B.S.,10 augustus 2012}4. – Lid 3, 1°, gewijzigd bij art. 5 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 109

    Wet 21 maart 1804Art. 347-1 – 347-2 volledig vervangen

    Art. 347-1. }1[}2[Een persoon die]2 reeds is ge-adopteerd, ongeacht of het daarbij gaat om een ge-wone dan wel om een volle adoptie, kan nogmaalsworden geadopteerd, zowel bij wijze van een ge-wone als }3[, in geval van een kind,]3 van een volleadoptie, indien alle voorwaarden gesteld voor hettotstandkomen van de nieuwe adoptie zijn vervulden indien, ofwel:

    1° de vorige adoptant of adoptanten overleden zijn;

    2° de vorige adoptie herzien is of de vorige gewoneadoptie ten aanzien van de adoptant of van deadoptanten herroepen is;

    3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen datop verzoek van het openbaar ministerie een nieuweadoptie wordt uitgesproken.]1 {4

    }1. – Vervangen bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 6, 1° wet 20 februari 2017,B.S., 22 maart 2017}3. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 6, 2°, wet 20 februari 2017,B.S., 22 maart 2017

    J 4. – In zake: de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-1van het Burgerlijk Wetboek; het Hof zegt voor recht: Artikel 347-1 van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet toestaat dat eenmeerderjarige persoon met een adoptieve afstammingsband hetvoorwerp van een gewone adoptie uitmaakt (Grondwettelijk Hofnr. 116/2016, 22 september 2016, B.S., 28 oktober 2016).

    }1[Art. 347-2. Een persoon die reeds door tweeadoptanten geadopteerd is, ongeacht of het daarbijgaat om een gewone of om een volle adoptie, kandoor de nieuwe echtgenoot }2[, de nieuwe samen-wonende of de voormalige partner]2 nogmaals wor-den geadopteerd, zowel bij wijze van een gewoneals van een volle adoptie, indien alle voorwaardengesteld voor het totstandkomen van de nieuweadoptie zijn vervuld en indien, ofwel:

    1° de andere vorige adoptant overleden is;

    2° de vorige gewone adoptie ten aanzien van de an-dere adoptant herroepen is;

    3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen datop verzoek van het openbaar ministerie een nieuweadoptie wordt uitgesproken.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 7 wet 20 februari 2017,B.S., 22 maart 2017

    p. 110

    Wet 21 maart 1804Art. 348-11 volledig vervangen

    }1[Art. 348-11. Ingeval een persoon die overeen-komstig de artikelen 348-2 tot 348-7 in de adoptie

    moet toestemmen, dit weigert te doen, kan de adop-tie op verzoek van de adoptant, van de adoptantenof van het openbaar ministerie toch worden uitge-sproken indien de }2[familierechtbank]2 van oor-deel is dat de toestemming op onverantwoordewijze is geweigerd.

    }3[Wanneer evenwel de vader of de moeder van hetkind weigert in de adoptie toe te stemmen, kan derechtbank de adoptie pas uitspreken wanneer naeen grondig maatschappelijk onderzoek geblekenis dat deze persoon zich niet meer om het kind heeftbekommerd of de gezondheid, de veiligheid of dezedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht,behalve wanneer het gaat om een nieuwe adoptieof wanneer het gaat om de adoptie van het kind ofvan het adoptief kind van een echtgeno(o)t(e), vaneen samenwonende partner of van een voormaligepartner ten aanzien van wie een gemeenschappelijkouderlijk engagement bestaat.]3]1

    }4[Om het onverantwoorde karakter te beoordelenvan de weigering om toestemming te verlenen,houdt de rechtbank rekening met het belang vanhet kind.]4

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)

    }2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 46 wet 30 juli 2013, B.S. ,27 september 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014(art. 274, lid 1)

    }3. – Lid 2 vervangen bij art. 8, 1°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    }4. – Lid 3 toegevoegd bij art. 8, 2°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 111

    Wet 21 maart 1804Art. 353-2 volledig vervangen

    }1[Art. 353-2. }2[§ 1. In geval van adoptie van hetkind of adoptief kind }3[van een echtgenoot, vaneen samenwonende of van een voormalige part-ner]3, draagt de geadopteerde ofwel de naam}4[van de echtgenoot, van de samenwonende ofvan de voormalige partner]4, ofwel de naam van deadoptant, ofwel één die samengesteld is uit huntwee namen, in de door hen gekozen volgorde metniet meer dan één naam voor elk van hen.

    Indien de naam van de geadopteerde bij de vorigeadoptie vervangen werd door die van de adoptant,kunnen de partijen de rechtbank vragen dat de ge-adopteerde zijn naam behoudt. De partijen kunnende rechtbank ook verzoeken dat de nieuwe naamvan de geadopteerde voortaan samengesteld wordtuit de naam die hij bij die vorige adoptie heeft ge-kregen, voorafgegaan of gevolgd door die van denieuwe adoptant.

    Indien de naam van de geadopteerde bij de vorigeadoptie overeenkomstig artikel 353-1, derde lid, sa-mengesteld was uit de naam van de adoptant en denaam van de geadopteerde, kunnen de partijen derechtbank vragen dat de geadopteerde zijn naambehoudt. De partijen kunnen de rechtbank ook ver-zoeken dat de nieuwe naam van de geadopteerdewordt samengesteld uit de naam van de geadop-teerde en de naam van de adoptant, in de door hengekozen volgorde met niet meer dan één naam voorelk van hen.

    Het vonnis maakt melding van de verklaring waar-mee de adoptanten hun keuze te kennen geven.

    § 2. In geval van nieuwe adoptie zoals bedoeld inartikel 347-1, wordt de overdracht van de naam ge-regeld door artikel 353-1.]2]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 5 wet 8 mei 2014, B.S.,26 mei 2014, inwerkingtreding: 1 juni 2014 (art. 1 K.B. 28 mei2014, B.S., 30 mei 2014)}3. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 9, 1°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}4. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 9, 2°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 111

    Wet 21 maart 1804Art. 353-9 volledig vervangen

    }1[Art. 353-9. Bij adoptie door echtgenoten of sa-menwonenden, of ingeval de geadopteerde hetkind of het adoptief kind is van de echtgenoot vande adoptant}2[, van de persoon met wie de adop-tant samenwoont of van de voormalige partner vande adoptant]2, wordt het ouderlijk gezag gezamen-lijk door }3[beide echtgenoten, samenwonenden ofvoormalige partners]3 uitgeoefend. De bepalingenvan dit boek, titel IX, zijn van overeenkomstige toe-passing.

    Wanneer de beide adoptanten overlijden, }4[afwe-zig zijn, in de onmogelijkheid verkeren het ouderlijkgezag uit te oefenen gedurende de minderjarigheidvan de geadopteerde of wilsonbekwaam zijn]4,wordt de voogdij geregeld overeenkomstig dit boek,titel X, hoofdstuk II.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 10, 1°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}3. – Lid 1 gewijzigd bij art. 10, 2°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}4. – Lid 2 gewijzigd bij art. 21 wet 17 maart 2013, B.S., 14 juni2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals ge-wijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S., 19 mei 2014); over-gangsbepalingen: zie art. 226-232 wet 17 maart 2013, B.S.,14 juni 2013

    p. 112

    Wet 21 maart 1804Art. 353-14 volledig vervangen

    }1[Art. 353-14. De adoptant of de adoptantenzijn levensonderhoud verschuldigd aan de geadop-teerde en aan diens afstammelingen indien zij be-hoeftig zijn. }2[Artikel 203, 203bis en 203quater zijnvan overeenkomstige toepassing.]2

    De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn le-vensonderhoud verschuldigd aan de adoptant ofaan de adoptanten, indien zij behoeftig zijn: indiende geadopteerde zonder afstammelingen sterft, iszijn nalatenschap levensonderhoud verschuldigdaan de adoptant of aan de adoptanten ingeval dezepersonen ten tijde van het overlijden behoeftig zijn.Artikel }3[205bis, §§ 3 tot 6]3, is van toepassing opdeze verplichting tot levensonderhoud.

    De verplichting tot uitkering van levensonderhoudblijft bestaan tussen de geadopteerde en zijn ou-ders. Deze laatsten zijn aan de geadopteerde even-wel alleen levensonderhoud verplicht indien hij ditniet kan verkrijgen van de adoptant of adoptanten.

  • II. BURGERLIJK RECHT • A. Burgerlijk Wetboek Wet 21 maart 1804 — p. 112

    4 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    Ingeval een persoon het kind of het adoptief kindvan zijn echtgenoot }4[, van de persoon met wie hijsamenwoont of van zijn voormalige partner]4,adopteert, zijn zowel de adoptant als zijn echtge-noot }4[, de persoon met wie hij samenwoont of zijnvoormalige partner ]4 hem overeenkomstigartikel 203 levensonderhoud verschuldigd.]1}5[Artikel 203bis en 203quater zijn van overeen-komstige toepassing.]5

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 1 laatst gewijzigd bij art. 9, 1°, wet 19 maart 2010, B.S.,21 april 2010, inwerkingtreding: 1 augustus 2010 (art. 18, lid 1)}3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 6 wet 10 december 2012, B.S.,11 januari 2013}4. – Lid 4 gewijzigd bij art. 11 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}5. – Lid 4 aangevuld bij art. 9, 2°, wet 19 maart 2010, B.S.,21 april 2010, inwerkingtreding: 1 augustus 2010 (art. 18, lid 1)

    p. 112

    Wet 21 maart 1804Art. 353-18 volledig vervangen

    }1[Art. 353-18. W a n n e e r o v e r e e n k o m s t i gartikel 347-1, 3°, een gewone adoptie wordt uitge-sproken na een vorige gewone adoptie, houden degevolgen van de eerste adoptie, met uitzonderingvan de huwelijksbeletsels, van rechtswege op te gel-den vanaf het tijdstip dat de gevolgen van denieuwe adoptie van kracht worden. Wanneer over-eenkomstig artikel 347-2, 3°, een nieuwe gewoneadoptie wordt uitgesproken na een vorige gewoneadoptie, geldt zulks ook ten aanzien van de vorigeadoptant, zo deze niet de echtgenoot van de nieuweadoptant is }2[, de persoon met wie deze laatste sa-menwoont of de voormalige partner]2.

    Wanneer overeenkomstig artikel 347-1, 1° of 3°,een gewone adoptie wordt uitgesproken na een vo-rige volle adoptie, blijven de gevolgen van de eersteadoptie slechts bestaan voor zover zij niet strijdigzijn met die van de nieuwe adoptie. Wanneer over-eenkomstig artikel 347-2, 1° of 3°, een nieuwe ge-wone adoptie wordt uitgesproken na een vorigevolle adoptie, geldt dit ook ten aanzien van de vo-rige adoptant, zo deze niet de echtgenoot van denieuwe adoptant is }3[, de persoon met wie dezelaatste samenwoont of de voormalige partner]3.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 12 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 12 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    p. 112–113

    Wet 21 maart 1804Art. 356-1 – 356-3 volledig vervangen

    Art. 356-1. }1[De volle adoptie verleent aan hetkind en zijn afstammelingen een statuut met de-zelfde rechten en verplichtingen, als ware het kindgeboren uit de adoptant of uit de adoptanten.

    Onder voorbehoud van de huwelijksbeletsels om-schreven in de artikelen 161 tot 164, houdt het kinddat ten volle is geadopteerd, op tot zijn oorspronke-lijke familie te behoren.

    Kinderen of adoptieve kinderen }2[van de echtge-noot van de adoptant, van de persoon met wie deadoptant samenwoont of van de voormalige part-ner van de adoptant]2, zelfs overleden, houdenevenwel niet op te behoren tot de familie van }3[dieechtgenoot, van de persoon met wie hij samen-woont of van de voormalige partner]3. Indien dezenog in leven is, wordt het ouderlijk gezag over degeadopteerde gezamenlijk uitgeoefend door deadoptant en }3[die echtgenoot, persoon met wie hijsamenwoont of voormalige partner]3.]1

    }1. – Vervangen bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)}2. – Lid 3 gewijzigd bij art. 13, 1°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017}3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 13, 2°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    }1[Art. 356-2. }2[Door de volle adoptie verkrijgthet kind in plaats van zijn naam, die van de adop-tant.

    In geval van gelijktijdige volle adoptie door tweeechtgenoten of samenwonenden, verklaren dezevoor de rechtbank dat de geadopteerde ofwel denaam van een van de adoptanten zal dragen, ofweléén die samengesteld is uit hun twee namen, in dedoor hen gekozen volgorde met niet meer dan éénnaam voor elk van hen.

    In geval van volle adoptie van het kind of van hetadoptief kind }3[van een echtgenoot, van een sa-menwonende of van de voormalige partner]3, ver-klaren deze voor de rechtbank dat de geadopteerdeofwel de naam }4[van de echtgenoot, van de samen-wonende of van de voormalige partner]4, ofwel denaam van de adoptant zal dragen, ofwel één die sa-mengesteld is uit hun twee namen, in de door hengekozen volgorde met niet meer dan één naam voorelk van hen.

    Het vonnis maakt melding van de verklaring waar-mee de adoptanten hun in het tweede en derde lidbedoelde keuze te kennen geven.

    }5[De door de adoptanten overeenkomstig hettweede en derde lid gekozen naam geldt ook voorde andere kinderen wier afstamming later ten aan-zien van dezelfde ouders komt vast te staan.]5]2]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)

    }2. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 10 wet 8 mei 2014, B.S.,26 mei 2014, inwerkingtreding: 1 juni 2014 (art. 1 K.B. 28 mei2014, B.S., 30 mei 2014)

    }3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 14, 1°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    }4. – Lid 3 gewijzigd bij art. 14, 2°, wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

    }5. – Lid 5 vervangen bij art. 3 wet 18 december 2014, B.S.,23 december 2014, inwerkingtreding: 1 januari 2015 (art. 19)

    }1[Art. 356-3. W a n n e e r o v e r e e n k o m s t i gartikel 347-1, 3°, een volle adoptie wordt uitgespro-ken, houden de gevolgen van de vorige adoptie vanrechtswege op te gelden vanaf het tijdstip waaropdeze van de nieuwe adoptie van kracht worden, metuitzondering van de huwelijksbeletsels.

    Wanneer overeenkomstig artikel 347-2, 3°, eennieuwe volle adoptie wordt uitgesproken, houdende gevolgen van de vorige adoptie van rechtswegeop te gelden ten aanzien van de vorige adoptant dieniet de echtgenoot is van de nieuwe adoptant }2[,de persoon met wie deze samenwoont of de voor-malige partner]2, vanaf het tijdstip waarop denieuwe adoptie van kracht wordt, met uitzonderingvan de huwelijksbeletsels.]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 24 april 2003, B.S., 16 mei 2003,inwerkingtreding: 1 september 2005 (art. 6 K.B. 24 augustus2005, B.S., 29 augustus 2005)

    }2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 wet 20 februari 2017, B.S.,22 maart 2017

  • II. BURGERLIJK RECHT • J. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechtenDecr. Vl. Parl. 16 januari 2004 — p. 255

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 5

    J. Testamenten, wilsbeschikkingen en patiëntenrechten

    p. 255

    Decr. Vl. Parl. 16 januari 2004Art. 19 – 21 volledig vervangen

    Art. 19. § 1. }1[Voor crematie is een toestemmingvereist die wordt verleend door de ambtenaar vande burgerlijke stand }2[, of door diens gemachtigdebeambten van het gemeentebestuur,]2 van de ge-meente waar, het overlijden werd vastgesteld, in-dien dat overlijden in het Vlaamse Gewest heeftplaatsgehad, of door de procureur des Konings vanhet arrondissement van de plaats waar zich ofwelhet crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats vande overledene bevindt, indien het overlijden heeftplaatsgehad in het buitenland.

    Voor de crematie van een persoon die overleden hetBrusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Waalse Ge-west wordt met de toestemming tot crematie gelijk-gesteld de machtiging die daartoe wordt verleenddoor de overheid die in dat gewest bevoegd is voorhet verlenen van een toestemming tot crematie.]1

    § 2. Voor crematie na opgraving is de door artikel 4bedoelde toestemming tot opgraving vereist.

    Na het verlenen van de toestemming tot opgravingwordt de aanvraag voor toestemming tot crematiedoorgestuurd aan de procureur des Konings van hetarrondissement van de plaats waar het cremato-rium of de hoofdverblijfplaats van de aanvrager isgevestigd, van de plaats van overlijden of van deplaats waar het stoffelijke overschot begraven is.

    Bij deze aanvraag voor toestemming dient in voor-komend geval een attest van registratie in de bevol-kingsregisters van de laatste wilsbeschikking van deoverledene inzake de wijze van lijkbezorging ge-voegd te worden.

    De procureur des Konings aan wie de aanvraag ge-richt is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijkestand van de plaats waar het overlijden vastgesteldwerd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoeldeattest bevat, over te zenden. Indien dit attest ont-breekt, wordt daarvan door de betrokken ambte-naar de reden opgegeven.

    De toestemming tot crematie wordt geweigerd oftoegestaan door de procureur des Konings aan wiede aanvraag tot crematie gericht is.}1. – Vervangen bij art. 2 Decr. Vl. Parl. 10 november 2005, B.S.,15 december 2005}2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 2 Decr. Vl. Parl. 10 februari2017, B.S., 6 maart 2017, inwerkingtreding: 1 april 2017 (art. 5)

    Art. 20. § 1. Iedere aanvraag tot toestemmingwordt ondertekend door degene die bevoegd is omin de lijkbezorging te voorzien of door zijn gemach-tigde.

    § 2. De toestemming moet door de ambtenaar vande burgerlijke stand }1[, door diens gemachtigdebeambten van het gemeentebestuur,]1 of door deprocureur des Konings geweigerd worden als deoverledene in een akte, die voldoet aan de voor-waarden inzake bekwaamheid en gesteld is in devorm van de akten van uiterste wil, zijn voorkeurvoor een andere wijze van lijkbezorging te kennenheeft gegeven, of als hij kennis heeft gekregen vanhet verzoek bedoeld in § 4 van dit artikel.

    § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2 vanartikel 21, mag de toestemming niet verleend wor-den voor het verstrijken van een termijn van vieren-twintig uur, die ingaat met de ontvangst van deaanvraag tot toestemming.

    § 4. Iedere persoon die bij het verlenen of de weige-ring van de toestemming belang heeft, kan daartoebij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanlegeen verzoek indienen.

    De bevoegde voorzitter is die van de plaats waar deaanvraag om toestemming werd ingediend. Vanhet verzoek wordt kennis gegeven aan de partijen,die bij het verlenen of de weigering van de toestem-ming belang hebben, alsmede aan de ambtenaarvan de burgerlijke stand of aan de procureur des Ko-nings, bij wie de aanvraag tot toestemming werd in-gediend.

    Het verzoek wordt behandeld en beoordeeld als inkort geding, het openbaar ministerie gehoord.}1. – § 2 gewijzigd bij art. 3 Decr. Vl. Parl. 10 februari 2017, B.S.,6 maart 2017, inwerkingtreding: 1 april 2017 (art. 5)

    Art. 21. § 1. Bij de aanvraag tot toestemmingmoet een attest worden gevoegd waarin de behan-

    delende geneesheer of de geneesheer die het over-lijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijdente wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige ofverdachte of niet vast te stellen oorzaak.

    Als de aanvraag het lijk van een in een gemeentevan het Vlaamse Gewest overleden persoon betreft,en de in het bovenstaande lid bedoelde geneesheerheeft bevestigd dat het om een natuurlijk overlijdengaat, dan moet bovendien het verslag worden bijge-voegd van een beëdigd geneesheer }1[uit de eigengemeente of een andere gemeente van het VlaamseGewest,]1 die door de ambtenaar van de burgerlijkestand }2[, of door diens gemachtigde beambten vanhet gemeentebestuur,]2 is aangesteld om de doods-oorzaken na te gaan. In dat verslag wordt vermeldof het overlijden te wijten is aan een natuurlijke ofgewelddadige of verdachte of niet vast te stellenoorzaak.

    Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten vande door de ambtenaar van de burgerlijke stand }3[,of door diens gemachtigde beambten van het ge-meentebestuur,]3 aangestelde geneesheer vallenten laste van het gemeentebestuur van de ge-meente van het Vlaamse Gewest waar de overle-dene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen-of wachtregister is ingeschreven.

    § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand moethet dossier aan de procureur des Konings van hetarrondissement zenden wanneer omstandighedenhet vermoeden van een gewelddadige of verdachteof niet vast te stellen oorzaak van overlijden wetti-gen of wanneer de geneesheer in een van de onder§ 1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnenbevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen vaneen gewelddadige of niet vast te stellen oorzaak vanoverlijden zijn.

    In dat geval kan toestemming tot crematie eerstworden verleend nadat de procureur des Koningsaan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeftlaten weten dat hij er zich niet tegen verzet.}1. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 4 Decr. Vl. Parl. 18 april 2008,B.S., 26 mei 2008}2. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 4, 1°, Decr. Vl. Parl. 10 februari2017, B.S., 6 maart 2017, inwerkingtreding: 1 april 2017 (art. 5)}3. – § 1, lid 3, gewijzigd bij art. 4, 2°, Decr. Vl. Parl. 10 februari2017, B.S., 6 maart 2017, inwerkingtreding: 1 april 2017 (art. 5)

  • III. GERECHTELIJK RECHT • A. Gerechtelijk Wetboek Wet 10 oktober 1967 — p. 288

    6 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    III. GERECHTELIJK RECHT

    A. Gerechtelijk Wetboek

    p. 288

    Wet 10 oktober 1967Onder art. 632 verwijzingen vervangen

    R – Zie art. 1 K.B. 25 maart 1999 tot uitvoering van artikel 7van de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrich-ting in fiscale zaken, B.S., 27 maart 1999:

    Art. 1. }3[De geschillen betreffende de toepassing vaneen belastingwet die tot de bevoegdheid van de recht-bank van eerste aanleg behoren, vallen alleen onder debevoegdheid van:

    – de afdeling Hasselt van de rechtbank van eerste aanlegLimburg, voor het volledige gerechtelijk arrondissementLimburg;

    – de rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant voorhet gerechtelijk arrondissement Waals-Brabant.

    – de afdeling Brugge van de rechtbank van eerste aanlegWest-Vlaanderen, voor het volledige gerechtelijk arron-dissement West-Vlaanderen;

    – }4[de afdeling Marche-en-Famenne]4 van de recht-bank van eerste aanleg Luxemburg, voor het volledigegerechtelijk arrondissement Luxemburg;

    – de afdeling Namen van de rechtbank van eerste aanlegNamen, voor het volledige gerechtelijk arrondissementNamen.]3

    }3. – Vervangen bij art. 2 K.B. 26 maart 2014, B.S., 31 maart2014, inwerkingtreding: 1 april 2014 (art. 4)}4. – Vierde streepje gewijzigd bij art. 1 K.B. 16 februari 2017,B.S., 20 februari 2017

    R – Zie art. 1 K.B. 6 maart 2002 tot uitvoering van de wet van23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscalezaken, B.S., 12 maart 2002:

    Art. 1. De geschillen betreffende de toepassing van eenbelastingwet die tot de bevoegdheid van de rechtbankvan eerste aanleg behoren, vallen alleen onder de be-voegdheid van de rechtbank van eerste aanleg te Leuvenvoor het gerechtelijk arrondissement van Leuven.

    p. 302

    Wet 10 oktober 1967Art. 1018 volledig vervangen

    Art. 1018. De kosten omvatten:

    1° }1[de diverse, griffie- en registratierechten, als-ook de zegelrechten die voor de afschaffing van hetWetboek der zegelrechten zijn betaald;]1

    2° de prijs en de emolumenten en lonen van de ge-rechtelijke akten;

    3° de prijs van de uitgifte van het vonnis;

    4° de uitgaven betreffende alle onderzoeksmaatre-gelen, onder meer het getuigen- en deskundigen-geld;

    5° de reis- en verblijfkosten van de magistraten, degriffiers en van de partijen, wanneer hun reis doorde rechter bevolen is, en de kosten van de akten,wanneer deze uitsluitend met het oog op het ge-ding opgemaakt zijn;

    6° }2[de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald inartikel 1022;]2

    }3[7° }4[het ereloon, de emolumenten en de kostenvan de bemiddelaar die aangewezen is overeen-komstig artikel 1734.]4]3

    }5[De bedragen die als basis dienen voor de bereke-ning van de in het eerste lid bedoelde kosten wor-den omgerekend in }5[Euro]5 de dag dat het vonnisof het arrest dat in de kosten verwijst, wordt uitge-sproken.]5 {13 {6 {13

    }1. – Lid 1, 1°, vervangen bij art. 67 wet 19 december 2006, B.S.,29 december 2006, inwerkingtreding: 1 januari 2007 (art. 73,zoals gewijzigd bij art. 95, lid 1, K.B. 21 december 2006, B.S.,29 december 2006)}2. – Lid 1, 6°, vervangen bij art. 5 wet 21 april 2007, B.S.,31 mei 2007, inwerkingtreding: 1 januari 2008 (art. 10, lid 1,K.B. 26 oktober 2007, B.S., 9 november 2007)}3. – Lid 1, 7°, ingevoegd bij art. 8 wet 19 februari 2001, B.S.,3 april 2001, inwerkingtreding, 1 oktober 2001 (art. 12)}4. – Lid 1, 7°, vervangen bij art. 7 wet 21 februari 2005, B.S.,22 maart 2005, inwerkingtreding: 30 september 2005 (art. 2, 1°,K.B. 22 september 2005, B.S., 28 september 2005, err., B.S.,30 september 2005)}5. – Lid 2 toegevoegd bij art. 2 wet 12 juli 1991, B.S.,9 augustus 1991; gewijzigd bij art. 3 K.B. 20 juli 2000, B.S.,30 augustus 2000, err., B.S., 8 maart 2001, inwerkingtreding:1 januari 2002 (art. 17), bekrachtigd met ingang van de dag vanzijn inwerkingtreding bij wet 20 juni 2002, B.S., 20 juli 2002F 6. – Op een door de Koning te bepalen datumluidt dit art. als volgt:

    Art. 1018. De kosten omvatten:1° }7[de diverse, griffie- en registratierechten, alsook dezegelrechten die voor de afschaffing van het Wetboekder zegelrechten zijn betaald;]7

    2° de prijs en de emolumenten en lonen van de gerech-telijke akten;3° de prijs van de uitgifte van het vonnis;4° de uitgaven betreffende alle onderzoeksmaatregelen,onder meer het getuigen- en deskundigengeld;5° de reis- en verblijfkosten van de magistraten, de grif-fiers en van de partijen, wanneer hun reis door de rech-ter bevolen is, en de kosten van de akten, wanneer dezeuitsluitend met het oog op het geding opgemaakt zijn;6° }8[de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald inartikel 1022;]8}9[7° }10[het ereloon, de emolumenten en de kosten vande bemiddelaar die aangewezen is overeenkomstigartikel 1734;]10]9}11[8° de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 2, van de wetvan 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotings-fonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.]11}12[De bedragen die als basis dienen voor de berekeningvan de in het eerste lid bedoelde kosten worden omgere-kend in }12[Euro]12 de dag dat het vonnis of het arrestdat in de kosten verwijst, wordt uitgesproken.]12

    }7. – Lid 1, 1°, vervangen bij art. 67 wet 19 december 2006, B.S.,29 december 2006, inwerkingtreding: 1 januari 2007 (art. 73,zoals gewijzigd bij art. 95, lid 1, K.B. 21 december 2006, B.S.,29 december 2006)}8. – Lid 1, 6°, vervangen bij art. 5 wet 21 april 2007, B.S.,31 mei 2007, inwerkingtreding: 1 januari 2008 (art. 10, lid 1,K.B. 26 oktober 2007, B.S., 9 november 2007)}9. – Lid 1, 7°, ingevoegd bij art. 8 wet 19 februari 2001, B.S.,3 april 2001, inwerkingtreding, 1 oktober 2001 (art. 12)}10. – Lid 1, 7°, vervangen bij art. 7 wet 21 februari 2005, B.S.,22 maart 2005, inwerkingtreding: 30 september 2005 (art. 2, 1°,K.B. 22 september 2005, B.S., 28 september 2005, err., B.S.,30 september 2005)}11. – Lid 1, 8°, ingevoegd bij art. 7 wet 19 maart 2017, B.S.,31 maart 2017, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen(art. 10)}12. – Lid 2 toegevoegd bij art. 2 wet 12 juli 1991, B.S.,9 augustus 1991; gewijzigd bij art. 3 K.B. 20 juli 2000, B.S.,30 augustus 2000, err., B.S., 8 maart 2001, inwerkingtreding:1 januari 2002 (art. 17), bekrachtigd met ingang van de dag vanzijn inwerkingtreding bij wet 20 juni 2002, B.S., 20 juli 2002J 13. – Artikel 68 van de arbeidsongevallenwet van 10 april1971 en artikel 1018 van het Gerechtelijk Wetboek schenden

    niet de artikelen 10, 11 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, aldan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het EuropeesVerdrag voor de rechten van de mens (Grondwettelijk Hofnr. 61/2016, 28 april 2016, B.S., 1 juli 2016).

    p. 353

    Wet 10 oktober 1967Art. 1472 volledig vervangen

    Art. 1472. Het exploot wordt binnen tien dageningeschreven in het scheepsregister dat op het}1[Belgisch Scheepsregister]1 wordt gehouden.

    De inschrijving geschiedt onder overlegging vanhet beslagexploot en van een gewaarmerkt afschriftaan }2[het Belgisch Scheepsregister]2.

    Is het in beslag genomen vaartuig niet te boek ge-steld, dan bepaalt }3[het Belgisch Scheepsregister]3zich ertoe van de overlegging der bedoelde beschei-den aantekening te doen in het register der neerge-legde stukken, met dien verstande dat }4[het Bel-gisch Scheepsregister]4 de inschrijving doet indiende teboekstelling later gevorderd wordt.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 13, 1°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 14 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 14 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}4. – Lid 3 gewijzigd bij art. 13, 2°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 354

    Wet 10 oktober 1967Art. 1474 volledig vervangen

    Art. 1474. Buiten het geval van schorsing, voor-zien in artikel 1493, geldt het beslag gedurende driejaren, te rekenen van de datum van inschrijving.

    Bij het verstrijken van deze termijn houdt het beslagvan rechtswege op gevolg te hebben en er wordtgeen melding meer van gemaakt in de getuigschrif-ten die }1[het Belgisch Scheepsregister]1afgeeft,tenzij de inschrijving is vernieuwd overeenkomstigde artikelen 1475 en 1493.}1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 354

    Wet 10 oktober 1967Art. 1477 volledig vervangen

    Art. 1477. De beschikking wordt aan de schulde-naar betekend. Zij wordt als niet bestaande be-schouwd, indien de vernieuwing van de inschrij-ving niet gedaan is vóór het verstrijken van de gel-digheidsduur van het bestaande beslag.

  • III. GERECHTELIJK RECHT • A. Gerechtelijk WetboekWet 10 oktober 1967 — p. 364

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 7

    De vernieuwing heeft plaats onder overlegging aan}1[het Belgisch Scheepsregister]1 van twee exem-plaren van het verzoekschrift met nauwkeurigeaanduiding van de te vernieuwen inschrijving,samen met de uitgifte van de beschikking en vanhet exploot van betekening.

    }1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 14 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 354

    Wet 10 oktober 1967Art. 1493 volledig vervangen

    Art. 1493. De vordering over de zaak zelf schorstde in de artikelen 1425, 1458 en 1459 gestelde ter-mijnen tot de dag waarop de eindbeslissing van derechter niet meer vatbaar is voor gewone rechts-middelen.

    Inzake bewarend beslag op onroerend goed en be-warend beslag op zeeschepen en binnenschepenheeft deze schorsing slechts plaats wanneer de vor-dering over de zaak zelf, voor het verstrijken van degeldigheidstermijn van het beslag, ingeschreven isop de kant van de overschrijving of van de inschrij-ving van het beslagexploot. Deze schorsing looptten einde bij het verstrijken van een termijn van driejaren te rekenen van de inschrijving van de vorde-ring, tenzij, vóór het verstrijken van die termijn, de

    inschrijving vernieuwd is voor een nieuwe termijnvan drie jaar.

    De vernieuwing geschiedt op voorlegging, aan dehypotheekbewaarder }1[of het Belgisch Scheepsre-gister]1, van een verzoekschrift in twee exemplaren,houdende nauwkeurige aanduiding van de te ver-nieuwen inschrijving en van de oorzaak van deschorsing van de geldigheidsduur van het beslag,onverminderd de toepassing van artikel 90, tweedelid, van de wet van 16 december 1851, zo daartoegrond bestaat.

    Elke eindbeslissing die niet meer vatbaar is voor degewone rechtsmiddelen en gewezen is op de vorde-ring over de zaak zelf, wordt op verzoek van demeest gerede partij ingeschreven na de inschrijvingvan de vordering.}1. – Lid 3 gewijzigd bij art. 16 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 357

    Wet 10 oktober 1967Art. 1552 volledig vervangen

    Art. 1552. Tenzij het beslag volgt op een behoor-lijk ingeschreven bewarend beslag, wordt het ex-ploot van beslaglegging overeenkomstig deartikelen 1472, 1473, en 1474 ingeschreven in hetscheepsregister dat op }1[het Belgisch Scheepsregis-ter]1 wordt gehouden.

    Voor de inschrijvingen en haar gevolgen gelden deartikelen 1478 tot 1480.

    Is het schip echter niet in België te boek gesteld, danwordt het exploot aangezegd aan de }2[het BelgischScheepsregister]2.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 17, 1°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 3 gewijzigd bij art. 17, 2°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 364

    Wet 10 oktober 1967Art. 1659 volledig vervangen

    Art. 1659. Binnen de in artikel 1658 bepaaldetermijn overhandigt de openbare of ministeriëleambtenaar een uittreksel uit de akte van toewijzingaan }1[het Belgisch Scheepsregister]1.

    Het uittreksel wordt ingeschreven in het scheepsre-gister.

    Is het in beslag genomen schip niet te boek gesteld,dan doet }2[het Belgisch Scheepsregister]2 aanteke-ning van de overhandiging van het uittreksel in hetregister der neergelegde stukken.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 18 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 3 gewijzigd bij art. 14 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

  • IV. HANDELSRECHT / VENNOOTSCHAPPEN / VZW • A. Wetboek van koophandel Wetboek 15 september 1807, boek II — p. 381

    8 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    IV. HANDELSRECHT / VENNOOTSCHAPPEN / VZW

    A. Wetboek van koophandel

    p. 381

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 12 – 17 volledig vervangen

    Art. 12. Voor de inschrijving }1[in het register derzeeschepen]1 ingevolge artikel 8 wordt aan }2[hetBelgisch Scheepsregister]2 de aan de regel van deopenbaarheid onderworpen akte zelf overgelegd in-dien het een onderhandse akte is, of een expeditieindien het een authentieke akte is.

    Van een onderhandse akte worden twee originelenovergelegd }3[...]3. Van een authentieke akte wor-den een expeditie en een gewaarmerkt afschrift}3[...]3 overgelegd.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 19 wet 21 december 1990, B.S.,29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B.4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}3. – Lid 2 impliciet gewijzigd bij art. 81 W. Zeg. en bij art. 2-3, § 2, 1°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. 13. }1[Het Belgisch Scheepsregister]1 ver-meldt }2[...]2:

    1° de datum van de akte;

    2° de aard van de akte en, indien het een authen-tieke akte is, de vermelding van welke openbareambtenaar of rechtbank zij uitgaat;

    3° de naam, de voornamen, het beroep en de woon-plaats van de partijen;

    4° de aard en hoofdbestanddelen van de overeen-komst.}1. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016,B.S., 1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 20 wet 21 december 1990,B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)

    Art. 14. Na de inschrijving geeft }1[het BelgischScheepsregister]1 aan de aanvrager de expeditievan de authentieke akte of een van de originelenvan de onderhandse akte terug. Onderaan op hetstuk bevestigt hij de inschrijving te hebben verrichten vermeldt datum en nummer ervan.

    Het gewaarmerkte afschrift van de authentieke akteof één origineel }2[...]2 van de onderhandse akteblijft ten kantore berusten.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 2-3, § 2, 2°, wet 21 oktober 1997,B.S., 27 november 1997

    Art. 15. Wordt de in te schrijven akte door de kapi-tein tijdens de reis opgemaakt, dan kan de formali-teit worden vervuld op vertoon van een telegramdat de in artikel 13 bedoelde gegevens bevat.

    Deze formaliteit heeft alle wettelijke gevolgen, mitsde akte aan }1[het Belgisch Scheepsregister]1 ter in-schrijving wordt aangeboden binnen drie maandenna de inschrijving van het telegram.}1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    Art. 16. Voor de inschrijving }1[...]1 ingevolgeartikel 9 worden aan }2[het Belgisch Scheepsregis-ter]2 overgelegd:

    1° indien het een eis in rechte betreft, twee uittrek-sels bevattende de naam, de voornamen, het beroepen de woonplaats van de partijen, de vermeldingvan de rechten waarvan de vaststelling, ontbinding,herroeping of vernietiging wordt gevorderd, en vande rechtbank die van de eis kennis moet nemen;

    2° indien het een vonnis betreft, twee uittrekselsdoor de griffier afgegeven en bevattende de naam,de voornamen, het beroep en de woonplaats van departijen, het beschikkende gedeelte van de beslis-sing, alsook de vermelding van de rechtbank of hethof waardoor de beslissing is gewezen.}3[Het Belgisch Scheepsregister]3 geeft aan de ver-zoeker een van de uittreksels terug, waarop hij deverklaring aanbrengt dat de inschrijving gedaan is.}4[Is het zeeschip waarop de eis tot ontbinding, totherroeping of tot vernietiging betrekking heeft nietin België geregistreerd, dan beperkt }5[het BelgischScheepsregister]5 zich tot de vaststelling in het re-gister van de overleggingen, van de overlegging vande vermelde uittreksels. Hij gaat tot de inschrijvingover als achteraf de registratie van het zeeschipwordt gevraagd.]4

    }1. – Lid 1, inleidende zin, gewijzigd bij art. 21, a) , wet21 december 1990, B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding:11 mei 1996 (art. 63 K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)}2. – Lid 1, inleidende zin, gewijzigd bij art. 5 wet 25 december2016, B.S., 1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017(art. 27)}3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}4. – Lid 3 vervangen bij art. 21, b), wet 21 december 1990, B.S.,29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B.4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)}5. – Lid 3 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    Art. 17. Indien op dezelfde dag verscheidene aande regel van de openbaarheid onderworpen titelsop }1[het Belgisch Scheepsregister]1 zijn aangebo-den, wordt de voorrang bepaald naar het volgnum-mer waaronder }2[het Belgisch Scheepsregister]2 deoverhandiging heeft vermeld in het register derneergelegde titels.}1. – Gewijzigd bij art. 6 wet 25 december 2016, B.S., 1 februari2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S., 1 februari2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 382

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 30 volledig vervangen

    Art. 30. De titel van hypotheekvestiging bevatkeuze van woonplaats door de schuldeiser }1[tenzetel van het Belgisch Scheepsregister]1.

    Deze vermeldt in }2[het register der zeeschepen]2,benevens het in artikel 13 voorgeschrevene:

    1° de voet en de vervaldag van de rente, alsook determijn van terugbetaling van de hoofdsom;

    2° in voorkomend geval het beding van dadelijkeuitwinning;

    3° de keuze van woonplaats.

    Bij gebreke van keuze van woonplaats mogen allebetekeningen en kennisgevingen betreffende de in-schrijving aan de procureur des Konings van het ar-rondissement gedaan worden.

    Het is aan degene in wiens voordeel een inschrij-ving bestaat, of aan zijn vertegenwoordigers, geoor-loofd de gekozen woonplaats te veranderen, met in-achtneming van de formaliteiten voorgeschreven inartikel 88 van de wet van 16 december 1851.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 7 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 2, inleidende zin, gewijzigd bij art. 22 wet 21 december1990, B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996(art. 63 K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)

    p. 382

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 32 – 33 volledig vervangen

    Art. 32. De inschrijving houdt de hypotheek instand gedurende vijftien jaren te rekenen van dedag der inschrijving. Zij houdt op van kracht te zijnindien de inschrijving niet is vernieuwd voor hetverstrijken van de termijn.

    De inschrijving wordt vernieuwd op een bij }1[hetBelgisch Scheepsregister]1 in tweevoud ingediendverzoekschrift waarin de te vernieuwen inschrijvingnauwkeurig wordt aangewezen; anders geldt zijenkel als eerste inschrijving.}1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    Art. 33. Wanneer een hypotheekrecht wordt over-gedragen bij een onderhandse akte, moet de titelvan hypotheekvestiging, voorzien van de vermel-ding der inschrijving, worden vertoond aan }1[hetBelgisch Scheepsregister]1. Deze maakt daarop mel-ding van de overdracht.

    Hetzelfde geldt voor overdracht bij een authentiekeakte, verleden krachtens een onderhandse lastge-ving of in het buitenland opgemaakt in de vorm bijde buitenlandse wet voorgeschreven.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 382

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 35 volledig vervangen

    Art. 35. }1[De inschrijvingen worden doorgehaaldof verminderd, hetzij met toestemming van de be-langhebbende partijen, daartoe bevoegd, hetzijkrachtens een vonnis in laatste aanleg gewezen ofin kracht van gewijsde gegaan, of uitvoerbaar ver-klaard niettegenstaande verzet of hoger beroep.]1

  • IV. HANDELSRECHT / VENNOOTSCHAPPEN / VZW • A. Wetboek van koophandelWetboek 15 september 1807, boek II — p. 383–384

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 9

    De doorhaling of de vermindering wordt door}2[het Belgisch Scheepsregister]2 gedaan tegenoverlegging hetzij van een expeditie der authen-tieke akte van toestemming, hetzij van de akte inbrevet en van een gewaarmerkt afschrift }3[...]3, het-zij van de onderhandse akte, hetzij van een expedi-tie van het vonnis.

    Een woordelijk uittreksel uit de authentieke akte isvoldoende, wanneer daarin wordt verklaard doorde notaris die het heeft afgegeven dat de akte nochvoorwaarde noch voorbehoud bevat.

    Is het een onderhandse akte, dan worden daarvantwee originelen opgemaakt }4[...]4 en de gehele ofgedeeltelijke doorhaling wordt alleen gedaan opvertoon van de titel van hypotheekvestiging, voor-zien van de vermelding der inschrijving. }5[Het Bel-gisch Scheepsregister]5 maakt er melding op van degehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrij-ving.

    De titel van vestiging moet eveneens worden ver-toond wanneer het een authentieke akte betreft,verleden krachtens een onderhandse lastgeving ofin het buitenland opgemaakt in de vorm bij debuitenlandse wet voorgeschreven.}1. – Lid 1 vervangen bij art. 8 wet 10 oktober 1913, B.S.,21 december 1913}2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}3. – Lid 2 impliciet gewijzigd bij art. 81 W. Zeg. en bij art. 2-3, § 2, 3°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997}4. – Lid 4 impliciet gewijzigd bij art. 81 W. Zeg. en bij art. 2-3, § 2, 3°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997}5. – Lid 4 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 383

    Wetboek 15 september 1807, boek IIHfdst. IV (opschrift) en art. 43 volledig

    vervangen

    HOOFDSTUK IV}1[OPENBAARHEID VAN DE

    HYPOTHECAIRE BESCHEIDEN EN VERANTWOORDELIJKHEID VAN HET

    BELGISCH SCHEEPSREGISTER]1

    }1. Opschrift vervangen bij art. 8 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    Art. 43. }1[}2[Het Belgisch Scheepsregister]2houdt een register der overleggingen waarin, naarvolgorde van de aanbiedingen blijkende uit eendoorlopende nummering, worden vastgesteld:

    a) de overleggingen van stukken aangeboden terregistratie of wijziging van de registratie van zee-schepen;

    b) de overleggingen ter inschrijving van akten, von-nissen en rechtsvorderingen bedoeld in deartikelen 8 en 9 van deze wet.

    Elk blad van het register der overleggingen wordtgenummerd en gekorttekend door }3[een ambte-naar van het Belgisch Scheepsregister]3.

    Het register wordt iedere dag door }4[het BelgischScheepsregister]4 afgesloten.

    Na het volledig gebruik van het register wordt erzonder verplaatsing een duplicaat van gemaaktdoor }5[een ambtenaar van het Belgisch Scheepsre-gister]5. De }5[Minister bevoegd voor maritieme

    mobiliteit]5 bepaalt op welke wijze dit duplicaatwordt gemaakt. Hij bepaalt bij welke rechtbank hetmoet worden neergelegd en de modaliteiten vandeze neerlegging.]1

    }1. – Na wijziging, vervangen bij art. 23 wet 21 december 1990,B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)}2. – Lid 1, inleidende zin, gewijzigd bij art. 4 wet 25 december2016, B.S., 1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017(art. 27)}3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 9, 1°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}4. – Lid 3 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}5. – Lid 4 gewijzigd bij art. 9, 2°, wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    p. 383

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 45 volledig vervangen

    Art. 45. }1[Het Belgisch Scheepsregister]1 ver-strekt aan ieder die erom verzoekt, een afschrift ofeen uittreksel uit het register }2[der zeeschepen]2 enuit zijn archief van neergelegde stukken en in voor-komend geval een getuigschrift van ontstentenis.

    De artikelen 126, 128, 129 en 130 van de wet van16 december 1851 zijn mede van toepassing.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 25 wet 21 december 1990, B.S.,29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B.4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)

    p. 383–384

    Wetboek 15 september 1807, boek IIArt. 272bis volledig vervangen

    }1[Art. 272bis. }1[§ 1. Elk binnenschip reeds ge-bouwd of in aanbouw kan op aanvraag van de be-langhebbenden, worden te boek gesteld onder eenspeciaal nummer.

    Teboekstelling geschiedt op aangifte door de be-langhebbenden op het }2[Belgisch Scheepsregis-ter]2.

    Binnenschepen worden hierna «schip» genoemd.

    § 2. Met het oog op de teboekstelling van het schip,moeten de eigenaars bij }3[het Belgisch Scheepsre-gister]3 een aangifte indienen met opgave van:

    1° naam en kenmerken van het schip, aard en ver-mogen van de voortstuwingsmachine, de thuisha-ven die de aangevers het hebben toegewezen en, invoorkomend geval, het volgnummer van het schip,voorafgegaan door de beginletters van zijn thuisha-ven;

    2° jaar en plaats van de bouw, naam en woonplaatsvan de bouwer;

    3° verkeer en verrichtingen waarvoor het schip ge-woonlijk en hoofdzakelijk gebezigd wordt of zalworden;

    4° de huidige eigenaar van het schip, te weten:

    a) als het een natuurlijke persoon betreft, zijnnaam, voornamen, beroep, nationaliteit, zijn woon-plaats en in voorkomend geval, zijn gekozen woon-plaats;

    b) als het een handelsvennootschap betreft, haarhandelsnaam of benaming, haar maatschappelijke

    zetel en de plaats van haar hoofdinrichting, plaatsen datum van haar oprichting, naam, voornamen,nationaliteit en woonplaats van de hoofdelijk aan-sprakelijke vennoten, van de beheerders of van dezaakvoerders.

    § 3. Indien verscheidene natuurlijke personen ofrechtspersonen op het schip rechten van eigendomof vruchtgebruik hebben, vermeldt de aangifte aarden hoegrootheid van die rechten en geeft zij voorieder van die personen de in § 2 genoemde gege-vens op.

    § 4. Bij de aangifte moeten de volgende stukkenworden gevoegd:

    1° het nationaliteitsbewijs van ieder van de perso-nen en de statuten van ieder van de handelsven-nootschappen die eigenaar of mede-eigenaar zijn;

    2° de akte van vestiging, overdracht of aanwijzingvan de rechten van eigendom of vruchtgebruik, alshet een onderhandse, of een uitgifte als het een au-thentieke akte is. Een dubbel van de onderhandse ofeen voor eensluidend verklaard afschrift van de au-thentieke akte moet worden bijgevoegd en blijft tenkantore van de hypotheekbewaarder berusten;

    3° de meetbrief, met een duplicaat dat ten kantoreblijft berusten;

    4° in voorkomend geval, een verklaring van de be-voegde overheid van de Staat waar het schip laatstwas teboekgesteld of geregistreerd, betreffende dehypothecaire toestand van het schip, met aandui-ding van de laatst ingeschreven eigenaar.

    § 5. Een schip dat in België in aanbouw is, wordt teboek gesteld op aangifte van de bouwer of doorhem voor wiens rekening het wordt gebouwd, alsdeze zijn eigendomsrecht bewijst.

    De aangifte bevat de in § 2 genoemde gegevensvoor zover die kunnen worden verstrekt. Bij de aan-gifte worden de in § 4, 1° en 2°, genoemde stukkengevoegd. Binnen dertig dagen nadat het schip vol-tooid is, worden die gegevens door de belangheb-benden aangevuld en wordt de meetbrief voorge-legd, samen met een duplicaat dat ten kantore blijftberusten.

    § 6. Van elk feit dat aanleiding geeft tot wijzigingvan de gegevens die luidens dit artikel moeten voor-komen in de aangifte en in de met het oog op te-boekstelling over te leggen stukken, moet binnendertig dagen nadat het zich heeft voorgedaan, doorde aangevers aan }4[het Belgisch Scheepsregister]4kennis worden gegeven opdat het in het registervan teboekstelling wordt geboekt. Bij overlijden vande aangever of aangevers rust de voormelde ver-plichting op de erfgenamen of legatarissen, even-wel met dien verstande dat de termijn van dertigdagen ingaat op het tijdstip waarop dezen kenniskrijgen van het feit dat aanleiding geeft tot wijzi-ging van de in dit artikel bedoelde gegevens.

    De kennisgeving moet vergezeld zijn van een intweevoud opgemaakt stuk waaruit dat feit blijkt. Isdit stuk echter een authentieke akte, dan moet daar-van een uitgifte samen met een eensluidend ver-klaard afschrift worden overgelegd. Het dubbel vandat stuk of het eensluidend verklaard afschrift vande authentieke akte blijft ten kantore van de hypo-theekbewaarder berusten.

    Elke kennisgeving van een wijziging in de tonnen-maat, in de afmetingen van het schip, in de aard enhet vermogen van de voortstuwingsmachine, moetvergezeld gaan van de meetbrief waarop die wijzi-ging is aangetekend, en van een duplicaat van datdocument, dat ten kantore blijft berusten.

  • IV. HANDELSRECHT / VENNOOTSCHAPPEN / VZW • A. Wetboek van koophandel Wetboek 15 september 1807, boek II — p. 383–384

    10 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    § 7. Wanneer het schip te boek gesteld is op overleg-ging van een meetbrief opgemaakt volgens buiten-landse metingsregelen, wordt de meetbrief, opge-maakt volgens de in België geldende voorschriften,samen met een duplicaat van dat document, dat tenkantore blijft berusten, aan de bewaarder voorge-legd binnen het jaar na de teboekstelling.

    Wijzigingen die uit de nieuwe meting voortvloeien,worden in het register van teboekstelling opgete-kend.

    § 8. }5[Het Belgisch Scheepsregister]5 tekent hetnummer waaronder het schip is te boek gesteld ende datum van de teboekstelling aan op de meetbriefdie tot staving van de aangifte wordt voorgelegd.

    § 9. De teboekstelling kan door }6[het BelgischScheepsregister]6 worden doorgehaald, hetzij van

    ambtswege, hetzij op verzoek van belanghebben-den.

    Ondanks de doorhaling blijven de inschrijvingenbetreffende de zakelijke rechten waarmede hetschip is bezwaard bestaan en kunnen zij naderhandworden doorgehaald, verminderd of hernieuwd.

    Geen teboekstelling mag worden doorgehaald dandertig dagen na de datum waarop alle bij de hypo-theekbewaring ingeschreven schuldeisers en allederden, die er een exploot van beslag lieten inschrij-ven, door }7[het Belgisch Scheepsregister]7 op dehoogte zijn gebracht. Die kennisgeving geschiedtbij een ter post aangetekende brief die aan de geko-zen woonplaats van de ingeschrevene mag wordengezonden.}8[Het Belgisch Scheepsregister]8r vermeldt dedoorhaling op de meetbrief.]1]1

    }1. – Ingevoegd bij art. 12 wet 2 april 1965, B.S., 6 mei 1965;vervangen bij art. 27 wet 21 december 1990, B.S., 29 december1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B. 4 april 1996,B.S., 11 mei 1996)

    }2. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 10, 1°, wet 25 december 2016,B.S., 1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    }3. – § 2, inleidende zin, gewijzigd bij art. 3 wet 25 december2016, B.S., 1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017(art. 27)

    }4. – § 6, lid 1, gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    }5. – § 8 gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    }6. – § 9, lid 1, gewijzigd bij art. 3 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    }7. – § 9, lid 3, gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

    }8. – § 9, lid 4, gewijzigd bij art. 4 wet 25 december 2016, B.S.,1 februari 2017, inwerkingtreding: 1 februari 2017 (art. 27)

  • V. FISCAAL RECHT • A. InkomstenbelastingenK.B. 10 april 1992 — p. 620–621

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 11

    V. FISCAAL RECHT

    A. Inkomstenbelastingen

    p. 602

    K.B. 10 april 1992Art. 46 volledig vervangen

    Art. 46. § 1. }1[Stopzettingsmeerwaarden als om-schreven in artikel 28, eerste lid, 1°, }2[hierin begre-pen de meerwaarden die zijn verkregen of vastge-steld uit hoofde of naar aanleiding van de volledigeen definitieve stopzetting van één of meer bedrijfs-afdelingen of takken van werkzaamheid,]2 wordenvolledig maar tijdelijk vrijgesteld:

    1° wanneer ofwel de onderneming, ofwel de be-roepswerkzaamheid, ofwel één of meer bedrijfsaf-delingen of takken van werkzaamheid wordenvoortgezet door de echtgenoot of door één of meererfgenamen of erfgerechtigden in de rechte lijn vande persoon die de onderneming, de beroepswerk-zaamheid, de bedrijfsafdeling of de tak van werk-zaamheid heeft gestaakt;

    2° wanneer zij zijn verkregen of vastgesteld, ter ge-legenheid van de inbreng van één of meer bedrijfs-afdelingen of takken van werkzaamheid of van dealgemeenheid van goederen in een vennootschap,tegen verkrijging van aandelen die het maatschap-pelijk kapitaal van die vennootschap vertegenwoor-digen;

    3° wanneer zij zijn verkregen of vastgesteld naaraanleiding van een inbreng in een landbouwven-nootschap die geacht wordt geen rechtspersoonlijk-heid te bezitten voor het belastbare tijdperk waarinde inbreng heeft plaatsgehad.}3[Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing wanneerde verkrijger van de inbreng een door de }3[Com-missie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewe-zen]3 erkende }4[beleggingsvennootschap is metvast kapitaal voor belegging in vastgoed of in nietgenoteerde aandelen of een gereglementeerde vast-goedvennootschap]4.]3

    }5[Het eerste lid, 2°, is slechts van toepassing voorzover:

    1° de vennootschap die de inbreng ontvangt eenbinnenlandse vennootschap of een intra-Europesevennootschap is;

    2° de verrichting wordt verwezenlijkt overeenkom-stig de bepalingen van het Wetboek van vennoot-schappen terzake en, desgevallend, conform ven-nootschapsrechtelijke bepalingen van gelijke aardvan een andere Lid-Staat van de Europese Unie dievan toepassing zijn op de inbrengende of verkrij-gende intra-Europese vennootschap;

    3° de verrichting beantwoordt aan het bepaalde inartikel 183bis.]5

    }6[Wanneer de verkrijger van de inbreng een intra-Europese vennootschap is, geldt de in het eerste lidbedoelde vrijstelling slechts voor de ingebrachtegoederen die ten gevolge van de inbreng aange-wend en behouden worden binnen een inartikel 229, § 1, bedoelde Belgische inrichting waar-over de inbrengverkrijgende vennootschap in Bel-gië, al dan niet ten gevolge van deze inbreng, be-schikt, en die bijdragen tot de totstandkoming van

    de resultaten van deze inrichting die in toepassingvan artikel 233 in aanmerking worden genomenvoor de belastinggrondslag.]6

    De toepassing van het eerste lid, 1° en 3°, laat even-wel onverlet de eventuele belastingheffing van deverwezenlijkte meerwaarden op ongebouwde on-roerende goederen van land- of tuinbouwonderne-mingen }7[ingevolge artikel 90, eerste lid, 8°.]7

    Financiële vaste activa en andere effecten in porte-feuille zijn geen bedrijfsafdeling of tak van werk-zaamheid, zij worden slechts beschouwd als tot eenbedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid te be-horen indien zij normaal in de onderneming vandie bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid zijnopgenomen zonder het hoofdbestanddeel daarvante vormen.]1

    }8[...]8

    § 2. De ten name van de nieuwe belastingplichtigein aanmerking te nemen afschrijvingen, }9[aftrek-ken voor octrooi-inkomsten, aftrekken voor innova-tie-inkomsten,]9 investeringsaftrekken, }10[belas-tingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling,]10minderwaarden of meerwaarden op de door devroegere belastingplichtige afgestane activa wor-den bepaald alsof deze laatste niet van eigenaarwaren veranderd, behoudens in de gevallen waarintoepassing is gemaakt }11[van artikel 90, eerste lid,8°.]11

    Het bepaalde }12[in de artikelen 44, 44bis, 44ter, 45,47, 48 en 361 tot 363]12 blijft van toepassing op debij de vroegere belastingplichtige bestaande meer-waarden, waardeverminderingen, voorzieningen,onderwaarderingen, overwaarderingen, subsidiesen vorderingen in zover die bestanddelen wordenteruggevonden bij de nieuwe belastingplichtige.

    In de gevallen }13[vermeld in de artikelen 44bis,44ter en 47]13, kan de voortzetting of inbreng vanwerkzaamheid niet tot gevolg hebben dat de oor-spronkelijke herbeleggingstermijn wordt verlengd.

    Voor de toepassing van deze paragraaf op de in § 1,eerste lid, 3°, vermelde landbouwvennootschappenomvat de uitdrukking «de nieuwe belastingplich-tige» alle vennoten van zulke vennootschappen,met inbegrip van de tot de vennootschap toegela-ten rechtverkrijgenden van overleden vennoten.

    § 3. Niettegenstaande de uit § 2 voortvloeiendeoverdracht van belastingheffing wordt ter bepalingvan de meerwaarden of minderwaarden op aande-len die ter vergoeding van een in § 1, eerste lid, 2° en3°, bepaalde inbreng zijn verkregen, aan de aande-len een waarde toegekend gelijk aan de waarde diede ingebrachte activa, uit fiscaal oogpunt, bij devroegere belastingplichtige hadden.

    Ingeval de aandelen worden vervreemd, worden zebij het bepalen van de krachtens artikel 44, § 1, 2°,eventueel vrijgestelde meerwaarde geacht voor hetuitoefenen van de beroepswerkzaamheid te zijn ge-bruikt vanaf de datum waarop de ingebrachte ac-tiva daartoe werden gebruikt en wordt de gemid-delde gerevaloriseerde waarde van elk aandeel be-paald naar rata van de totale gerevaloriseerdewaarde van die activa.

    }1. – § 1 vervangen bij art. 7 wet 28 juli 1992, B.S., 31 juli 1992,van toepassing op de inbrengen van één of meer bedrijfsafdelin-gen of takken van werkzaamheid of van de algemeenheid vangoederen gedaan met ingang van 27 maart 1992; § 1, lid 3, 2°treedt in werking op op 1 januari 1993 (art. 2 K.B. 9 november1992, B.S., 25 november 1992)}2. – § 1, inleidende zin, gewijzigd bij art . 5, a) , wet11 december 2008, B.S., 12 januari 2009, van toepassing voorverrichtingen of overbrengingen die plaatsvinden vanaf12 januari 2009 (art. 35, lid 1)}3. – § 1, lid 2, ingevoegd bij art. 99 wet 21 december 1994, B.S.,23 december 1994, err ., B.S. , 30 juni 1995, err . , B.S. ,26 september 1995; vervangen bij art. 2 wet 16 april 1997, B.S.,23 mei 1997; gewijzigd bij art. 375 Programmawet 27 december2004, B.S., 31 december 2004, err., B.S., 18 januari 2005}4. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 7 Programmawet (II)3 augustus 2016, B.S., 16 augustus 2016, inwerkingtreding:vanaf aj. 2016 op de verrichtingen en toegekende of betaalbaargestelde inkomsten vanaf 1 juli 2016 (art. 24, lid 1)}5. – § 1, lid 3, vervangen bij art. 5, b), wet 11 december 2008,B.S., 12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of over-brengingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35,lid 1)}6. – § 1, lid 4, vervangen bij art. 5, c), wet 11 december 2008,B.S., 12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of over-brengingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35,lid 1)}7. – § 1, lid 5, gewijzigd bij art. 44, 1°, wet 26 december 2015,B.S., 30 december 2015, err., B.S., 25 januari 2016, van toepas-sing op de meerwaarden gerealiseerd hetzij op beursgenoteerdeaandelen, opties, warrants of andere financiële instrumentenverworven vanaf 1 januari 2016 onder bezwarende titel, of, ingeval van ongedekte verkoop, verkocht vanaf 1 januari 2016(art. 85)}8. – § 1, lid 7, ingevoegd bij art. 2 wet 30 januari 1996, B.S.,30 maart 1996, van toepassing op de inbrengverrichtingenvanaf 30 maart 1996 (art. 11, lid 3); opgeheven bij art. 7 wet22 december 1998, B.S., 15 januari 1999}9. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 2 wet 9 februari 2017, B.S.,20 februari 2017, inwerkingtreding: 1 juli 2016 (art. 16)}10. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 5, d), wet 11 december 2008,B.S., 12 januari 2009, van toepassing vanaf aj. 2007 (art. 35,lid 2)}11. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 44, 2°, wet 26 december 2015,B.S., 30 december 2015, err., B.S., 25 januari 2016, van toepas-sing op de meerwaarden gerealiseerd hetzij op beursgenoteerdeaandelen, opties, warrants of andere financiële instrumentenverworven vanaf 1 januari 2016 onder bezwarende titel, of, ingeval van ongedekte verkoop, verkocht vanaf 1 januari 2016(art. 85)}12. – § 2, lid 2, laatst gewijzigd bij art. 109, 1°, wet (IV) 25 april2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassingop de meerwaarden die zijn verwezenlijkt vanaf 1 januari 2007en voor zover de datum van de verwezenlijking ten vroegste be-hoort tot het belastbare tijdperk dat aan aanslagjaar 2008 ver-bonden is (art. 2 K.B. 11 mei 2007, B.S., 24 mei 2007) }13. – § 2, lid 3, laatst gewijzigd bij art. 109, 2°, wet (IV) 25 april2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassingop de meerwaarden die zijn verwezenlijkt vanaf 1 januari 2007en voor zover de datum van de verwezenlijking ten vroegste be-hoort tot het belastbare tijdperk dat aan aanslagjaar 2008 ver-bonden is (art. 2 K.B. 11 mei 2007, B.S., 24 mei 2007)

    p. 620–621

    K.B. 10 april 1992Art. 212 volledig vervangen

    Art. 212. }1[In gevallen als vermeld in artikel 211worden de afschrijvingen, investeringsaftrekken,}2[belastingkredieten voor onderzoek en ontwikke-ling, }3[aftrekken voor octrooi-inkomsten, aftrekkenvoor innovatie-inkomsten,]3 aftrekken voor risico-kapitaal, ]2}4[kapitaalsubsidies,]4 minderwaarden

  • V. FISCAAL RECHT • A. Inkomstenbelastingen K.B. 10 april 1992 — p. 623–624

    12 Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier

    of meerwaarden die bij de overnemende, verkrij-gende vennootschappen met betrekking tot de bijhen ingebrachte bestanddelen in aanmerking wor-den genomen en het gestorte kapitaal bepaald alsofde fusie of de splitsing niet had plaatsgevonden.

    In dezelfde gevallen blijven de bepalingen van ditWetboek op de wijze en onder de voorwaarden alsdaarin zijn gesteld, van toepassing op de waarde-verminderingen, voorzieningen, onder- en over-waarderingen, }5[kapitaalsubsidies]5, vorderingen,meerwaarden en reserves die bij de overgenomenof gesplitste vennootschappen bestonden, in zoverdie bestanddelen worden teruggevonden in de ac-tiva van de overnemende of verkrijgende vennoot-schappen; de fusie of splitsing mag niet tot gevolghebben dat de oorspronkelijke termijn voor herbe-legging van de aan die voorwaarden onderworpenmeerwaarden wordt verlengd.]1

    }6[Voor de toepassing van dit Wetboek worden dein artikel 211, § 1, eerste lid, 1°, bedoelde meer-waarden die naar aanleiding van die verrichtingworden verwezenlijkt of vastgesteld, geacht niet tezijn verwezenlijkt.]6 }7[Voor zover deze meerwaar-den worden uitgedrukt, worden deze gelijkgesteldmet de in artikel 44, § 1, 1°, bedoelde uitgedrukte,niet verwezenlijkte meerwaarden.]7

    }1. – Vervangen bij art. 4 wet 6 augustus 1993, B.S., 31 augustus1993, van toepassing op de verrichtingen die plaatsvinden vanafde datum van inwerkingtreding van de wet van 29 juni 1993 totwijziging, wat de fusies en splitsingen van vennootschappen be-treft, van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördi-neerd op 30 november 1935 (nl. 1 oktober 1993)}2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 21, 1°, wet 11 december 2008, B.S.,12 januari 2009, van toepassing vanaf aj. 2007 (art. 35, lid 2)}3. – Lid 1 gewijzigd bij art. 10 wet 9 februari 2017, B.S.,20 februari 2017, inwerkingtreding: 1 juli 2016 (art. 16)}4. – Lid 1 gewijzigd bij art. 29, 1°, wet 22 december 1998, B.S.,15 januari 1999, van toepassing op de verrichtingen van fusie ofsplitsing die vanaf 15 januari 1999 plaatsvonden (art. 80, § 21)}5. – Lid 2 gewijzigd bij art. 29, 2°, wet 22 december 1998, B.S.,15 januari 1999, van toepassing op de verrichtingen van fusie ofsplitsing die vanaf 15 januari 1999 plaatsvonden (art. 80, § 21)}6. – Lid 3 toegevoegd bij art. 29, 3°, wet 22 december 1998,B.S., 15 januari 1999, van toepassing op de verrichtingen vanfusie of splitsing die vanaf 1 oktober 1993 plaatsvonden (art. 80,§ 6, lid 1)}7. – Lid 3 aangevuld bij art. 21, 2°, wet 11 december 2008, B.S.,12 januari 2009, van toepassing op fusies, splitsingen en gelijk-gestelde verrichtingen die plaatsvonden vanaf 1 oktober 1993,en dit vanaf aj. 2009 (art. 35, lid 5)

    p. 623–624

    K.B. 10 april 1992Art. 229 volledig vervangen

    Art. 229. § 1. }1[Onder de uitdrukking «Belgischeinrichting» wordt verstaan elke vaste bedrijfsinrich-ting met behulp waarvan de beroepswerkzaamhe-den van een buitenlandse onderneming geheel ofgedeeltelijk in België worden uitgeoefend.]1

    }2[Een vaste bedrijfsinrichting]2 vormt in het bijzon-der:

    1° een plaats waar leiding wordt gegeven;

    2° een filiaal;

    3° een kantoor;

    4° een fabriek;

    5° een werkplaats;

    6° een agentuur;

    7° een mijn, een steengroeve of enige andere plaatswaar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    8° een bouw- of constructiewerk waarvan de duureen ononderbroken periode van 30 dagen over-schrijdt;

    9° een opslagplaats;

    10° een goederenvoorraad.

    § 2. Een Belgische inrichting is eveneens de verte-genwoordiger, niet zijnde een onafhankelijke tus-senhandelaar optredend in het normale kader vanzijn activiteit, die in België werkzaam is voor eenniet-inwoner als bedoeld in artikel 227, zelfs wan-neer de vertegenwoordiger geen machtiging bezitom namens die niet-inwoner overeenkomsten tesluiten.

    }3[§ 2/1. Wanneer een buitenlandse ondernemingin België voor eenzelfde of voor met elkaar verbandhoudende projecten diensten levert door middelvan één of meer natuurlijke personen die in Belgiëaanwezig zijn en er die diensten leveren gedurendeeen tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in het to-taal 30 dagen te boven gaat of gaan tijdens enigtijdperk van twaalf maanden, vormen de werk-zaamheden die in België in het kader van die leve-ring van diensten worden uitgeoefend een Belgi-sche inrichting.]3

    }4[§ 2/2. Wanneer een buitenlandse ondernemingverbonden of geassocieerd is met één of meerdereandere ondernemingen in de zin van respectievelijkde artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennoot-schappen, wordt de gecumuleerde duur van de ge-lijkaardige werkzaamheden die door deze onderne-mingen in België worden uitgeoefend, in aanmer-king genomen om vast te stellen of de duur van dedoor de bedoelde buitenlandse onderneming inBelgië uitgeoefende werkzaamheden meer be-draagt dan de minimale duur die in § 1, tweede lid,8°, en in § 2/1 is vastgelegd om een Belgische in-richting te vormen, of dan de minimale duur diedoor een overeenkomst tot voorkoming van dub-bele belasting is vastgelegd om een vaste inrichtingte vormen.

    Deze bepaling is niet van toepassing wanneer debuitenlandse onderneming bewijst dat het uitoefe-nen van gelijkaardige werkzaamheden door haar-zelf of door één of meer ondernemingen waarmeeze verbonden of geassocieerd is, gerechtvaardigd isop grond van andere motieven dan te vermijden datdie werkzaamheden, naargelang het geval, een Bel-gische inrichting of een vaste inrichting vormenmet behulp waarvan die werkzaamheden wordenuitgeoefend.]4

    § 3. }5[Iedere vennoot of ieder lid van een burger-lijke vennootschap of een vereniging zonder rechts-persoonlijkheid die haar maatschappelijke zetel,haar voornaamste inrichting of haar zetel van be-stuur of beheer in België heeft of die in de zin van}6[artikel 228, § 2, 3°, 3°bis of 4°,]6 in België inkom-sten behaalt of verkrijgt, wordt geacht, volgens hetgeval, }6[...]6 over een Belgische inrichting te be-schikken of, }6[...]6 persoonlijk in België werkzaam-heden uit te oefenen.]5

    }7[§ 4. Wat de in artikel 227, 2°, bedoelde belasting-plichtigen betreft bestaat het eigen vermogen vaneen Belgische inrichting uit:

    – de vrijgestelde reserves;

    – de belaste reserves;

    – de door de buitenlandse vennootschap aan de in-richting ter beschikking gestelde kapitaalsdotatie.

    Het eigen vermogen van een Belgische inrichtingwordt verminderd met het bedrag aan ten namevan de maatschappelijke zetel ontleende middelen

    met betrekking tot dewelke de interesten ten lastevan het belastbaar resultaat van de Belgische inrich-ting worden gelegd.

    Wanneer een bedrijfsafdeling, een tak van werk-zaamheid of een algemeenheid van goederenwordt ingebracht in een intra-Europese vennoot-schap onder de voorwaarden voor de toepassingvan de in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde vrij-stelling, of, in geval van een inbreng verricht dooreen intra-Europese vennootschap, onder de voor-waarden van artikel 231, § 2, of van een gelijkaar-dige vrijstelling van toepassing in de Lid-Staat waarde intra-Europese vennootschap is gevestigd, is hetdoor deze inbreng ontstane bedrag aan kapitaals-dotatie gelijk aan de fiscale nettowaarde die de inBelgië aangehouden bestanddelen van deze in-breng hadden bij de inbrenger.

    In geval van fusie, splitsing of ermee gelijkgesteldeverrichting wordt ten name van de verkrijgende Bel-gische inrichting van de overnemende of verkrij-gende intra-Europese vennootschap:

    – de kapitaalsdotatie geacht overeen te stemmenmet het positieve verschil tussen de werkelijkewaarde van de activa en van de passiva binnen dezeinrichting in België aangewend, weerhouden voorde vaststelling van de belasting verschuldigd ten ge-volge van de verrichting en dit in de mate deze in-brengen worden vergoed door hiertoe nieuw uitge-geven aandelen;

    – de aanschaffingswaarde van de ingebrachte be-standdelen geacht overeen te stemmen met de wer-kelijke waarde die zij hadden bij de overgenomen ofgesplitste vennootschap op de datum waarop deverrichting heeft plaatsgevonden.

    In afwijking van het vierde lid, worden in geval vanfusie, splitsing of ermee gelijkgestelde verrichting,bedoeld in artikel 211 waarbij een intra-Europesevennootschap als overnemende of verkrijgendevennootschap is betrokken, de vóór de verrichtingbinnen de overgenomen of gesplitste binnenlandsevennootschap aanwezige vrijgestelde en belaste re-serves, binnen de }8[Belgische inrichting]8 na deverrichting, en in de mate de verrichting leidt tot devorming of de toename van de totale fiscale netto-waarde van de }8[Belgische inrichting]8, in aanmer-king genomen als respectievelijk vrijgestelde en be-laste reserves van de }8[Belgische inrichting]8, enworden tevens de afschrijvingen, investeringsaf-trekken, }9[belastingkredieten voor onderzoek enontwikkeling,}10[aftrekken voor octrooi-inkomsten,aftrekken voor innovatie-inkomsten,]10 aftrekkenvoor risicokapitaal,]9 kapitaalsubsidies, minder-waarden of meerwaarden die bij de overnemendeof verkrijgende vennootschappen met betrekkingtot de binnen een }8[Belgische inrichting]8 verkre-gen bestanddelen in aanmerking worden geno-men, bepaald alsof de fusie, splitsing of de ermeegelijkgestelde verrichting niet had plaatsgevonden.

    In het in het vijfde lid bedoelde geval wordt het be-drag van de gereserveerde winst van de overgeno-men vennootschap dat ten name van de Belgischeinrichting van de overnemende of verkrijgende ven-nootschap in aanmerking wordt genomen, vermin-derd:

    – in de mate de inbrengen anders worden vergoeddan met nieuwe aandelen van de overnemende ofverkrijgende vennootschap die naar aanleiding vande verrichting worden uitgegeven. Deze verminde-ring wordt eerst aangerekend op de belaste reser-ves, en vervolgens op de vrijgestelde reserves diebinnen de Belgische inrichting worden overgeno-men;

  • V. FISCAAL RECHT • A. InkomstenbelastingenK.B. 10 april 1992 — p. 625–626

    Larcier Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 april 2017) – © Larcier 13

    – indien de inbrengen niet worden vergoed omdatde overnemende of verkrijgende vennootschappenin het bezit zijn van aandelen van de overgenomenof gesplitste vennootschap. In dit geval wordt devermindering proportioneel aangerekend op de re-serves van de Belgische inrichting die worden over-genomen, waarbij de aanrekening in de eersteplaats geschiedt op de belaste reserves, en op hetbedrag aan kapitaalsdotatie dat wordt vastgesteldals het saldo tussen de nettowaarde van de ontvan-gen bestanddelen en het bedrag van de overgeno-men reserves. Geen vermindering wordt aangere-kend op de meerwaarden en kapitaalsubsidies be-doeld in artikel 211, § 1, eerste lid, 1°, noch op devrijgestelde reserves bedoeld in § 1, eerste lid, 2°,van hetzelfde artikel, noch op de waardeverminde-ringen en vrijgestelde provisies die als dusdanigvoorkomen in de boekhouding van de overne-mende of verkrijgende vennootschappen of van deBelgische inrichting bedoeld in § 1, vijfde lid, vanhetzelfde artikel.

    Het bepaalde in het vijfde en zesde lid is eveneensvan toepassing ingeval een intra-Europese vennoot-schap binnen een Belgische inrichting bestandde-len verwerft vanwege een andere intra-Europesevennootschap naar aanleiding van een verrichtingvoor zover de in artikel 231, § 2, eerste lid, bedoeldevrijstelling wordt toegepast in hoofde van de over-dragende vennootschap. Hierbij leidt het bedragdat aan vrijgestelde en belaste reserves, en aan kapi-taalsdotatie aanwezig was binnen een overgedra-gen Belgische inrichting, tot respectievelijk vrijge-stelde en belaste reserves, en kapitaalsdotatie bin-nen de Belgische inrichting van de overnemendevennootschap, die onderworpen worden aan hetbepaalde in het zesde lid.

    In dezelfde gevallen bedoeld in het vijfde en ze-vende lid blijven de bepalingen van dit Wetboek opde wijze en onder de voorwaarden als daarin zijngesteld, van toepassing op de waardeverminderin-gen, voorzieningen, onder- en overwaarderingen,kapitaalsubsidies, vorderingen, meerwaarden en re-serves die bij de Belgische inrichtingen van de over-genomen of gesplitste vennootschappen beston-den, in zover die bestanddelen worden teruggevon-den in de activa van de Belgische inrichtingen vande overnemende of verkrijgende vennootschappen;de fusie, splitsing of ermee gelijkgestelde verrich-ting mag niet tot gevolg hebben dat de oorspronke-lijke termijn voor herbelegging van de aan die voor-waarden onderworpen meerwaarden wordt ver-lengd.

    In geval van de toepassing van de artikelen 211 en231, §§ 2 en 3, worden de meerwaarden die naaraanleiding van die verrichting worden verwezen-lijkt of vastgesteld, beschouwd als niet gerealiseerdemeerwaarden. In de mate deze meerwaarden wor-den uitgedrukt, worden zij gelijkgesteld met de inartikel 44, § 1, 1°, bedoelde uitgedrukte, niet verwe-zenlijkte meerwaarden.

    Het bepaalde in het vijfde lid is eveneens van toe-passing voor wat betreft de bestanddelen en heteigen vermogen die in geval van de overbrengingvan de maatschappelijke zetel, de voornaamste in-richting of de zetel van bestuur of beheer door}11[een binnenlandse vennootschap]11 naar eenandere Lid-Staat van de Europese Unie met toepas-sing van het bepaalde in artikel 214bis blijvend aan-gewend worden binnen een Belgische inrichtingwaarover deze vennootschap na de overbrengingbeschikt.]7

    }1. – § 1, lid 1, vervangen bij art. 61, 1°, wet 13 december 2012,B.S., 20 december 2012, van toepassing vanaf 1 januari 2013(art. 73, lid 2)

    }2. – § 1, lid 2, inleidende zin, gewijzigd bij art. 61, 2°, wet13 december 2012, B.S., 20 december 2012, van toepassingvanaf 1 januari 2013 (art. 73, lid 2)}3. – § 2/1 ingevoegd bij art. 61, 3°, wet 13 december 2012, B.S.,20 december 2012, van toepassing vanaf 1 januari 2013 (art. 73,lid 2)}4. – § 2/2 ingevoegd bij art. 61, 3°, wet 13 december 2012, B.S.,20 december 2012, van toepassing vanaf 1 januari 2013 (art. 73,lid 2)}5. – Vervangen bij art. 24 wet 28 juli 1992, B.S., 31 juli 1992,van toepassing vanaf aj. 1993 (art. 47, § 2)}6. – § 3 gewijzigd bij art. 61, 4°, wet 13 december 2012, B.S.,20 december 2012, van toepassing vanaf 1 januari 2013 (art. 73,lid 2)}7. – § 4 toegevoegd bij art. 26 wet 11 december 2008, B.S.,12 januari 2009, van toepassing voor verrichtingen of overbren-gingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 (art. 35, lid 1)}8. – § 4, lid 5, gewijzigd bij art. 61, 5°, wet 13 december 2012,B.S., 20 december 2012, van toepassing vanaf 1 januari 2013(art. 73, lid 2)}9. – § 4, lid 5, gewijzigd bij art. 51 wet 22 december 2009, B.S.,31 december 2009, err., B.S., 2 april 2010, err., B.S., 14 maart2011, inwerkingtreding: 12 januari 2009 (art. 53, lid 1)}10. – § 4, lid 5, gewijzigd bij art. 11 wet 9 februari 2017, B.S.,20 februari 2017, inwerkingtreding: 1 juli 20