© 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9....

19
© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

Transcript of © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9....

Page 1: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

Page 2: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

Oriëntatie:Oriëntatie:Oriëntatie:Oriëntatie:

Basisinhoud:Basisinhoud:Basisinhoud:Basisinhoud: Zoek de antwoorden op onderstaande vragen en schrijf of teken ze in je projectschrift. Je kunt ook de antwoorden typen, uitprinten en in je schrift plakken of de antwoorden verwerken in diagrammen, tabellen, schema’s etc. Doel is dat je met behulp van je projectschrift een ander het antwoord op de vragen kunt vertellen.

Onderwerp:Onderwerp:Onderwerp:Onderwerp: Klimaten Klimaten Klimaten Klimaten

Maak de 'Weer & Klimaat' kruiswoordpuzzel op onderstaande site: http://schoolweb.argo.be/kta/koekelare/project/oef/klimaat1a.htm http://schoolweb.argo.be/kta/koekelare/project/oef/klimaat1a.htm

De antwoorden op onderstaande vragen kun je o.a. vinden op: http://www.digischool.nl/ak/onderbouw-vmbo/koppen/klimaat.htm � Het klimaatsysteem van Köppen onderscheidt vijf hoofdklimaten. Welke zijn dat? � Köppen vond vijf klimaten te beperkt, hij definieerde nog elf klimaten waarbij elk

klimaat hoort tot één van de vijf hoofdklimaten. Welke elf klimaten vallen onder de vijf hoofdklimaten?

� Köppen gaf elk klimaat een 'lettercode', aan die code kun je het soort klimaat aflezen. Nederland heeft bijvoorbeeld een 'Cf' klimaat. Maak een lijst van de elf klimaten met daarachter de code en leg uit wat de letters in de codes betekenen.

� Klimaatgrafieken zijn grafieken, waarvan je het gemiddelde weer in een jaar van een land of werelddeel kan aflezen. Hoe is zo'n grafiek opgebouwd? (Uit welke onderdelen bestaat zo'n grafiek?)

� Schrijf over elk hoofdklimaat een informatief tekstje: noem de kenmerken van het hoofdklimaat, welke (sub)klimaten er toe behoren, waar in de wereld dit klimaat te vinden is en… plak een klimaatgrafiek bij de tekst. (Tip: bovenstaande link!)

� Wanneer je gaat lezen/leren over klimaten, kom je nogal wat moeilijke woorden en begrippen tegen. Schrijf de betekenis van de volgende woorden en begrippen in je schrift (Zelfde tip als bij vorige vraag!): aardoppervlak – amplitudo – anemometer – atmosfeer – barometer – schaal van Beaufort – broeikaseffect – Celsius – condensatie – convectie – dauw/dauwpunt – Fahrenheit – lage/hoge drukgebied – hygrometer – isohyet – isotherm – isobaar – keerkringen – Kelvin – klimaat – klimaatzone – luchtdruk – luchtsoort – meteorologie – millibar – ozonlaag – permafrost – pluviometer – semi aride / semi humide – thermiek – troposfeer – turbulentie. (Woorden die je al kent hoef je uiteraard niet op te schrijven…)

Page 3: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

1. Broeikaseffect. Leer wat het broeikaseffect is en wat de gevolgen ervan zijn voor het klimaat.Ga naar www.leerspellen.nl Klik rechtsboven bij ‘zoeken’ het woord ‘broeikas’. Bekijk de broeikas-game animatie. Maak een pamflet of folder of poster waarin je informeert over en waarschuwt voor het broeikaseffect. Geef ook een aantal tips wat je kunt doen om te helpen het broeikaseffect tegen te gaan. http://www.kinderpleinen.nl/showPlein.php?plnId=59

2. Hoge en lage drukgebieden, luchtstromen en zeestromen. Bekijk de 4 filmpjes hierover op schooltv beeldbank. Vul vervolgens zowel voor de term 'zeestromen' als 'luchtstromen' het werkblad 'Concept Wiel' in. www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_hogedruk01 www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060208_zeestromen01 www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_luchtstromen01

3. Op de volgende link staat een compleet uitgewerkt lesplan voor het bouwen van je eigen weerstation! http://www.sciencecenteropschool.nl/nemo/files/File/HenDeenbui.pdf Je hebt veel materialen nodig voor deze opdracht… je kunt dus niet beginnen voordat je deze hebt verzameld!

4. Print het lesblad op de volgende site uit en houd gedurende twee weken het weer bij: http://www.onderwijs.net/pabo/menu/weerennatuur/images/bovenbouw-weer1-weerbericht.pdf http://www.onderwijs.net/pabo/menu/weerennatuur/images/bovenbouw-weer1-weerbericht.pdf Verwerk de verzamelde gegevens in een 'klimaatgrafiek'.

5. Gevolgen van Klimaatverandering. Op onderstaande link vind je een folder van het Wereld natuur Fonds over de gevolgen van de klimaatverandering. http://assets.wnf.nl/downloads/wnf_thermometer_gevolgen_opwarming_aarde.pdf http://assets.wnf.nl/downloads/wnf_thermometer_gevolgen_opwarming_aarde.pdf

Bestudeer de informatie goed en houd een spreekbeurt over dit onderwerp. Doordring je publiek van de ernstige gevolgen van de klimaatverandering.

6. Kies één van Köppens hoofdklimaten uit en laat de kenmerken van dit klimaat je inspireren tot een kunstwerk! Wat ga je maken? Wordt het een twee- of driedimensionaal kunstwerk?

Kies drie van de zes opdrachten Kies drie van de zes opdrachten Kies drie van de zes opdrachten Kies drie van de zes opdrachten (meer mag ook(meer mag ook(meer mag ook(meer mag ook…))))

Page 4: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

� EvaluatieformulierEvaluatieformulierEvaluatieformulierEvaluatieformulier �

Beoordeling

Onderdelen Criteria

Onvoldoende

Matig

Voldoende

Ruim

voldoende

Goed

Basisinhoud • Duidelijke, uitgebreide antwoorden • Gebruik gemaakt van meerdere bronnen • Zelfstandig gewerkt

� � � � �

Opdracht 1 • Duidelijke, nette vormgeving • Correcte spelling, eigen woorden • Zelfstandig gewerkt

� � � � �

Opdracht 2 • Volledig • Overzichtelijk en netjes uitgewerkt • Zelfstandig gewerkt

� � � � �

Opdracht 3 • Nette, functionerende eindproducten • Goede, efficiënte planning / aanpak • Zelfstandig gewerkt

� � � � �

Opdracht 4 • Consciëntieus bijgehouden data • Nette, duidelijke klimaatgrafiek • Zelfstandig gewerkt

� � � � �

Opdracht 5

• Inhoudelijk correct, overtuigend, volledig, goede opbouw

• Duidelijk gesproken, contact met publiek • Interessant, adequaat beeldmateriaal

� � � � �

Opdracht 6 • Creatief • Link met het klimaat is te herkennen • Gewerkt volgens vooraf gesteld plan van aanpak

� � � � �

Opmerkingen: �

Datum:

Naam :

Onderwerp: Klimaten

Eindbeoordeling:

� � � � �

Page 5: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

Werkblad 'Concept Wiel'

Instructies: Schrijf het onderwerp van je conceptwiel in het midden. Schrijf woorden en

kleine zinnetjes die met het onderwerp te maken hebben in de delen om de binnencirkel.

(zeestromen)

Page 6: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

© 2010 - Minka Dumont www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com

Werkblad 'Concept Wiel'

Instructies: Schrijf het onderwerp van je conceptwiel in het midden. Schrijf woorden en

kleine zinnetjes die met het onderwerp te maken hebben in de delen om de binnencirkel.

(luchtstromen)

Page 7: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui1

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

WAT HEB JE NODIG?

Voor de windmeterMaterialen:

Papieren bekersDikke en rechte plastic rietjes, tenminste 21 centimeter langBoetseerkleiOngebruikt potlood met een gum aan hetuiteindePunaise

Gereedschappen:PotloodLiniaalGaatjestangKleine nietmachineDikke stift

Voor de barometerMaterialen:

Breed en stevig glasGrote ballonPostbode-elastiek Dun plastic limonaderietjeWit kartonPlankContactlijmDubbelzijdig plakband

HIER EN DAAR EEN BUISoms klopt de voorspelling van de weerman. Maar vaak ook helemaal niet. Donkere wolken in plaats van de hele dag zon.Kunnen jullie dat beter? Jullie gaan een eigen weerstation bouwen waarmee je het weer kunt meten en hopelijk ook goed kunt voorspellen. Met het weerstation meet je de temperatuur, de luchtdruk en de windsnelheid. Nu nog leren voorspellen...

Gereedschappen:Potlood LiniaalDunne zwarte stiftSchaar

Voor de thermometerMaterialen:

Halve liter Spa-fl esDoorzichtig plastic rietjeWaterVoedingskleurstofBoetseerkleiWit kartonMaatbeker die ruim om de fl es heen pastIJs

Gereedschappen:Potlood LiniaalSchaar met een scherpe puntStift

Page 8: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui2

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

BOUWTEKENING

Een bouwer van exhibits maakt voordat hij begint eerst een bouwtekening van de exhibit. Dat gaan jullie dus ook doen. Een bouwtekening laat zien hoe je iets moet maken en hoe groot het wordt.

Bekijk eerst de foto en de tekeningen bij ‘Hoe ga je het maken?’ Zo krijg je een idee hoe de exhibit er uit komt te zien en hoe deze in elkaar zit. Tips: 1. Je kunt ook de tekst bij de tekeningen alvast doorlezen. 2. Als de materialen voor jouw exhibit al aanwezig zijn, is het goed om die er bij te pakken.

Bij ‘Wat heb je nodig?’ staat welke materialen en gereedschappen jullie allemaal nodig hebben. Bij de materialen staat alleen nog niet precies hoeveel je daarvan nodig hebt. Dat weten jullie pas als jullie bedacht hebben hoe groot de exhibit wordt. Bedenk daarom eerst samen met je maatje hoe groot de exhibit moet worden en hoe je hem wilt gaan tekenen. Bespreek jullie plan met je leerkracht.

Maak nu met potlood en een liniaal bouwtekeningen van de weerinstrumenten in je werkboek. Omdat er in je werkboek maar één vel ruitjespapier zit, kopieer je dit eerst. Je maakt allebei drie bouwtekeningen in je eigen werkboek, maar wel op dezelfde manier.Je maakt de tekeningen op schaal 1:2. Dit betekent dat één centimeter in de tekening in het echt twee centimeter is. Dus als je windmeter in het echt dertig centimeter hoog is, is hij op je bouwtekening vijftien centimeter hoog. Schrijf naast de verschillende onderdelen wat de lengte in het echt is.In de bouwtekening van de windmeter geef je ook aan waar er precies gaten moeten komen in de papieren bekertjes. Gebruik hiervoor de beschrijving bij ‘Hoe ga je het maken?

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 9: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui3

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

Jullie gaan de bouwtekeningen laten zien aan de rest van de klas. Je vertelt erbij hoe je de exhibit wilt gaan maken. Vraag aan de andere kinderen en je leerkracht wat zij vinden van de bouwtekeningen. Misschien hebben zij een idee hoe je de bouwtekeningen nog beter kunt maken.

Laat jullie verbeterde bouwtekeningen zien aan je leerkracht. Als zij of hij je tekeningen heeft goedgekeurd, kunnen jullie samen de materialenlijst gaan maken.

MATERIALENLIJST

De bouwtekening is klaar. Dus de maat van alle materialen is nu bekend en je kunt tellen hoeveel stuks je van een onderdeel nodig hebt. Maak de materialenlijst in je werkboek. Deze lijst lever je nu in bij je leerkracht. Overleg met haar of hem waar je deze spullen vandaan moet halen. Dan kan je echt gaan bouwen!

HOE GA JE HET MAKEN?

Om samen een exhibit te bouwen moet je veel overleggen en afspraken maken. Hoe gaan jullie het aanpakken? Wie doet wat? Verdeel de taken zo eerlijk mogelijk. Want jullie moeten allebei evenveel te doen hebben. Probeer zoveel mogelijk samen te werken zodat je allebei ervaring opdoet met het bouwen van de drie weerinstrumenten. Als je moeilijke woorden tegenkomt, zoek je die op in een woordenboek.

WindmeterJullie gaan samen eerst de windmeter maken.

1.Pak 4 papieren bekers. Met de gaatjestang maak je in elk van de bekers één gat, anderhalve centimeter onder de bovenrand. Het gat moet zo groot zijn dat er net een rietje doorheen kan.

2.Eén van de vier bekers geef je een kleur met de dikke stift.

3.Pak de vijfde beker. Met de gaatjestang maak je hierin vier gaten, één centimeter onder de bovenrand. Tussen de vier gaten onderling is er steeds evenveel ruimte. Je maakt ook één gat in het midden van de bodem van de beker met een potloodpunt.

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 10: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui4

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

4.Neem één van de bekers met één gat. Schuif een rietje door het gat. Het uiteinde van het rietje, dat je door het gat hebt geschoven, buig je naar boven. Met een nietje maak je uiteinde vast aan de bovenkant van de beker, precies tegenover het gat. Doe ditzelfde met een tweede beker met één gat en een rietje.

5.Neem nu de beker met de vier gaten. Schuif één van de rietjes, waaraan een beker is vastgemaakt, door twee tegenover elkaar gelegen gaten.

6.Neem een nieuwe beker met één gat. Schuif het rietje (dat al door de beker met vier gaten gehaald is) nu door het gat van deze beker. Buig het rietje weer naar boven en niet hem precies tegenover het gat vast. Zorg dat deze beker de tegenovergestelde kant op wijst in vergelijking met de eerste beker.

7.Neem het andere rietje, waaraan de beker al is vastgemaakt, en de laatste losse beker. Doe hetzelfde nog een keer als onder 5 en 6 beschreven is. Zorg dat alle vier de bekers die aan de buitenkant zitten, gezien vanuit het midden, allemaal dezelfde kant op wijzen.

8.Druk nu de punaise door de twee rietjes op de plek waar ze elkaar kruisen. Maak het gat rond de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien.

9.Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker. Druk de punaise zo ver mogelijk in het gum.

10.Prik het geheel met de potloodpunt in een homp boetseerklei, zodat de windmeter precies rechtop staat.

BarometerZo nu gaan jullie het volgende instrument voor het weerstation maken.

1.Pak het glas en de ballon. Knip het tuitje van de ballon af. Trek het ballonvlies nu over de bovenkant van het glas. Zorg dat je het ballonvlies daarbij heel glad trekt. Het is belangrijk dat het glas luchtdicht afgesloten wordt. Klem het ballonvlies daarom stevig vast met het postbode-elastiek.

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 11: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui5

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

2.Neem het rietje en knip één van de uiteinden schuin af, zodat je een scherpe punt krijgt. Het stompe uiteinde lijm je met de contactlijm vast aan het ballonvlies. Zorg dat het uiteinde van het rietje precies in het midden van het ballonvlies begint.

3.Zet het glas met het rietje op één van de uiteinden van de plank. Zorg dat het rietje wijst in de richting van het andere uiteinde van de plank. Kleef het glas vast aan de plank met dubbelzijdig plakband.

4.Maak nu de schaalverdeling. Knip een langwerpig stuk karton uit en vouw het dubbel. De uiteinden van het karton, vouw je naar buiten toe. Dit wordt het ‘voetje’ van de schaalverdeling. Maak dit met dubbelzijdig plakband vast aan de plank. Doe dit zó dat de punt van het rietje er net bij kan. Het karton en het rietje raken elkaar niet.

5.Breng met de stift een schaalverdeling aan op het karton. Geef met een dikke streep aan waar de pijlpunt nu naar toe wijst. Dit is het midden van de schaalverdeling. Zet daar onder en boven nog meer streepjes op gelijke afstand van elkaar. Aan de bovenkant van de schaal teken je een zonnetje. Aan de onderkant van de schaal teken je een regenwolk.

ThermometerNu het laatste onderdeel van jullie weerstation nog.

1.Neem de Spa-fl es. Vul de fl es voor de helft met water. Voeg een paar druppels voedingskleurstof toe. Draai de fl es goed dicht met de dop en schud goed. Heb je nu duidelijk gekleurd water? Eventueel kun je nog wat extra kleurstof toevoegen. Vul de fl es nu verder met water tot vlak onder de rand.

2.Maak met de scherpe punt van een schaar een gaatje midden in de dop van de fl es. Het gat moet zó groot zijn dat het rietje er doorheen past. Draai de dop op de fl es. Schuif het rietje door het gat tot het ongeveer drie centimeter in het water steekt. Maak het gat rondom het rietje goed dicht met boetseerklei.

3.Draai de dop een beetje open, zodat er lucht in de fl es kan komen. Zuig nu met het rietje het water omhoog tot ongeveer vijf centimeter boven de dop. Zuig niet te hard, zodat je het water

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 12: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui6

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

niet in je mond krijgt. Eén van jullie sluit het rietje nu goed af met een vinger, zodat het water niet terugstroomt. De ander draait ondertussen de dop goed vast.Let op: knijp nu niet meer in de fl es, omdat de vloeistof er anders uit spuit!

4.Knip nu een langwerpig stuk karton uit van enkele centimeters breed. Maak onder en bovenaan twee inkepingen in het karton met de schaar. Je krijgt hierdoor ‘bandjes’ waarmee je het karton over het rietje kunt schuiven. Op het karton teken je een schaalverdeling. Zet een dikke streep op de plek tot waar het water nu komt. Je kunt dan zien of de vloeistof gaat stijgen of dalen.

HOE WERKT HET?

Het weerstation is klaar. Meten maar!

De windmeter werkt als volgt: als de wind in de bekers blaast, gaat de windmeter draaien. Doordat één van de vier bekers gekleurd is, kun je meten hoe snel de windmeter ronddraait. Volg de gekleurde beker en tel hoe vaak de windmeter ronddraait in één minuut.

De barometer werkt als volgt: als de luchtdruk van de buitenlucht verandert, drukt het harder of minder hard op het ballonvlies. Hierdoor gaat het rietje op of neer. De barometer is naast de luchtdruk ook gevoelig voor temperatuur. Omdat je veranderingen in de luchtdruk wilt meten, is het belangrijk dat je de barometer op een plek zet waar de temperatuur zo weinig mogelijk schommelt. Zet de barometer daarom op een plek in de schaduw.

De thermometer werkt als volgt: als de buitenlucht warmer wordt, zet het water uit en stijgt het water in het buisje. Bij de thermometer wil je wèl de veranderingen van de temperatuur meten. Maar ook een thermometer hang of zet je niet in de zon. Waarom niet?

WAT ZIE JE GEBEUREN?

Je gaat nu op zoek naar de wetenschap achter de exhibit. Deze exhibit gaat over het meten van het weer. Doe de onderstaande onderzoekjes. Schrijf de antwoorden in je werkboek bij ‘Onderzoeksverslag 1’. NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 13: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Hier en daar een bui7

S C I E N C E C E N T E Ro p s c h o o l

1. Windmeter: Jullie windmeter draait rond als de wind waait. Draait hij ook goed als het maar heel lichtjes waait? Wat kun je eventueel veranderen zodat hij soepeler kan draaien?

2. Barometer: Bij de barometer gaat het rietje omhoog of naar beneden als de luchtdruk verandert. Wat zie je dan gebeuren met het ballonvlies?

3. Thermometer: Om een grote temperatuurverandering te veroorzaken, kun je de thermometer in de maatbeker zetten. Doe ijsblokjes in de ruimte tussen de maatbeker en de fl es. Wat gebeurt er met de vloeistof in het rietje?

HOE ZIT DAT?

Nu ga je informatie opzoeken over het weer en weerinstrumenten. Je kunt informatie opzoeken in de schoolmediatheek, de bibliotheek of op internet. Ga op www.sciencecenteropschool.nl naar ‘leerlingen basisonderwijs’ en klik op ‘links’. Onder de titel van jouw exhibit kun je een aantal websites vinden met achtergrondinformatie.

Beantwoord de onderstaande vragen, en schrijf de antwoorden in je werkboek bij ‘Onderzoeksverslag 2’.

Werking:Windmeter: met de windmeter kun je meten hoe hard het waait. Waarom gaat de molen draaien als het waait? Waarom is één van de bekers gekleurd?Barometer: met de barometer meet je de luchtdruk. Hoe komt het dat het rietje omhoog en omlaag beweegt?Thermometer: met de thermometer meet je de temperatuur in de schaduw. Hoe komt het dat de vloeistof in de thermometer omhoog en omlaag beweegt?

Wetenschap: Windmeter: wat is wind? Hoe ontstaat het?Barometer: wat is luchtdruk? Als je op de barometer een langzame stijging van de luchtdruk ziet, wat betekent dit dan voor de weersverwachting?Thermometer: waarom zit er in thermometers meestal alcohol of kwik?

Uitvinding: Zoek uit wie de windmeter, de barometer en de thermometer hebben uitgevonden.

Toepassing: Waar worden deze weerinstrumenten voor gebruikt? Met welk instrument kun je het beste het weer voorspellen?

Laat je leerkracht de antwoorden lezen.

NATUURONDERWIJS WeerTECHNIEK Constructies

Page 14: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.
Page 15: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Een kans die binnenkort verkeken is

Het valt niet te ontkennen: het klimaat is onomkeerbaar veranderd. De kooldioxideconcentratie is in geen 800.000 jaar zo hoog geweest als nu, en sinds het begin van de Industriële Revolutie is de gemiddelde wereldtemperatuur met 0,74˚C gestegen. Die toename is volgens wetenschappers grotendeels toe te schrijven aan menselijke activiteiten waarbij broeikasgassen vrijkomen, zoals het verstoken van fossiele brandstoffen. Het doel van het VN-Klimaatverdrag is dan ook de concentraties van broeikasgassen te stabiliseren en zo de gevaren van klimaatverandering af te wenden. We stevenen af op een gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging van tenminste 2˚C. Recente onderzoeken duiden erop dat dit al gevaarlijke en onomkeerbare gevolgen zal hebben voor mens en natuur. Veranderingen gaan zo snel dat ecosystemen zich niet meer kunnen aanpassen en soorten sterven uit. Boven de 2˚C worden de effecten snel nog ernstiger. Dit is mogelijk nog te voorkomen. Maar daarvoor hebben we nog maar een paar jaar de tijd. Anders gezegd: de deur staat op een kier en valt binnenkort dicht.

2 graden warmer: een kritieke grens

Op de volgende pagina’s worden de gevolgen van klimaatverandering en de gigantische verschillen tussen 2, 3 en 4 graden temperatuurstijging in beeld gebracht. Het schema laat zien welke risico’s de wereld loopt bij de verschillende scenario’s. Om met meer dan 50% zekerheid onder de 2-gradengrens te blijven moet de groei van de wereldwijde emissies van broeikasgassen voor 2015 stoppen en de uitstoot in 2050 met 80% gedaald zijn (t.o.v. 1990).

Een kosten-batenanalyse laat zien dat een krachtig en tijdig klimaatbeleid economisch veel voordeliger is dan werkeloos toezien. Als we de ernstigste gevolgen van klimaatverandering willen vermijden, kost dat ongeveer 1% van het mondiale bruto nationaal product per jaar, terwijl bij nietsdoen de schade geraamd wordt op 5 tot 20%.

Het Wereld Natuur Fonds roept de rijke industrielanden (‘annex-1-landen’) op om hun emissies al per 2020 met 40% te verminderen en met 95% per 2050 (t.o.v. 1990). Zij zijn immers historisch gezien de grootste vervuilers en moeten nu als eerste hun verantwoordelijkheid nemen.

De 2-gradengrens is nu nog haalbaar

We hebben een fifty-fifty kans dat de temperatuurstijging onder de 2 graden blijft, met rond 2065 de warmste periode, als we de concentratie beperken tot 450 ppm

(parts per million)CO2-eq. Willen we verdere onomkeerbare gevolgen en oplopende kosten vermijden, dan moeten de concentraties daarna terug naar 400 ppm CO2-eq. Het Wereld Natuur Fonds vindt dat de CO2 concentratie beperkt moet worden tot 350 ppm. Een andere manier om het nijpende van de situatie te illustreren, is berekenen hoeveel CO2(-equivalent) er nog de atmosfeer in mag. Als de mensheid de totale CO2-emissies uit fossiele brandstoffen, ontbossing en dergelijke weet te beperken tot 1000 mld ton CO2 tussen 2000 en 2050, dan is er een kans (70-75%) dat het klimaat niet meer dan 2 graden warmer wordt. Sinds 2000 hebben we echter al een derde van deze hoeveelheid uitgestoten (300 mld ton CO2).

Hoe dan?

Om de wereldwijde temperatuurstijging onder de 2 graden te houden, moeten we het energiesysteem wezenlijk veranderen. Dat vraagt om een compleet nieuwe manier van denken over energie. We kúnnen de economie drastisch energie-efficiënter maken, we kúnnen energie opwekken met een CO2-uitstoot van (bijna) nul. Die technieken zíjn er, nu al. Manieren om technische innovatie te stimuleren bestaan ook. De uitdaging ligt nu bij de politiek: er moeten besluiten worden genomen om de oplossingen in gang te zetten.

Het is zeker niet gemakkelijk om onder de 2-gradengrens te blijven, maar het is een realistisch doel. Beleid om de dreigende klimaatschade af te wenden is mogelijk. (Voor literatuur verwijzing, zie de laatste pagina)

Gevolgen van klimaatverandering

Literatuur

Solomon et al., 2009. Irreversible climate change due to carbon dioxide emissions. PNAS 106(6): 1704-1709.

Kintisch, E. 2009. Projections of climate change go from bad to worse, scientists report. Science 323: 1546-1547.

Lüthi et al., 2008. High-resolution carbon dioxide concentration record 650,000-800,000 years before present. Nature 453: 379-382.

IPCC, 2007: Climate Change 2007: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Solomon et al. (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 996 pp.

Graßl et al. 2003. Climate Protection Strategies for the 21st Century: Kyoto and beyond. German Advisory Council on Global Change (WBGU) Special Report, Berlin.

Hare, W. 2003. Assessment of Knowledge on Impacts of Climate Change and Socio-economic Systems. Potsdam Institute for Climate Impact Research. Potsdam, Germany.

ECF and PIK 2004. European Climate Forum (ECF) and Potsdam Institute for Climate Impact Research (PIK) Symposium Key vulnerable regions and climate change, 27-30 October 2004, Beijing.

Smith et al., 2009. Assessing dangerous climate change through an update of the Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) “reasons for concern”. PNAS 106(11): 4133-4137.

Stern, N. 2006. The Economics of Climate Change: The Stern Review (Cambridge Univ. Press, Cambridge).

IPCC, 2007: Climate Change 2007: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I, II and III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Core Writing Team, Pachauri, R.K and Reisinger, A. (eds.)]. IPCC, Geneva, Switzerland, 104 pp.

Parry et al., 2009. Overshoot, adapt and recover. Nature 458(7242): 1102-1103.

Hare, B., and Meinshausen, M., 2006: How Much Warming are We Committed to and How Much can be Avoided? Climatic Change 75 (1-2): 111-149.

Meinshausen et al., 2009. Greenhouse-gas emission targets for limiting global warming to 2°C. Nature 458 (7242):1158-1162.

Allen et al., 2009. Warming caused by cumulative carbon emissions towards the trillionth tonne. Nature 458 (7242):1163-1166.

Hare et al., 2009. Industrialized country emission reductions in 2050. Climate Analytics, Potsdam, Germany. Available online: [www.climateanalytics.org].

Thomas et al. 2004. Extinction risk from climate change. Nature 427:145-148.

Parry et al., Eds., 2007, Climate Change 2007: Impacts, Adaptation and Vulnerability. Contribution of Working Group II to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, Cambridge University Press, Cambridge, UK, 1000pp.

Scholze et al. 2006. A climate-change risk analysis for world ecosystems. PNAS 103(35): 13116-13120.

Hare, W. 2003. Assessment of Knowledge on Impacts of Climate Change. Potsdam Institute for Climate Impact Research. Potsdam, Germany

Hales et al. 2002. Potential effect of population and climate changes on global distribution of dengue fever: an empirical model. The Lancet Published online August 6, 2002.

Graßl et al. 2003. Climate Protection Strategies for the 21st Century: Kyoto and beyond. German Advisory Council on Global Change Special Report, Berlin.

WWF. 2004. Great Barrier Reef 2050. WWF-Australia.

Bell et al. 2007: Climate change, ambient ozone, and health in 50 US cities. Climatic Change, 82, 61-76.

Koppe, C., 2005: Gesundheitsrelevante Bewertung von thermischer Belastung unter Berücksichtigung der kurzfristigen Anpassung der Bevölkerung and die lokalen Witterungsverhältnisse [Evaluation of Health Impacts of Thermal Exposure under Consideration of Short-term Adaptation of Populations to Local Weather] (in German). Berichte des Deutschen Wetterdienstes 226, Offenbach am Main, 167 pp.

Hayhoe,K., 2004: Emissions pathways, climate change, and impacts on California. P. Natl. Acad. Sci. USA, 101, 12422.

Ogden, N.H., A. Maarouf, I.K. Barker,M. Bigras-Poulin, L.R. Lindsay,M.G.Morshed, C.J. O’Callaghan, F. Ramay, D. Waltner-Toews and D.F. Charron, 2006: Climate change and the potential for range expansion of the Lyme disease vector Ixodes scapularis in Canada. Int. J. Parasitol., 36, 63-70.

Tanser, F.C., B. Sharp and D. Le Sueur, 2003: Potential effect of climate change on malaria transmission in Africa. Lancet Infect. Dis., 362, 1792-1798.

Turnpenny, J.R., D.J. Parsons, A.C. Armstrong, J.A. Clark, K. Cooper and A.M. Matthews, 2001: Integrated models of livestock systems for climate change studies. 2. Intensive systems. Glob. Change Biol., 7, 163-170.

Frank,A.B. and W.A. Dugas, 2001: Carbon dioxide fluxes over a northern, semiarid, mixed-grass prairie. Agr. Forest Meteorol., 108, 317-326.

Parry, M.L., C. Rosenzweig,A. Iglesias, M. Livermore and G. Fischer, 2004: Effects of climate change on global food production under SRES emissions and socio-economic scenarios. Global Environ. Change, 14, 53-67.

Schroeter, D., 2004: ATEAM, Advanced Terrestrial Ecosystem Analysis and Modelling. Final Report, Potsdam Institute for Climate Impact Research, Postdam, Germany, 139 pp. [Accessed 21.03.07: http://www.pik-potsdam.de/ateam/ ateam_final_report_sections_5_to_6.pdf]

Lenton et al. 2008. Tipping elements in the Earth’s climate system. PNAS 105(6): 1786-1793.

Silverman, J., B. Lazar, L. Cao, K. Caldeira, and J. Erez (2009). Coral reefs may start dissolving when atmospheric CO2 doubles, Geophys. Res. Lett., 36, L05606, doi:10.1029/2008GL036282.

Tol, R.S.J., 2007: The double trade-off between adaptation and mitigation for sea-level rise: An application of FUND. Mitigation and Adaptation Strategies for Global Change, 12, 741-753.

Tol, R.S.J., 2002: Estimates of the damage costs of climate change. Part II: Dynamic estimates. Environ. Resour. Econ., 21, 135-160.

Nicholls, R.J., and J.A. Lowe, 2006: Climate stabilisation and impacts of sea-level rise. Avoiding Dangerous Climate Change, H.J. Schellnhuber, W. Cramer, N. Nakienovi, T.M.L. Wigley and G. Yohe, Eds., Cambridge University Press, Cambridge, 195-202.

Nicholls, R.J., and R.S.J. Tol, 2006: Impacts and responses to sea-level rise: a global analysis of the SRES scenarios over the twenty-first century. Philos. T. Roy. Soc. A, 364, 1073-1095.

Nicholls, R.J., 2004: Coastal flooding and wetland loss in the 21st century: changes under the SRES climate and socio-economic scenarios. Glob. Environ. Chang., 14, 69-86.

Hoegh-Guldberg, O., Hoegh-Guldberg, H., Veron, J.E.N., Green, A., Gomez, E. D., Lough, J., King, M., Ambariyanto, Hansen, L., Cinner, J., Dews, G., Russ, G., Schuttenberg, H. Z., Peñaflor, E.L., Eakin, C. M., Christensen, T. R. L., Abbey, M., Areki, F., Kosaka, R. A., Tewfik, A., Oliver, J. (2009). The Coral Triangle and Climate Change: Ecosystems, People and Societies at Risk. WWF Australia, Brisbane, 276 pp.

Parry et al., 2009. Overshoot, adapt and recover. Nature 458(7242): 1102-1103.

Zhu, C. and H. Alper. 2009. The Interacademy Panel on International Issues: IAP Statement on Ocean Acidification. [Available online: http://www.interacademies.net/Object.File/Master/9/075/Statement_RS1579 _IAP_05.09final2.pdf ] Accessed 9 July 2009.

Whelan, J., Maslowski, W., Clement Kinney, J.L., Jakacki, J. 2007. Understanding Recent Variability in the Arctic Sea Ice Thickness and Volume - Synthesis of Model Results and Observations. Eos Trans. AGU 88(52):Fall Meet. Suppl., Abstract C22A-06.

Meehl, G.A., T.F. Stocker, W. Collins, P. Friedlingstein, A. Gaye, J. Gregory, A. Kitoh, R. Knutti and Co-authors, 2007: Global climate projections. Climate Change 2007: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, S. Solomon, D. Qin,M.Manning, Z. Chen,M.Marquis, K.B.Averyt,M. Tignor and H.L.Miller, Eds., Cambridge University Press, Cambridge, 747-846.

Mitchell, J.F.B., J. Lowe, R.A.Wood and M. Vellinga, 2006: Extreme events due to human-induced climate change. Philos. T. Roy. Soc. A, 364, 2117-2133.

Voor meer informatie: www.wnf.nl/klimaat

Wereld Natuur Fonds Driebergseweg 10, 3708 JB Zeist 030 693 7333

Page 16: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Tem

per

atu

ur

stijg

ing

205

0Ge

base

erd

op h

uidi

ge N

L do

el v

an 5

0% C

O 2 e

mis

sie

redu

ctie

485-570 CO2 ppm

590-710 CO2-eq ppm

2020-2060 Piek jaar emissies

0 to -25% 2020*

-30 to -80% 2050*

440-485 CO2 ppm

535-590 CO2-eq ppm

2010-2030 Piek jaar emissies

-10 to -30% 2020*

-40 to -90% 2050*

350-400 CO2 ppm

445-490 CO2-eq ppm

2000-2015 Piek jaar emissies

- 25 to -40% 2020*

- 80 to -95% 2050*

* Verandering in Annex I CO2 emissies ( t.o.v. niveau 1990)

IPCC WGIII 2007

385 CO2 ppm

396 CO2-eq ppm

VOLKSGEZONDHEID

• 20% meer sterfte door hitte in

enkele EU-landen

• Toename met 70% van het gemiddeld aantal dagen waarop ozon de gezondheid bedreigt in 50 Amerikaanse steden; aanzienlijke verslechtering van luchtkwaliteit en meer luchtwegklachten

• Verviervoudiging van het aantal teken

• Verzesvoudiging van het aantal tropische dagen in sommige steden (bijv. Los Angeles)

• Toenemende kans op malaria (tot 28% meer) en 7% grotere verspreiding van deze ziekte

• Minstens 300 mln meer mensen dan nu lopen kans op malaria

• 5-6 mld mensen lopen kans op knokkelkoorts

• Waterproblemen (schaarste, vervuiling, overstromingen) bedreigen volksgezondheid, vooral in Afrika en Zuid-Azië

• Meer voedselvergiftiging: alleen al in Engeland 14.000 gevallen extra

• 90-200 mln mensen meer dan nu lopen kans op een ziekte overgebracht door dieren (zoals malaria) of water (zoals diarree)

• Toenemende ondervoeding in de armste landen

• Meer sterfte door hitte: 5000 extra slachtoffers per jaar in Australië en Nieuw-Zeeland

LANDBOUW

• Minstens 550 mln mensen

meer dan nu lopen kans op honger

• Productie uit akkerbouw loopt wereldwijd terug

• Aantal ondervoeden kan oplopen tot 1,3 mld

• Voedselprijzen stijgen met 30%

• Minder aanbod van bosproducten op gematigde en hoge breedten, bij toenemende vraag

• Sterke productiedaling van varkens en runderen

• Tarweopbrengst per ha in N-Europa 10-30% hoger, in Z-Europa tussen 15% lager en 30% hoger

• Negatieve effecten op land-bouw, wereldwijd stijgende voedselprijzen, 400 mln mensen lopen kans op honger

• Driekwart van de oogsten in Afrika kan mislukken

• Gemiddeld 9% lagere gewasopbrengsten in gematigde streken

• 12% lagere rijstopbrengst in China

• Tarweopbrengst in N-Europa 10-25% hoger, in Z-Europa tussen 10% lager en 20% hoger

• Negatieve effecten op varkens- en rundveehouderij

• Afnemende gewas-opbrengsten in droge en tropische streken (10% lager in Afrika), waardoor 18-60 mln mensen meer kans lopen op honger, vooral bezuiden de Sahara en in Zuid-Azië

• 5-20% lagere gewasopbrengst in N-Amerika

• Oplopend risico van ongelijkheid in water- en voedselzekerheid, en daardoor van conflicten

• Meer hittestress voor vee

• 5% lagere tarwe- en maïsproductie in India

• Hogere tarweopbrengst: 2-10% meer in N-Europa, 3-4% meer in Z-Europa

WATER

• Minstens 3,2 mld mensen meer dan nu lopen kans op problemen met (te veel, te weinig, te vies) water

• Minstens 600 mln Afrikanen meer dan nu hebben waterproblemen

• De waterhoeveelheid in de Murray en Darling, de belangrijkste rivieren van Australië, halveert

• Afnemende waterzekerheid in ZO-Australië en delen van Nieuw-Zeeland

• Meer regen in N-Europa: 22% hogere waterafstroming, meer watersnoden

• Minder regen in Z-Europa: 36% lagere waterafstroming, meer droogte

• Slinkende rivieren en watertekort in zuidwesten van VS

• 25% minder potentieel voor stroomopwekking (in 2070) bij huidige waterkrachtcentrales in EU

• 1,0-3,2 mld meer mensen dan nu lopen kans op watertekorten; droogte kan leiden tot migratie en conflicten

• 600 mln Afrikanen meer dan nu hebben een waterprobleem

• 80-180 mln Latijns-Amerikanen meer dan nu hebben een waterprobleem

• Groot droogterisico in Z-Europa, W-Afrika, M-Amerika, M-Oosten en delen van N-Amerika, Amazonegebied en China

• 10-20% meer beschikbaarheid van water in N-Europa, maar 5-35% minder in Z-Europa

• Overstromingen in Bangladesh zullen 25% groter oppervlak treffen

• 662-1700 mln mensen meer dan nu lopen kans op watertekorten

• Wereldwijde waterschaarste en tekort aan bodemvochtigheid, leidend tot nog intensiever landgebruik en meer woestijnvorming

• 1 mld Aziaten meer dan nu hebben waterproblemen

• 350 mln Afrikanen meer dan nu hebben waterproblemen

• 10-80 mln Latijns-Amerikanen meer dan nu hebben waterproblemen

• De waterhoeveelheid in de Murray en Darling neemt met 10% af

• 5-15% meer beschikbaarheid van water in N-Europa, met groter overstromingsrisico

• 0-25% minder beschikbaarheid van water in Z-Europa, met grotere kans op droogte

IJS EN GLETSJERS

• De Noordelijke IJszee is ’s zomers ijsvrij

• De Groenlandse ijskap en de ijsplaten rond Antarctica smelten op termijn (vrijwel) volledig weg, als verlaat gevolg van deze temperatuur

• Veel gletsjers op gematigde breedten verdwijnen.

• De bovenlaag van de Arctische permafrost ontdooit ’s zomers 30-50% dieper

• Het Arctische permafrost- gebied slinkt met meer dan 35%

• De Noordelijke IJszee is ’s zomers ijsvrij

• Van de Groenlandse ijskap smelt de komende eeuwen een flink deel weg, hetgeen de zeespiegel uiteindelijk 2-7 m verhoogt

• De Antarctische ijsplaten slinkt de komende eeuwen aanzienlijk

• De bovenlaag van de Arctische permafrost ontdooit ’s zomers 15-25% dieper

• Het Arctische permafrost- gebied slinkt met 20-35%

• 60% minder ijs op de Noordelijke IJszee in de zomer; sommig onderzoek duidt op volledig smelten zelfs bij opwarming < 2 graden

• Bij 1,5 graad opwarming smelt een aanzienlijk deel van de Groenlandse ijskap

• Het volume van het Antarc- tische zeeijs neemt met 25% af; het zeeijs trekt zich 2 breedtegraden verder terug

• Veel gletsjers in de tropen verdwijnen

• De bovenlaag van de Arctische permafrost ontdooit ’s zomers 10-15% dieper

ECOSYSTEMEN

• Resterend koraal zal ophouden met groeien en geleidelijk oplossen

• Meer dan 40% van ecosystemen verandert ingrijpend; sommige ecosysteemtypes zullen in hun huidige vorm niet meer bestaan

• Weinig ecosystemen kunnen zich aanpassen; nog maar de helft van de natuurreservaten kan zijn doelstellingen waarmaken; soorten als de Bengaalse tijger en dieren en planten van het hooggebergte verliezen hun habitat

• 15-40% van de endemische soorten in gebieden met grootste soortenrijkdom sterft uit; ook elders in de wereld sterven veel soorten uit

• Kooldioxide-sinks dreigen kooldioxidebronnen te worden; onomkeerbare schade dreigt voor cruciale ecosystemen (Noordpoolgebied, Amazonegebied, Borneo, Sundarbans)

• Waarschijnlijk grootschalige ontbossing van Amazonegebied, mogelijk uitsterven van 45% van de regionale boomsoorten

• Groter risico van bosbrand en insectenschade; in Canada kan verbrand areaal met 70-120% toenemen

• Meer dan 30% van de draslanden aan de kust gaat verloren, met aanzienlijke gevolgen voor biodiversiteit

• 8% toename van (half)woestijn- en steppegebieden; 40% van soorten bezuiden de Sahara loopt kans op uitsterven

• Van noordelijke toendra kan tot 50% bos worden, van noordelijke poolwoestijn kan 25% toendra worden

• 30% afname van resterende koraalgemeenschappen en koraalverbleking; weinig hoop op herstel van overgebleven koraal

• 88% van de bossen in de wereld loopt kans te veranderen in een andersoortig ecosysteem; risico op bosverlies in Amazonië, Canada, delen van de zuidelijke taiga, O-China, M-Amerika en de Mexicaanse Golfkust in de VS

• Het Amazonewoud loopt grote kans een CO2-bron te worden; gebied kan ecologisch ineenstorten

• 25% kans op uitsterven van boomsoorten in savanne van Midden-Brazilië

• Helft van draslanden rond Middellandse en Oostzee gaat verloren, evenals diverse trekvogelhabitats in VS

• Grootschalige achteruitgang en mogelijk uitsterven van ijsbeer en andere ‘ijsdieren’; hetzelfde geldt voor vele soorten in Mexico en Zuid-Afrika

• 33% van soorten sterft lokaal uit en 41-61% verlies van endemische plantensoorten in Namibië en Zuid-Afrika

• 5% toename van (half)woestijn- en steppegebieden; een kwart van de soorten bezuiden de Sahara loopt kans op uitsterven

• De helft van de koraalriffen is halverwege deze eeuw zo goed als verdwenen, met nadelige gevolgen voor onder meer kustverdediging en economische sectoren als visserij en toerisme (alleen al het Groot Barrièrerif is US$ 3,6 mld/jaar waard)

• 43% van de bossen in de wereld loopt kans te veranderen in een andersoortig ecosysteem; deel van Arctische streken raakt bebost

• Koolstof-sinks op land lopen kans om permanente koolstofbronnen te worden in onder meer Amazonië en Arctica

• Aanzienlijke schade en ontwrichting in ecosystemen van Arctica en gebergten; ook kan een belangrijk deel van de toendra en ruwweg de helft van de boreale bossen verdwijnen

• Verlies van ecosystemen: in de Z-Afrikaanse Karoo 80%, in Kakadu (Australië) en de Sundarbans (India/Bangladesh) de helft

• 25% van soorten sterft lokaal uit; steeds meer amfibieën sterven uit

• 15% van soorten bezuiden de Sahara loopt kans op uitsterven

• Leefgebieden van steeds meer dieren schuiven op; toenemend bosbrandgevaar

ZEESPIEGELSTIJGING

• Vertienvoudiging van

overstromingen in kustzones en andere laaggelegen gebieden

• Meer dan 560 mln kustbewoners lopen kans op watersnood; miljoenen zullen verhuizen

• Dichtbevolkte delta’s die het meeste gevaar lopen: Nijl, Ganges, Mekong, Mississippi, Godavari, Jangtsekiang

• Kustverdediging kost in 2100 wereldwijd $ 955 mld/jaar (bij 1 meter zeespiegelstijging)

• Kustverdediging kost in 2100 $ 136 mld/jaar in Europese OESO-landen

• Aanpassing aan zeespiegelstijging kost in Afrika 5-10% van bbp

• Minstens 7 mln Aziatische kustbewoners per jaar meer dan nu lopen watersnoodrisico

• 180 mln kustbewoners lopen watersnoodrisico; honderdduizenden zullen verhuizen, in eigen land of daarbuiten

• Kosten van kustverdediging en landverlies: $ 5-40 mld/jaar in 2050

• 7 mln Aziatische kustbewoners per jaar meer dan nu lopen watersnoodrisico

• Aanzienlijke effecten op kusthabitats, zoals mangrovebossen en draslanden, waardoor ze zeespiegelstijging en stormen minder goed kunnen bufferen

• Wereldwijd zullen grote rivierdelta’s aanzienlijke effecten ondervinden

• 20-50 mln kustbewoners lopen watersnoodrisico; de kosten bedragen honderden miljarden dollars

• Kosten van kustverdediging en landverlies: $ 1-5 mld/jaar in 2050

• 2 mln Aziatische kustbewoners per jaar meer dan nu lopen watersnoodrisico

• Exotische soorten koloniseren eilanden op gematigde en hoge breedten

• Landbouwverliezen oplopend tot 20% van het bbp op laaggelegen eilanden en tot 5% op bergachtige eilanden

• Steeds meer watersnood aan de kust en schade aan infrastructuur

EXTREEM WEER

• Branden, stormen,

droogtes en hittegolven worden nog frequenter en heviger

• Verzes-tot-achtvoudiging van het aantal tropische dagen in sommige gematigde gebieden

• Tropische orkanen en stormvloeden worden aanmerkelijk frequenter en heviger

• Zomers worden droger en winters natter in grote delen van de noordelijke gematigde en hoge breedten

• Branden, stormen, droogtes en hittegolven worden frequenter en heviger

• Bij 2,5-3,0 graden temperatuurstijging loopt de mondiale schade van extreem weer op tot gemiddeld 1-2% van het bbp; in ontwikkelingslanden tot 3-5% van hun bbp

• Tropische orkanen worden frequenter en heviger

• Extreme droogte neemt toe met 1-30% van het landoppervlak en zal op het vasteland van de gematigde breedten blijven toenemen

• Overstromingen, droogtes, stormen, hittegolven en andere vormen van extreem weer worden frequenter en heviger, hetgeen tot meer kosten en waar- schijnlijk tot slechtere ontwikkelingskansen leidt

• Orkanen van de zwaarste categorieën (4 en 5) zullen vaker voorkomen; de effecten zullen verergeren door zeespiegelstijging en stormvloeden

• Hevigheid van droogtes blijft toenemen

• Kustbescherming kost EU meer dan $ 4 mld/jaar

Voor meer informatie: www.wnf.nl/klimaat

Page 17: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

Antwoorden bij Project Klimaten Het klimaatsysteem van Köppen onderscheidt vijf hoofdklimaten. Welke zijn dat? A.Het tropisch regenklimaat B.Het droog klimaat C.Het zeeklimaat (maritiem klimaat) D.Het landklimaat (continentaal klimaat) E.Het koud klimaat Welke elf klimaten vallen onder de vijf hoofdklimaten? Leg uit wat de letters in de codes betekenen Af: Tropisch regenklimaat, warm, hele jaar regen As/Aw: Tropisch regenklimaat, warm, zomer of winter droog Bw: Woestijnklimaat, heel droog Bs: Steppeklimaat, soms regen Cs: Mediterraan klimaat, zomer droog Cw: Chinaklimaat, winter droog Cf: Gematigd zeeklimaat, hele jaar neerslag Df: Landklimaat, hele jaar neerslag Dw: Landklimaat, winter droog AF/AH: Sneeuwklimaat, eeuwige sneeuw ET : Toendraklimaat, minder koud Bij A, C en D: f = geen droge periode s = zomerdroog w = winterdroog Bij B: W= woestijn S = steppe Bij E: F = eeuwige sneeuw H = zelfde als F, maar dan in hooggebergte T = toendra Uit welke onderdelen bestaat een klimaatgrafiek? In een klimaatgrafiek kun je het gemiddelde weer in een jaar van een land of werelddeel aflezen. Op de x-as staan de twaalf maanden Op de linker y-as staat de temperatuur en op de rechter de neerslag in millemeters. Een rode lijn geeft de temperatuur aan. Schrijf over elk hoofdklimaat een informatief tekstje. A. Het tropisch regenklimaat: Af: erg warm en het hele jaar veel regen, tropisch regenwoud, rond de evenaar, bijvoorbeeld Indonesië. As/Aw: erg warm, een deel van het jaar regen, rond de evenaar. B. Het droog klimaat: BW: woestijnklimaat, grillige temperatuur, overdag heet, ’s nachts koud, droge heldere lucht, weinig plantengroei, Noord Afrika (Sahara), Arabië, Australië. BS: droog, enige regen, steppegebied, enkele bomen en planten, Noord en Zuid Afrika, Midden Azië.

Page 18: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

C. Het zeeklimaat: Cs: mediterraan klimaat, zonnig, af en toe regen, zomerdroog, landen rond de Middellandse Zee Cw: Chinaklimaat, natte zomers, drogere winters, China, Afrika, Zuid-Amerika Cf:gematigd zeeklimaat: hele jaar regen, over de hele wereld, o.a. Nederland. D. Het Landklimaat:

Df: hete zomers, koude winters, hele jaar neerslag, Rusland. Ds: hete zomers, koude droge winters, Siberië E. Het koud klimaat:

EF: sneeuwklimaat: eeuwige sneeuw, bevroren zee, Noord en –Zuidpool EH: hooggebergteklimaat: lijkt op sneeuwklimaat, hoog in de bergen eeuwige sneeuw en permafrost, Himalaya ET: toendraklimaat: minder koud, wel vetplanten, Canada, Lapland Schrijf de betekenis op van de volgende woorden en begrippen: aardoppervlak: water of land, land snel verwarmd en afgekoeld, water langzaam warm, houdt de warmte langer vast. Boven land grote temperatuurverschillen, boven zee niet. amplitudo: het verschil tussen de laagste en de hoogste temperatuur per dag of per jaar. anemometer: instrument waarmee de windsnelheid wordt uitgedrukt in meters per seconde of kilometers per uur. atmosfeer: het luchtomhulsel van de aarde. De lucht bestaat uit 4 % waterdamp, 78 % stikstof, 21 % zuurstof en 1 % andere gassen. Ook verontreinigingen als vulkanische as, zout, rook- en roetdeeltjes. In de atmosfeer zijn vier lagen: 1.troposfeer: tot 12 km hoog, hierin spelen de levensverschijnselen zich af. 2. stratosfeer: tot 50 km hoog, ozonlaag. 3. mesosfeer: tot 80 km hoog 4. thermosfeer: tot 180 km hoog Tussen 60 à 70 km en 600 km hoog de ionosfeer: luchtmoleculen zijn gesplitst in elektrisch geladen deeltjes (ionen). barometer: instrument om luchtdruk te meten. Schaal van Beaufort: windsnelheidsschaal, uitgevonden door de Engelse admiraal Sir Francis Beaufort in 1805. broeikaseffect: de uitgestraalde warmte van waterdamp, kooldioxide, methaan, lachgas en ozon wordt door de atmosfeer vastgehouden. Celsius: schaal voor temperatuurregistratie, uitgevonden door de Zweed Anders Celsius (1701-1744). 0 graden is het smeltpunt van ijs, 100 graden het kookpunt van water. condensatie: de overgang van water naar een andere vloeibare vorm, bijvoorbeeld mist, dauw en wolken. convectie: opgewarmde lucht stijgt op van de aarde, vormt wolken en regen. dauw/dauwpunt: mist en dauw treden op als de lucht door afkoeling verzadigd raakt. Fahrenheit: schaal voor temperatuurregistratie, uitgevonden door Gabriel Fahrenheit (1686-1736). 32 graden is het smeltpunt van ijs, 96 graden de temperatuur van een gezond mens. lage/hoge drukgebied: gebied met lage/hoge luchtdruk. Hoge druk: dalende lucht lost de wolken op: mooi weer. Lage druk: lucht beweegt rondom een kern: wind, neerslag. hygrometer: instrument om luchtvochtigheid te meten. isohyet: lijn die plaatsen met evenveel regen met elkaar verbindt. isotherm: lijn die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbindt. isobaar: lijn die punten met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt. keerkringen: de verst van de evenaar gelegen parallellen waar nog een loodrechte zonnestand optreedt. Noord: kreeftskeerkring. Zuid: steenbokskeerkring. Kelvin: geleerde die temperatuurschaal maakte die uitgaat van de laagst mogelijke temperatuur: 0 graden. klimaat: de gemiddelde situatie van het weer in een bepaalde plaats gedurende 30 jaar.

Page 19: © 2010 - Minka Dumont  · de punaise groot genoeg, zodat de molen straks goed kan draaien. 9. Schuif de achterkant van het potlood met het gum door het gat onderin de middelste beker.

klimaatzone: gordel die gekenmerkt wordt door een bepaald klimaat. luchtdruk: geeft de druk aan van de atmosfeer op een bepaalde plaats op zee in millimeters kwikdruk. Hoe hoger, hoe lager de luchtdruk. luchtsoort: grote hoeveelheid lucht met dezelfde eigenschappen, bijvoorbeeld equatoriale lucht: lucht uit tropische streken. meteorologie: wetenschap die het weer bestudeert en probeert te voorspellen. millibar: eenheid om de luchtdruk aan te geven. ozonlaag: gas, dat van nature voorkomt in de atmosfeer. Er zijn twee soorten: 1.smog: vervuiling in de troposfeer door industrie en verkeer 2.ozon in de stratosfeer die de ultraviolette straling van de zon tegenhoudt. permafrost: permanent bevroren ondergrond. pluviometer: instrument om de hoeveelheid neerslag te meten. semi aride/humide: een gebied met een warm en vrij droog/vochtig klimaat. thermiek: opstijgende lucht bij grote warmte. troposfeer: onderste laag van de atmosfeer waarin zich de weersverschijnselen afspelen. turbulentie: luchtwervelingen, die ontstaan door een verstoring van de luchtstroom, bijvoorbeeld door een torenflat.