Post on 18-Mar-2016
description
Wachters
van de tijd
Jongeren opvoeden
tot rechtvaardigheid en vrede
Inleiding
Het begin van een nieuw jaar - een geschenk van God aan de mensheid -
zet me ertoe aan om aan allen, van harte en met groot vertrouwen, mijn
beste wensen over te maken: moge de tijd die voor ons ligt concreet
gekenmerkt worden door rechtvaardigheid en vrede.
Met welke ingesteldheid zien we het nieuwe jaar tegemoet? In Psalm 130
vinden we een heel mooi beeld. De psalmist zegt dat de gelovige mens
op de Heer wacht, “meer nog dan de wachters die uitkijken naar de
ochtend” (vers 6); hij ziet met vaste hoop uit naar de morgen, want hij
weet dat die licht, barmhartigheid en heil zal brengen.
Die verwachting is ontsproten aan de ervaring van het uitverkoren volk,
dat erkent dat God hen leert om de wereld te zien zoals hij is en niet te
bezwijken voor tegenspoed. Ik nodig jullie uit om naar het jaar 2012 te
kijken met deze ingesteldheid van hoopvol vertrouwen. Het is waar dat in
het jaar dat nu ten einde loopt, het gevoel van frustratie is toegenomen
als gevolg van de crisis die de samenleving en de wereld van de arbeid
en de economie treft; een crisis waarvan de wortels vooral van culturele
en antropologische aard zijn. Het is bijna alsof een donkere sluier onze
tijd in duisternis heeft gehuld en niet toelaat het daglicht duidelijk te
herkennen.
Paus Benedictus xvi
Deze boodschap schreef de
paus op 8 december ter
gelegenheid van wereld-
vrededag 1 januari 2012.
Deze tekst werd vertaald
door Jan Vanden Berghe,
Pax Christi Vlaanderen &
Ipid.
Deze tekst wordt u aangeboden door Kleopas.
Elke week zendt Kleopas een nieuwe aflevering van
Bijbel in 1000 seconden uit, het kookprogramma
voor de zondagsliturgie. De uitdaging is telkens
weer: hoe breng je het bijbelverhaal op smaak,
in het bijzonder voor de kinderen die mee aan tafel zitten?
Bijbel in 1000 seconden biedt inspiratie d.m.v. een wekelijkse e-mail, een
map met fiches en een website vol verwerkingssuggesties voor elke zondag.
In deze duisternis houdt het hart van de mens nochtans niet op het
morgenrood, waarover de psalmist spreekt, te verwachten. Die
verwachting leeft uitgesproken bij de jongeren, en daarom gaan mijn
gedachten naar hen en naar de bijdrage die zij kunnen en moeten
leveren aan de samenleving. Daarom zou ik deze boodschap voor de 45e
Wereldvrededag willen wijden aan het thema van de opvoeding:
Jongeren opvoeden tot rechtvaardigheid en vrede, in de overtuiging dat
zij, met hun enthousiasme en gedreven door hun idealisme, nieuwe
hoop in de wereld kunnen brengen.
Mijn boodschap richt zich ook tot de ouders, tot de gezinnen, tot
iedereen aan wie opvoeding en vorming toevertrouwd zijn, alsook tot
hen die verantwoordelijkheid dragen in de diverse domeinen van het
religieuze, maatschappelijke, politieke, economische en culturele leven
en in de media. Aandacht hebben voor de wereld van de jongeren,
bekwaam zijn om naar hen te luisteren en hun inbreng te waarderen, is
niet alleen een uitgelezen kans, maar een fundamentele opgave voor de
hele samenleving in de uitbouw van een toekomst van rechtvaardigheid
en vrede.
Het gaat erom jonge mensen de smaak voor de positieve waarde van het
leven bij te brengen door in hen het verlangen te wekken om zich in te
zetten in dienst van het Goede. Dat is een opgave die ons aller
persoonlijke engagement vereist.
De zorgen die vele jongeren de laatste tijd in verschillende regio’s in de
wereld hebben geuit, drukken de wens uit om met gerechtvaardigde
hoop naar de toekomst te kunnen kijken. En er zijn vandaag heel wat
aspecten waarover ze zich ernstig zorgen maken: ze verlangen naar een
opleiding die hen grondiger voorbereidt op de confrontatie met de
werkelijkheid; ze zien hoe moeilijk het is om een gezin te vormen en vast
werk te vinden; ze vragen zich af of ze effectief een bijdrage zullen
kunnen leveren aan de politiek, de cultuur en de economie, om zo mee
te bouwen aan een samenleving met een menselijker en meer solidair
gezicht.
Het is belangrijk dat wat bij de jongeren gist en het idealisme dat eraan
ten grondslag ligt, in alle geledingen van de samenleving de aandacht
krijgen die ze verdienen. De Kerk kijkt vol hoop naar de jongeren, ze
heeft vertrouwen in hen en moedigt hen aan op zoek te gaan naar de
waarheid, het algemeen welzijn te behartigen en open te staan voor de
wereld rondom hen, met ogen die in staat zijn om “nieuwe dingen” (Js
42,9 en 48,6) te zien!
2
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
De verantwoordelijken voor de opvoeding
Opvoeding is het meest fascinerende en moeilijkste avontuur in het
leven. Opvoeden – van het Latijnse educere – wil zeggen iemand naar
buiten leiden, weg uit zichzelf, om hem binnen te leiden in de
werkelijkheid, naar een volheid die hem doet groeien. Dit proces wordt
gevoed door de ontmoeting van twee vrijheden, die van de volwassene
en die van de jongere. Dit vraagt verantwoordelijkheid vanwege de
leerling, die open moet staan om zich te laten leiden naar de kennis van
de werkelijkheid, en van de opvoeder, die bereid moet zijn om zichzelf te
geven. Daarvoor zijn meer dan ooit authentieke getuigen nodig, mensen
die niet alleen regels en informatie doorgeven; getuigen, die verder
kunnen kijken dan de anderen, omdat hun leven zoveel breder is. Een
getuige is iemand die allereerst zelf voorleeft wat hij een ander
voorhoudt.
Waar zijn de plaatsen waar een echte opvoeding tot vrede en tot
rechtvaardigheid rijpt? Op de eerste plaats is dat het gezin, want de
ouders zijn de eerste opvoeders. Het gezin is de kiemcel van de
samenleving. “In het gezin leren de kinderen de menselijke en
christelijke waarden, die een constructief en vreedzaam samenleven
mogelijk maken, kennen. In het gezin leert men solidariteit tussen de
generaties, respect voor regels, vergeving en aanvaarding van de
ander”.1 Het is de eerste school waarin men opgevoed wordt tot
rechtvaardigheid en tot vrede.
We leven in een wereld waarin het gezin en ook het leven zelf
voortdurend bedreigd en niet zelden verbrijzeld worden.
Arbeidsvoorwaarden die vaak nauwelijks verenigbaar zijn met familiale
verantwoordelijkheden, zorgen om de toekomst, het opgejaagde
levensritme, migraties op zoek naar geschikte middelen om in het
levensonderhoud te voorzien – als het al niet gaat om puur overleven –
maken het uiteindelijk erg moeilijk om een voor de kinderen bijzonder
kostbaar goed te verzekeren: de aanwezigheid van de ouders.
Die aanwezigheid maakt het mogelijk om op een almaar diepgaandere
manier samen op weg te gaan om zo de ervaring en de met de jaren
verworven zekerheden door te kunnen geven. En die overdracht wordt
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
3
pas mogelijk dankzij de tijd die ouders en kinderen samen doorbrengen.
Ik zou de ouders willen aansporen om de moed niet te verliezen! Mogen
zij met het voorbeeld van hun eigen leven hun kinderen aanmoedigen
om hun hoop vooral op God te stellen. Van Hem alleen immers gaan
echte rechtvaardigheid en echte vrede uit.
Ik zou me ook tot de verantwoordelijken van instellingen met een
opvoedingsopdracht willen richten: dat zij met een groot
verantwoordelijkheidsgevoel erover zouden waken dat in alle
omstandigheden de waardigheid van elke persoon geëerbiedigd wordt
en recht wordt gedaan. Dat zij ervoor zorgen dat elke jongere zijn
persoonlijke roeping zou kunnen ontdekken, door hem zo te begeleiden
dat de talenten die de Heer hem heeft toevertrouwd vrucht mogen
dragen. Dat zij de gezinnen ook de verzekering bieden dat hun kinderen
een vormingstraject kunnen afleggen dat niet in tegenspraak is met hun
geweten en hun religieuze principes.
Moge elke opvoedingsinstantie een plek zijn waar men open staat voor
het transcendente en voor de anderen; een plaats van dialoog, van
samenhorigheid en luisterenbereidheid, waar de jongere met zijn eigen
mogelijkheden en zijn innerlijke rijkdom tot zijn recht kan komen en zijn
medemensen echt leert hoogachten. Een plek ook waar jongeren
kunnen leren proeven van de vreugde die ontspringt daar waar men
elke dag opnieuw leeft in naastenliefde en medeleven met de naaste en
in de actieve deelname aan de uitbouw van een menselijker en
broederlijker samenleving.
Vervolgens richt ik me tot de politieke verantwoordelijken en roep hen
op gezinnen en opvoedingsinstellingen concreet te helpen om hun recht
en hun plicht tot opvoeden uit te oefenen. Aangepaste ondersteuning
van het moeder- en vaderschap mag nooit ontbreken. Mogen de politici
ervoor instaan dat niemand de toegang tot scholing geweigerd wordt en
dat de gezinnen in alle vrijheid de opvoedingsinstellingen kunnen kiezen
die ze als de best geschikte beschouwen voor het welzijn van hun
kinderen. Mogen ze zich daadwerkelijk inzetten voor de hereniging van
gezinnen die verdeeld zijn geraakt om in hun levensonderhoud te
voorzien. Mogen ze de jongeren een helder beeld van de politiek bieden,
als een echte dienst aan het algemeen welzijn.
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
Bovendien kan ik niet anders dan ook de wereld van de media op te
roepen om haar bijdrage in de opvoeding te leveren. In de huidige
samenleving spelen de massacommunicatiemiddelen een bijzondere rol:
ze informeren niet alleen, maar ze bewerken ook de geest van hen tot
wie ze zich richten, en ze kunnen bijgevolg aanzienlijk bijdragen tot de
opvoeding van de jongeren. Het is belangrijk voor ogen te houden dat er
een erg nauwe band bestaat tussen opvoeding en communicatie:
opvoeding gebeurt immers bij middel van communicatie, die de vorming
van een mens positief of negatief beïnvloedt.
Ook de jongeren moeten de moed hebben om op de eerste plaats zelf te
beleven wat ze van hun omgeving vragen. Er rust een grote
verantwoordelijkheid op hun schouders: mogen ze de kracht hebben om
hun vrijheid op een goede en verantwoordelijke manier te gebruiken. Zij
zijn zelf ook verantwoordelijk voor hun opvoeding en vorming tot
rechtvaardigheid en vrede!
Opvoeden tot waarheid en vrijheid
Sint-Augustinus vroeg zich af: “Quid enim fortius desiderat anima quam
veritatem? – Waarnaar verlangt de menselijke ziel nog sterker dan naar
de waarheid?” Het menselijk gezicht van een samenleving hangt sterk af
van de mate waarin de opvoeding bijdraagt om deze niet te verdringen
vraag levendig te houden. De opvoeding heeft immers te maken met de
globale vorming van de mens, met inbegrip van de morele en spirituele
dimensie van zijn bestaan, met het oog op zijn uiteindelijke bestemming
en op het welzijn van de samenleving waartoe hij behoort. Daarom moet
men, om tot waarheid op te voeden, allereerst weten wat de mens is,
moet men zijn natuur kennen.
Terwijl hij de hem omringende werkelijkheid in ogenschouw neemt,
bedenkt de psalmist: “Als ik de hemelkoepel zie, door uw vingers
gevormd, als ik maan en sterren zie, door U daar aangebracht: wat is de
mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U voor hem zorgt?”
(Psalm 8, 4-5). Dat is de fundamentele vraag die men zich moet stellen:
wie is de mens? De mens is een wezen dat in zijn hart een dorst naar
oneindigheid draagt, een dorst naar waarheid – geen deelwaarheid,
maar een waarheid die de zin van het leven kan verklaren - want hij
5
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
werd naar Gods beeld en op hem gelijkend geschapen. Het leven
dankbaar erkennen als een onschatbaar geschenk leidt zo tot de
ontdekking van de eigen innerlijke waardigheid en de onaantastbaarheid
van elke persoon.
Daarom bestaat de eerste opvoeding erin in de mens het beeld van de
Schepper te leren herkennen en bijgevolg een diep respect te koesteren
voor elk menselijk wezen en de anderen te helpen om hun leven uit te
bouwen in overeenstemming met deze hoogste waardigheid. Men mag
nooit vergeten dat “de ware ontwikkeling van de mens de gehele
persoon in al zijn dimensies betreft”, met inbegrip van zijn
transcendente dimensie, en dat de persoon niet mag opgeofferd worden
om een specifiek goed te bereiken, zij het van economische of sociale,
individuele of gemeenschappelijke aard.
Alleen in zijn relatie met God begrijpt de mens ook de betekenis van zijn
eigen vrijheid. En het is de taak van de opvoeding tot echte vrijheid op te
leiden. Die bestaat niet in het ontbreken van verbondenheid of in de
heerschappij van de willekeur en zij is niet de verabsolutering van het
“ik”. De mens die zichzelf verabsoluteert, die denkt dat hij van niets of
niemand afhankelijk is en alles kan doen wat hij wil, spreekt uiteindelijk
de waarheid van zijn eigen bestaan tegen en verliest zijn vrijheid. De
mens is integendeel een relationeel wezen, dat leeft in relatie met de
anderen en vooral met God. Echte vrijheid kan nooit bereikt worden
door zich van God te verwijderen.
De vrijheid is een kostbare, maar delicate waarde; ze kan misverstaan en
misbruikt worden. “Een bijzonder bedreigende hindernis voor het
opvoedingswerk vandaag vormt in onze samenleving en cultuur de
massieve aanwezigheid van het relativisme, dat niets als definitief erkent
en alleen het eigen ik met zijn begeertes als ultieme maatstaf laat gelden
en onder het mom van vrijheid voor iedereen een gevangenis wordt,
omdat het de mensen uit elkaar haalt en iedereen reduceert tot iemand
die zich in zijn eigen “ik” opsluit. Binnen zulk een relativistische horizon
is echte opvoeding daardoor niet mogelijk: zonder het licht van de
waarheid ziet elk mens zich immers vroeg of laat veroordeeld om te
twijfelen zowel aan de kwaliteit van zijn eigen leven en van de relaties
die het mee vormgeven, als aan de waarde van zijn inzet om samen met
anderen iets op te bouwen.
6
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
Om zijn vrijheid uit te oefenen, moet de mens bijgevolg de relativistische
horizon oversteken en de waarheid over zichzelf en de waarheid
omtrent goed en kwaad leren kennen. In de diepte van zijn geweten
ontdekt de mens een wet, die hij niet zelf uitvaardigt, maar waaraan hij
integendeel gehoor moet geven en waarvan de stem hem oproept om
lief te hebben, om het goede te doen en het kwade te laten, en om de
verantwoordelijkheid op te nemen voor het goede dat hij doet en het
kwaad dat hij begaat. Daarom is de uitoefening van de vrijheid
fundamenteel verbonden met de morele natuurwet, die een universeel
karakter heeft. Ze geeft uitdrukking aan de waardigheid van elk mens,
vormt de basis voor zijn fundamentele rechten en plichten, en bijgevolg
en in laatste instantie, voor het samenleven van mensen in
rechtvaardigheid en vrede.
Het juiste gebruik van de vrijheid staat dus centraal in de bevordering
van de rechtvaardigheid en de vrede, die respect voor zichzelf en voor
de andere vereisen, zelfs als die sterk afwijkt van de eigen bestaans- en
levenswijze. Die basishouding brengt de elementen voort zonder
dewelke vrede en rechtvaardigheid loze woorden blijven: wederzijds
vertrouwen, het vermogen om een constructieve dialoog te voeren, de
mogelijkheid tot vergeving – die we zo vaak voor onszelf willen bekomen,
maar o zo moeilijk zelf schenken – wederzijdse liefde, het meevoelen
met de zwaksten en de bereidheid offers te brengen.
Opvoeden tot rechtvaardigheid
In onze wereld, waarin de waarde van de persoon, zijn waardigheid en
zijn rechten – voorbij alle intentieverklaringen – ernstig bedreigd worden
door de algemeen verspreide tendens om uitsluitend rekening te
houden met criteria van nuttigheid, winst en materieel bezit, is het
belangrijk het begrip rechtvaardigheid niet los te snijden van zijn
transcendentale wortels. Rechtvaardigheid is immers niet zomaar een
menselijke overeenkomst; wat rechtvaardig is, wordt in oorsprong niet
bepaald door een positieve wet, maar door de diepe identiteit van de
mens. Het is de integrale visie op de mens die ons in staat stelt niet te
vervallen in een contractuele visie op rechtvaardigheid, maar ook,
dankzij haar, de horizon van de solidariteit en de liefde te openen.
7
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
We kunnen niet ontkennen dat bepaalde stromingen in de moderne
cultuur, steunend op rationalistische en individualistische principes uit
de economie, het begrip rechtvaardigheid hebben vervreemd tot in zijn
transcendente wortels door het te scheiden van de naastenliefde en de
solidariteit: “De aardse stad wordt niet alleen vooruitgeholpen door
betrekkingen op grond van rechten en plichten, maar allereerst en
vooral op grond van relaties die worden getekend door belangeloze
vrijgevigheid, barmhartigheid en samenhorigheid. De naastenliefde
openbaart, ook in de menselijke relaties, altijd de liefde van God; die
verleent aan iedere inzet voor rechtvaardigheid in de wereld een
theologische en heilbrengende waarde.”
“Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen
verzadigd worden” (Mt 5,6). Zij zullen verzadigd worden omdat ze
hongeren en dorsten naar een juiste relatie met God, met zichzelf, met
hun medemens en met de hele schepping.
Opvoeden tot vrede
"Vrede betekent niet slechts afwezigheid van oorlog en beperkt zich niet
tot het in stand houden van het evenwicht tussen tegenovergestelde
machtsblokken. Vrede op aarde kan niet tot stand komen zonder de
bescherming van het persoonlijk eigendom, de vrije communicatie
tussen de mensen, de eerbied voor de menselijke waardigheid van
personen en volkeren, en van de toegewijde beoefening van de
broederlijkheid." Vrede is een vrucht van de rechtvaardigheid en een
gevolg van de naastenliefde. Zij is vooral een geschenk van God. Wij
christenen geloven dat Christus onze ware vrede is: in Hem en in zijn
Kruis, heeft God de wereld met Hem verzoend en de scheidsmuur
tussen ons neergehaald (zie Ef 2,14-18); in Hem is er nog maar één
familie, in liefde met elkaar verzoend.
De vrede is echter niet alleen een geschenk dat men ontvangt, maar ook
altijd een werk dat moet worden opgebouwd. Om echte vredestichters
te zijn, moeten we onszelf opvoeden tot mededogen, solidariteit,
samenwerking en broederlijkheid. We moeten actief aanwezig zijn in de
8
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
samenleving, waakzaam blijven om het geweten van de mensen wakker
te schudden voor nationale en internationale vraagstukken en voor het
belang van het zoeken naar geschikte modaliteiten voor de herverdeling
van de rijkdom, voor het bevorderen van de groei, voor de
ontwikkelingssamenwerking en de vreedzame oplossing van conflicten.
"Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd
worden", zegt Jezus in de Bergrede (Mt 5,9).
Vrede voor allen is de vrucht van de rechtvaardigheid voor iedereen.
Niemand kan zich onttrekken aan de wezenlijke plicht om de
rechtvaardigheid te bevorderen volgens zijn eigen bekwaamheden en
verantwoordelijkheden. Ik nodig in het bijzonder de jongeren uit, om
met de sterke gehechtheid aan idealen die hen eigen is, met geduld en
standvastigheid op zoek te blijven gaan naar rechtvaardigheid en vrede
en om de smaak voor wat rechtvaardig en waar is te cultiveren, zelfs als
dit offers zou kunnen vragen en de bereidheid om tegen de stroom in te
zwemmen.
De ogen op God richten
Met de moeilijke uitdaging voor ogen om de wegen van de
rechtvaardigheid en de vrede te bewandelen, kunnen we in de bekoring
komen om ons met de psalmist af te vragen: “Ik sla mijn ogen op naar
de bergen: van welke berg komt mijn hulp?” (Ps 121, 1).
Tot u allen, in het bijzonder tot de jongeren, zou ik met nadruk willen
zeggen: “Het zijn niet de ideologieën die de wereld zullen redden, maar
alleen een terugkeer tot de levende God, die onze Schepper is, die
garant staat voor onze vrijheid, voor wat werkelijk goed en waar is… de
terugkeer, zonder enige terughoudendheid, tot God, die de maat is van
wat rechtvaardig is en die tegelijk eeuwige liefde is. En wat anders zou
ons kunnen redden dan alleen de liefde?” De liefde vindt vreugde in de
waarheid, ze is de kracht die ons in staat stelt ons in te zetten voor de
waarheid, de gerechtigheid en de vrede, want ze verdraagt alles, gelooft
alles, hoopt alles en verduurt alles (cf. 1 Kor 13,1-13).
Dierbare jonge mensen, jullie zijn een kostbaar geschenk voor de
samenleving. Laat je niet ontmoedigen als jullie met moeilijkheden te
kampen hebben. Verlaat je niet op valse oplossingen, die vaak de
9
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t
eenvoudigste weg lijken om problemen te boven te komen. Wees niet
bang je in te zetten, je in te spannen en offers te brengen, te kiezen voor
wegen die trouw en volharding, eenvoud en toewijding vergen. Vertrouw
op je jeugd en je diepe verlangens naar geluk, waarheid, schoonheid en
oprechte liefde die jullie ervaren! Beleef intens deze periode in je leven
die zo rijk en vol van enthousiasme is.
Wees je ervan bewust dat jullie zelf een inspirerend voorbeeld zijn voor
de volwassenen. En hoe meer jullie je inspannen om een einde te maken
aan onrecht en corruptie, en hoe meer jullie verlangen naar een betere
toekomst en je engageren om die waar te maken, des te meer zullen
jullie een echt voorbeeld zijn. Wees je bewust van je mogelijkheden en
sluit je nooit op in jezelf, maar probeer te werken aan een mooiere
toekomst voor iedereen. Jullie zijn nooit alleen. De Kerk heeft
vertrouwen in jullie, ze gaat met jullie mee, moedigt jullie aan en wil
jullie graag haar meest kostbare geschenk aanbieden: de mogelijkheid
om je ogen op te slaan naar God, om Jezus te ontmoeten, Hij die
rechtvaardigheid en vrede is.
Aan u allen, mannen en vrouwen, die de zaak van de vrede sterk ter
harte nemen: de vrede is niet iets wat al verworven is, maar een doel dat
wij allen en ieder van ons moeten nastreven. Laten we met nog meer
hoop naar de toekomst kijken. Laten we elkaar bemoedigen op onze
tocht. Laten we samenwerken om onze wereld een menselijker en
broederlijker gezicht te geven. En laten we ons samen verantwoordelijk
voelen voor de huidige en de komende jonge generaties, vooral door
hen op te voeden tot vredelievende mensen en vredestichters. Vanuit dit
besef stuur ik u deze overwegingen en richt ik mijn oproep tot u: laten
we onze geestelijke, morele en materiële krachten verenigen om “de
jongeren tot rechtvaardigheid en vrede op te voeden”.
10
w
w
w
.
p
a
x
c
h
r
i
s
t
i
.
b
e
/
v
r
e
d
e
s
s
p
i
r
i
t
u
a
l
i
t
e
i
t