( 5 % !6 - Toneelgroep Amsterdam · ! " "Ô on eb^knc 0...

1
M ★★ DE MORGEN DINSDAG 13 AUGUSTUS 2013 T erwijl de spelers van Toneelgroep Amsterdam iets eten voor de avondrepe- titie, krijgen wij een plekje op de hoogste verdieping van de Amsterdamse stads- schouwburg. “Nergens vind je het uit- zicht mooier”, luidt de belofte, en daar is geen woord van gelogen. Bovendien is er een extraatje: de hele duur van ons gesprek scheert een grote witte meeuw rakelings langs de ramen van het pent- house, sierlijk pronkend met zijn kun- sten. Ostermeier onderbreekt zichzelf geregeld om het dier enthousiast na te wijzen. De vleugels zo kunnen spreiden, daarover gaat De meeuw, en dit gesprek. In De meeuw staan twee generaties kun- stenaars tegenover elkaar: de oudere actrice Arkadina en haar zoon, de toneel- schrijver Kostja. De jonge generatie moet uiteindelijk de duimen leggen – dat is weinig bemoedigend. Thomas Ostermeier: “Dat klopt, maar bij Kostja is er meer aan de hand dan de schaduw van zijn moeder, waaruit hij zich niet weet los te rukken. Zijn drama is erger, het gaat om de liefde. Tsjechov legt een sterke link tussen kunst en liefde. Kostja’s liefje Nina verraadt niet alleen het generatiepact dat ze met Kostja heeft, maar ook zijn liefde. Daardoor verliest hij de wil om te schrij- ven, en uiteindelijk om te leven.” Dit is de eerste keer dat u Tsjechov ensceneert. Wat hebt u ontdekt? “Iets wat me al vaak was gezegd, maar dat ik zelf moest ondervinden: dat Tsjechov elk personage zijn drama gunt. Er is niet één conflict, integendeel, het stuk is als een rivierdelta: alle personages stromen naast elkaar, en elk van de stro- men is even sterk en intens. Ik vind dat belangrijk, omdat het iets zegt over de manier waarop Tsjechov naar de wereld keek. In zijn universum zijn er geen hel- den en dienaars, er zijn enkel kleine, mooie en tegelijkertijd verschrikkelijke mensen. Dat sluit aan bij de theatertradi- tie waarin ik zelf ben gegroeid en de wor- tels die ik meekreeg van mensen als Heiner Müller en Manfred Karge: de idee van theater als sociaal laboratorium.” Tsjechov zelf omschreef zijn stukken als komedies. Houdt u die lezing in ere? “Ik denk dat we een komedie hebben gemaakt zoals Tsjechov dat bedoelde, namelijk eentje die geworteld is in de tra- gedie. Maar zoals je zelf aangaf maakt de aanwezigheid van humor De meeuw nog niet tot een ‘optimistisch’ drama. In drama bestaat geen optimisme. Men heeft de stukken die ik deed van Sarah Kane of Mark Ravenhill vaak nihilistisch genoemd, maar ze zijn niet zwarter dan die van de Grieken 2.500 jaar geleden. Kijk naar Oedipus, de Oresteia, Medea – dat is erger dan het hele oeuvre van Sarah Kane samen. Kijk naar Shakes- peare: moord, moord, moord. Zo is het nu eenmaal. Theater is de kunst van het conflict, niet van het behagen.” In het begin van uw carrière, bij het Berlijnse cultgezelschap Baracke, maakte u vooral hedendaags drama. Sinds uw aanstelling bij de grote de Schaubühne am Lehniner Platz staan ook de klassieken op het programma: Ibsen, Tsjechov, Shakespeare. Vraagt zo’n instituut om een ander reper- toire? “Het is een misvatting dat ik in het begin alleen maar hedendaagse stukken deed: ik heb een Maeterlinck en een Brecht gedaan, en omgekeerd probeer ik nu nog minstens één hedendaags stuk per jaar op scène te zetten. Natuurlijk vraagt de grote bühne om meer ensemblewerk, maar de belangrijkste reden voor mijn keuzes is nog steeds dat ik uitgedaagd wil worden. Zolang een toneelschrijver me uitdaagt, heeft hij mijn volle aandacht. En op dit moment is Shakespeare voor mij de grootste uitdaging.” U was 31 toen u bij de Schaubühne kwam. In Vlaanderen vraagt men zich wel eens af waar de jonge generatie, die de grote huizen moet overnemen, blijft. “Die discussie leeft ook in Duitsland. Maar het is natuurlijk erg comfortabel om niet aan het hoofd van zo’n instituut te staan, want de lat ligt er erg hoog en elke productie die je maakt wordt met argusogen bekeken. Bovendien staan alle mensen die een instituut runnen op de een of andere manier onder de verden- king dat ze het doen voor de macht, en niet voor de kunst. Dus ik begrijp de koudwatervrees van die jonge generatie wel, maar tegelijkertijd is het misschien een te gemakkelijk excuus. Ze zijn ver- plicht om verantwoordelijkheid te nemen, want wanneer je de grote institu- ties opgeeft, geef je een boel mogelijkhe- den op om kunst te maken.” U beschouwt een instituut als de Schaubühne als een vrijplaats? “Exact. Ik durf te beweren dat dat grote instituut in Berlijn een klein eiland van vrijheid is. Overal in Europa zie je hoe de markt de rol overneemt van de overheid of die overheid verdringt. Binnen dat bestel probeer ik de idee te verdedigen dat er plekken zijn die geen winst moe- ten genereren, maar die het geld verdie- nen van de hele gemeenschap, en waarom? Omdat ze de trots zijn van die samenleving. Ik heb het over hospitalen, universiteiten, bibliotheken, theaters. Door die plekken te vrijwaren, verklaart een gemeenschap dat ze zich niet volle- dig wil onderwerpen aan de roep om winst. Ze maakt duidelijk dat ze inziet dat er belangrijker dingen bestaan. De Schaubühne is een plek waar dat state- ment kan gemaakt worden. Ik ben vrij.” Is het vandaag nog mogelijk voor de kunst om zich én buiten de grote insti- tuten én buiten de markt te plaatsen? “Om echt subversief te zijn, bedoel je? Ik weet het niet. Punk werd een label en Vivienne Westwood heeft tegenwoordig een professoraat in Berlijn. De gulzigheid van de culturele industrie is zo sterk dat net de kunst die zich ver van de markt tracht te houden, door die markt wordt opgeslorpt. They love you for that. Damien Hirst, Banksy: wie zich buiten de markt positioneert, kan er zeker van zijn dat hij veel geld gaat verdienen.” Laat ons dan eindigen bij, opnieuw, het generatieconflict. Kunt u zich inbeelden dat u op een bepaald moment zelf plaats ruimt voor een jongere generatie in de Schaubühne? “Natuurlijk. Ik ben zo jong in deze positie beland, ik zal niet blijven tot ik 65 ben.” Mag ik u daar binnen twintig jaar op quoten? “Absoluut. Zodra ik genoeg bij elkaar heb om rustig een half jaar naar Griekenland te gaan en boeken te lezen, ben ik weg.” www.hollandfestival.nl, www.tga.nl ‘Theater is de kunst van het conflict.’ Als er één regisseur vandaag de reputatie heeft dat conflict rücksichtslos in beeld te brengen, dan is het wel de Duitse theatervernieuwer Thomas Ostermeier. In zijn visie zet Tsjechovs De meeuw een generatieconflict op scherp. Evelyne Coussens Holland Festival: Thomas Ostermeier en Toneelgroep Amsterdam spelen Tsjechov ‘Ik ben vrij’ Thomas Ostermeiers reputatie gaat hem voor, en dat is niet steeds in zijn voordeel. Zoals wanneer het Duitse enfant terrible, samen met de ac- teurs van Toneelgroep Amsterdam, een gave Tsjechov aflevert. Niets minder. Niets meer. Ostermeier staat bekend als de man die het Duitse regisseurstheater rond de millenniumwissel injecteerde met een stevige scheut rock-’n-roll. Naast zijn onbeschroomde om- gang met repertoire (Ibsen, Shakespeare) wordt Oster- meier geroemd om zijn sterke acteursregies. Daarmee ligt de grootste troef van deze De meeuw op tafel. Te midden de vele ingan- gen die Tsjechovs fijnmazige psy- chologische drama biedt, kiest Ostermeier voor de breuklijn tussen de generaties. De jonge generatie legt uiteindelijk de duimen, en daarin ligt een bevra- ging van het heden voor het grijpen. Zijn deze ‘nestklevers’ te verwend om voor hun doelen vechten, of zijn ze juist niet cynisch genoeg? Vragen die Ostermeier niet aan de orde lijkt te willen brengen. Wat hij wel doet, is met een verfijnde acteursregie ieder personage vederlicht schilderen, in al zijn complexiteit. Trigorin is geen gratuite macho, maar een melancho- licus ten prooi aan zijn eigen zwak- heid. De wanhoop van Kostja overstijgt zelden die van een ver- liefde puber. Hun ‘drama’ roept eerder een glim- lach op dan Aristoteles’ categori- sche ‘angst en medelijden’. Dat stelt de troupe in het vierde bedrijf voor een probleem, want het leven als milde grap krijgt daar een moor- dende pointe, die nauwelijks in het register past. Het gaat mis, en de naturel van de eerste drie bedrijven maakt plaats voor een krampachtig acteren. Rond Ostermeier hingen twee belof- tes, waarvan hij er één ten volle waarmaakt. Wat de vernieuwende aanpak van repertoire betreft is het opvallend hoe getrouw hij Tsjechov volgt – een mens zou haast van een ‘klassieke’ versie spreken. Het maakt deze meeuw er niet minder mooi om. Misschien is het dus de beeld- vorming (de marketing?) rond dit ‘enfant terrible’ dat enige aanpas- sing behoeft? (EC) ‘Modern theater is niet zwarter dan dat van de Grieken of Shakespeare’ THOMAS OSTERMEIER REGISSEUR ●●●●● De meeuw vanavond in de Stadsschouw- burg Amsterdam, daarna uitgebreid op tournee ‘De meeuw’: van cult naar klassiek op Holland Festival De meeuw van Ostermeier en Toneelgroep Amsterdam blijft opmerkelijk trouw aan Tsjechov. ‘Een komedie geworteld in de tragedie. Humoristisch, maar niet optimistisch.’ © JAN VERSWEYVELD / PAOLO PELLEGRIN/MAGNUM PHOTO

Transcript of ( 5 % !6 - Toneelgroep Amsterdam · ! " "Ô on eb^knc 0...

Page 1: ( 5 % !6 - Toneelgroep Amsterdam · ! " "Ô on eb^knc 0 %*t*qp!*o"*'*-"%##*tpo.q*t+*#.!*q%ti**t!.'*q*$st'*tf%o%t**t f** m. t-".nl-*&.t'2**t &.")t..#o!*%p$* ls q+o sr'*p"s#o+ssq**tqs+*.,&o*q'qst+9e*rsqoq

� • M • DE MORGENdinsdag 13 augustus 2013

Tienersmet lege blikkenstaren de kamer in: eenmagere jongen zit in eenzee vanblauwbehang, eenhalfnaaktmeisjewordtopgesloktdooreenrode

achtergrond.DeportrettenvanJulievanderVaart vertellenmeeroverhunmakerdanoverdemodellenopdefoto’s.De fotografiestudentezit opge-kruld ineen tuinstoelnaasthaarouder-lijkhuis.Ze straaltdezelfde rustuit alsde jongensenmeisjesdiezevoorhaareindwerk fotografeerde.

Dereekswaarmeezeafstudeerdeheet Blankenvormteenvervolgophaarvorigewerk. “Hetwasmijndoelomdeafstand tussenhetmodel endekijker teoverbruggen.Demensendie ikportretteerdestaardenmeteen legeblikinderuimte.Opdiemanierhoopte ikdetoeschouwermee te trekken indemelancholischesfeervanhetbeeld.Bijmijneindwerk liet ikmijnmodellenminutenlangnaarhetzelfdepunt sta-ren, tot zevoldoende inzichzelf gekeerdwaren.Paswanneerdie lege, ijleblik inhunogenverscheen,drukte ikaf.

“Ikkieshet liefstevoor jongemodel-

len.Ouderemensenwetenal erggoedwiezezijnenhoezegeportretteerdwil-lenworden.Leeftijdgenotenenkinde-renzijn fragieler, diekan jebeter stu-ren.”MetBlankkonzezicheen jaar languitleven.VanderVaart las ImmanuelKantenraadpleegdepsychologischonderzoekomdemanierwaarophaarmodellen indieonwezenlijke staatkomen, tebegrijpen. “Ikzageerstoptegenmijnscriptie,maar toen ikeraanbegon,kon ikblijven typen, zogeboeid

was ik.Afgelopen jaarheb ikmevolle-dig latengaan, zonder rekening tehou-denmetandere factoren.”

Al drie prijzenDeopzetvanhaareindwerkslaagdevol-gensde fotografeniethelemaal. “Jekunthetpublieknietdwingenomopeenbepaaldemanier tekijken, iedereenheeft zijneigenperceptie. Indiezinhebikhetmijzelf ergmoeilijkgemaakt.Achterafbekekenwashet eerdereeninteressantonderzoekdaneenvoltooidproject.”

Geslaagdofniet, de reeksenversche-nenal inSnorMagazine. Endit jaarmochtzehaarportrettensamenmettweeandere fotografen tentoonstellenindeBrugse44Gallery. “Ik fotografeerookandereonderwerpen.Vaneensla-pendehond tot een landschapofeenpartij rotsen,maardieportrettenheb-benhetmeeste succes.Toen iknaardeacademie trok,had iknognooit analoog

gefotografeerd.Bijmijneersteportretzeide leraar: ‘Ofdit is een luckyshot, ofjehebt talentvoorportretten’.”

Die foto’swonnenondertussenookdrieprijzen,waaronderTheGoldenLensophet InternationalPhoto-FestivalvanKnokke-Heist. “Hetvaltmeophoeweinigmedestudentendeelnemenaanwedstrijden. Ik stuurmijnwerkzoveelmogelijkop.Enzodramijnportfolio inorde is en ikmijnmoedbij elkaarhebgeraapt,wil iknaareengrotermagazinestappen. Ikbenheelblijmetmijndiploma,maarzo’ndocumentalleen isniet genoeg. Jehebteensterkportfolio,talent enmotivatienodigomer tegera-ken.Wiehetniet echtwilt, geraakt erniet.”

Geen trouwfoto’sSindsze tweemaandengeleden isafge-studeerd, schootzeeenpaarnieuwefoto’sbij elkaar. “Vroegerhad ikamperinteresses,maar sinds ik fotografieheb

ontdekt, ben ikervoortdurendmeebezig.Hetkostmegeenmoeite. Ikweetdat commerciëleopdrachtenals trouw-fotografieniets voormij zijn.Er is altijdwel iemanddiehetvooreen lagereprijsdoet.Velenzoekennietdebeste foto-graaf,maardegoedkoopste.

“Bovendien ishet statuutvanzelf-standigemoeilijkvol tehoudenvooreenbeginnend fotograaf.Debelastingenzijnhoog.Namijnmiddelbare schoolheb ikmijnstudies intuïtief gekozen,omdatzejuist aanvoelden.Met statutenenderge-lijkwas ikhelemaalnietbezig.”Nupro-beert zeuit tevissenhoeze rondzalkomen.Eenmaster-na-master staatophaar lijstje,maarzewilookalleengaanwonenendatkostgeld.

“Liever dan commercieel fotograafword ik deeltijds leerkracht fotografie.Zo kan ikmijnpassie overdragen enblijf ik opdehoogte vanalle evoluties inhet vak.”

Ze zucht. “Somswou ikdatmijnmaster tien jaar aan een stukduurde,zonder dat ikmij zorgenmoestmakenover de toekomst. Zo’n vaste job alsleerkracht is natuurlijk ook gevaarlijk.Je hebtminder tijd,wanneer je thuiskomtben jemoe envoor je hetweetmaak je amper foto’s. Daaromzou ikgraagnaar eenplek verhuizenwaarveel fotografenwonen. Zowordt jemeegetrokken inhunwerkethos.”

Uiteindelijkwil zevooraldatmensenhaarbeeldenblijvenzien.Haareind-werkdraaideniet voornietsomderela-tie tussenkunstenaarsenhunpubliek.“Foto’s voor jezelfmaken is therapie.Dankun jezeevengoedonder jebedverstoppen. Ikwildatmensennaarmijnwerkkijkenenerover reflecteren.”

Charlotte Van Hacht peilt in de dinsdagreeks ‘Kunst/Werk’ negen weken langnaar het toekomstbeeld van net afgestudeerde creatievelingen.

Vandaag: Julie van derVaart (24), studeerde af in de richting fotografieaan deMAD-faculty inGenk.

KUNSTWERK

‘Een vaste job is ook gevaarlijk’Haar foto’s tonen dromerige jongeren die inhet ijle staren, maar zelf staat fotografie-studente Julie van der vaart met beidevoeten op de grond. ‘Wie het niet echt wilt,geraakt er niet.’ Charlotte van Hacht

‘Somswou ikdatmijnmaster tienjaaraaneenstukduurde, zonderdatikmij zorgenmoestmakenoverdetoekomst’

● Julie van derVaart (l.) over haarfotoreeksBlank(boven): ‘Ik lietmijnmodellenminutenlang naarhetzelfde puntstaren, tot ze vol-doende in zichzelfwaren gekeerd.’© veerle frissen

m • �★★

DE MORGEN • dinsdag 13 augustus 2013

Terwijl de spelers vanToneelgroepAmsterdamiets eten voor de avondrepe-titie, krijgenwij een plekjeop dehoogste verdiepingvandeAmsterdamse stads-

schouwburg. “Nergens vind je het uit-zichtmooier”, luidt de belofte, en daar isgeenwoord van gelogen. Bovendien is ereen extraatje: de hele duur van onsgesprek scheert een grotewittemeeuwrakelings langs de ramen vanhet pent-house, sierlijk pronkendmet zijn kun-sten. Ostermeier onderbreekt zichzelfgeregeld omhet dier enthousiast na tewijzen. De vleugels zo kunnen spreiden,daarover gaatDemeeuw, en dit gesprek.InDemeeuw staan twee generaties kun-stenaars tegenover elkaar: de oudereactriceArkadina enhaar zoon, de toneel-schrijverKostja. De jonge generatiemoetuiteindelijk de duimen leggen – dat isweinig bemoedigend.ThomasOstermeier: “Dat klopt,maar

bij Kostja is ermeer aandehanddandeschaduwvan zijnmoeder,waaruit hijzich nietweet los te rukken. Zijn dramais erger, het gaat omde liefde. Tsjechovlegt een sterke link tussen kunst enliefde. Kostja’s liefjeNina verraadt nietalleenhet generatiepact dat zemetKostja heeft,maar ook zijn liefde.Daardoor verliest hij dewil om te schrij-ven, en uiteindelijk om te leven.”

Dit is de eerste keer dat u Tsjechovensceneert.Wat hebt u ontdekt?“Ietswatme al vaakwas gezegd,maardat ik zelfmoest ondervinden: datTsjechov elk personage zijn dramagunt.Er is niet één conflict, integendeel, hetstuk is als een rivierdelta: alle personagesstromennaast elkaar, en elk vande stro-men is even sterk en intens. Ik vind datbelangrijk, omdat het iets zegt over demanierwaaropTsjechovnaar dewereldkeek. In zijn universumzijn er geenhel-den endienaars, er zijn enkel kleine,mooie en tegelijkertijd verschrikkelijkemensen.Dat sluit aan bij de theatertradi-tiewaarin ik zelf ben gegroeid en dewor-tels die ikmeekreeg vanmensen alsHeinerMüller enManfredKarge: de ideevan theater als sociaal laboratorium.”

Tsjechov zelf omschreef zijn stukkenals komedies. houdt u die lezingin ere?“Ik denk datwe een komedie hebbengemaakt zoals Tsjechov dat bedoelde,namelijk eentje die geworteld is in de tra-gedie.Maar zoals je zelf aangafmaakt deaanwezigheid vanhumorDemeeuwnogniet tot een ‘optimistisch’ drama. Indramabestaat geen optimisme.Menheeft de stukkendie ik deed van SarahKane ofMarkRavenhill vaaknihilistischgenoemd,maar ze zijn niet zwarter dandie vandeGrieken 2.500 jaar geleden.Kijk naarOedipus, deOresteia,Medea –dat is erger danhet hele oeuvre vanSarahKane samen. Kijk naar Shakes-peare:moord,moord,moord. Zo is hetnu eenmaal. Theater is de kunst vanhetconflict, niet vanhet behagen.”

in het begin van uw carrière, bij hetBerlijnse cultgezelschap Baracke,maakte u vooral hedendaags drama.sinds uw aanstelling bij de grote deschaubühne amLehniner Platz staanook de klassieken op het programma:ibsen, Tsjechov, shakespeare. Vraagtzo’n instituut omeen ander reper-toire?

“Het is eenmisvatting dat ik in het beginalleenmaar hedendaagse stukkendeed:ik heb eenMaeterlinck en eenBrechtgedaan, en omgekeerd probeer ik nunogminstens éénhedendaags stuk per jaarop scène te zetten. Natuurlijk vraagt degrote bühne ommeer ensemblewerk,maar de belangrijkste reden voormijnkeuzes is nog steeds dat ik uitgedaagdwilworden. Zolang een toneelschrijvermeuitdaagt, heeft hijmijn volle aandacht.En opditmoment is Shakespeare voormij de grootste uitdaging.”

Uwas 31 toen u bij de schaubühnekwam. in Vlaanderen vraagtmen zichwel eens af waar de jonge generatie,die de grote huizenmoet overnemen,blijft.“Die discussie leeft ook inDuitsland.Maar het is natuurlijk erg comfortabelomniet aanhet hoofd van zo’n instituutte staan,want de lat ligt er erg hoog enelke productie die jemaaktwordtmetargusogenbekeken. Bovendien staan alle

mensendie een instituut runnenopdeeen of anderemanier onder de verden-king dat ze het doen voor demacht, enniet voor de kunst. Dus ik begrijp dekoudwatervrees vandie jonge generatiewel,maar tegelijkertijd is hetmisschieneen te gemakkelijk excuus. Ze zijn ver-plicht omverantwoordelijkheid tenemen,wantwanneer je de grote institu-ties opgeeft, geef je een boelmogelijkhe-den op omkunst temaken.”

Ubeschouwt een instituut als deschaubühne als een vrijplaats?“Exact. Ik durf te beweren dat dat groteinstituut in Berlijn een klein eiland vanvrijheid is. Overal in Europa zie je hoe demarkt de rol overneemt vande overheidof die overheid verdringt. Binnendatbestel probeer ik de idee te verdedigendat er plekken zijn die geenwinstmoe-ten genereren,maar die het geld verdie-nen vandehele gemeenschap, enwaarom?Omdat ze de trots zijn vandiesamenleving. Ik hebhet over hospitalen,universiteiten, bibliotheken, theaters.Door die plekken te vrijwaren, verklaarteen gemeenschapdat ze zichniet volle-digwil onderwerpen aande roep omwinst. Zemaakt duidelijk dat ze inzietdat er belangrijker dingenbestaan. DeSchaubühne is een plekwaar dat state-ment kan gemaaktworden. Ik ben vrij.”

is het vandaag nogmogelijk voor dekunst om zich én buiten de grote insti-tuten én buiten demarkt te plaatsen?“Omecht subversief te zijn, bedoel je? Ik

weet het niet. Punkwerd een label enVivienneWestwoodheeft tegenwoordigeenprofessoraat in Berlijn. De gulzigheidvande culturele industrie is zo sterk datnet de kunst die zich ver vandemarkttracht te houden, door diemarktwordtopgeslorpt.They love you for that.DamienHirst, Banksy:wie zich buiten demarkt positioneert, kan er zeker van zijndat hij veel geld gaat verdienen.”

Laat ons dan eindigen bij, opnieuw,het generatieconflict. Kunt u zichinbeelden dat u op een bepaaldmoment zelf plaats ruimt voor eenjongere generatie in de schaubühne?“Natuurlijk. Ik ben zo jong in deze positiebeland, ik zal niet blijven tot ik 65 ben.”

mag ik u daar binnen twintig jaar opquoten?“Absoluut. Zodra ik genoeg bij elkaar hebomrustig eenhalf jaar naarGriekenlandte gaan enboeken te lezen, ben ikweg.”

www.hollandfestival.nl, www.tga.nl

‘theater is de kunst van het conflict.’ als er éénregisseur vandaag de reputatie heeft dat conflictrücksichtslos in beeld te brengen, dan is het welde duitse theatervernieuwer thomas ostermeier.in zijn visie zet tsjechovs Demeeuw eengeneratieconflict op scherp. evelyne Coussens

Holland Festival: Thomas Ostermeier en Toneelgroep Amsterdam spelen Tsjechov

‘Ik ben vrij’

thomas ostermeiers reputatie gaathem voor, en dat is niet steeds in zijnvoordeel. Zoals wanneer het duitseenfant terrible, samen met de ac-teurs van toneelgroep amsterdam,een gave tsjechov aflevert. nietsminder. niets meer.ostermeier staat bekend als de mandie het duitse regisseurstheater rondde millenniumwissel injecteerde met

een stevige scheut rock-’n-roll.naast zijn onbeschroomde om-gang met repertoire (ibsen,

shakespeare) wordt oster-meier geroemd om zijn sterke

acteursregies. daarmee ligtde grootste troef van dezeDemeeuw op tafel.te midden de vele ingan-

gen die tsjechovs fijnmazige psy-chologische drama biedt, kiestostermeier voor de breuklijn tussende generaties.de jonge generatie legt uiteindelijkde duimen, en daarin ligt een bevra-ging van het heden voor het grijpen.

Zijn deze ‘nestklevers’ te verwendom voor hun doelen vechten, of zijnze juist niet cynisch genoeg? Vragendie ostermeier niet aan de orde lijktte willen brengen. wat hij wel doet, ismet een verfijnde acteursregie iederpersonage vederlicht schilderen, in alzijn complexiteit. trigorin is geengratuite macho, maar een melancho-licus ten prooi aan zijn eigen zwak-heid. de wanhoop van Kostjaoverstijgt zelden die van een ver-liefde puber.hun ‘drama’ roept eerder een glim-lach op dan aristoteles’ categori-sche ‘angst en medelijden’. dat steltde troupe in het vierde bedrijf vooreen probleem, want het leven alsmilde grap krijgt daar een moor-dende pointe, die nauwelijks in hetregister past. het gaat mis, en denaturel van de eerste drie bedrijvenmaakt plaats voor een krampachtigacteren.rond ostermeier hingen twee belof-tes, waarvan hij er één ten vollewaarmaakt. wat de vernieuwendeaanpak van repertoire betreft is hetopvallend hoe getrouw hij tsjechovvolgt – een mens zou haast van een‘klassieke’ versie spreken. het maaktdeze meeuw er niet minder mooiom. Misschien is het dus de beeld-vorming (de marketing?) rond dit‘enfant terrible’ dat enige aanpas-sing behoeft? (eC)

‘Moderntheaterisniet zwarterdandatvandeGriekenofShakespeare’Thomas osTermeierregisseur

●●●●●

Demeeuwvanavond in de stadsschouw-burg amsterdam, daarnauitgebreid op tournee

‘de meeuw’: van cult naarklassiek op holland Festival

Demeeuw vanOstermeier enToneelgroepAmsterdamblijftopmerkelijk trouw aanTsjechov. ‘Een komedie geworteldin de tragedie. Humoristisch,maar niet optimistisch.’© Jan VersweyVeld /Paolo Pellegrin/MagnuM Photo